Woord vooraf
Nu met de verschijning van dit derde deel mijn studie over Vondels drama's voltooid is, stel ik er prijs op, mijn hartelijke dank uit te spreken jegens allen die mij geholpen hebben deze langdurige en vaak moeizame arbeid tot een goed einde te brengen. Ik denk daarbij niet alleen aan de directe hulp die ik heb mogen ontvangen, maar vooral ook aan de indirecte steun die mij ten deel is gevallen in de vorm van een steeds weer betoonde belangstelling in de voortgang en voltooiing van mijn werk. De stimulerende kracht, die daarvan is uitgegaan, kan niet gemakkelijk worden overschat. En in het bijzonder deed het mij goed, dat die belangstelling van zoveel verschillende kanten kwam: van collega's en vakgenoten, van mijn studenten en oud-leerlingen, van vrienden en kennissen. Ik dank al deze indirecte medewerkers voor wat zij door hun interesse voor dit boek hebben gedaan.
Evenals in het ‘Woord vooraf’ van mijn twee vorige delen moet ik hier in het bijzonder drie namen noemen: die van mijn vrienden en collega's Prof. Dr. W.J.M.A. Asselbergs en Prof. Dr. P. Minderaa, en die van mijn onvermoeibare Utrechtse medewerkster Mejuffrouw Drs. S.F. Witstein. Naast de indirecte steun, die ook zij mij voortdurend geboden hebben, dient hier tevens hun directe hulp te worden vermeld. Mijn beide collega's hebben mij ook ditmaal op bepaalde punten met raad en daad terzijde gestaan, terwijl mejuffrouw Witstein opnieuw voor het benodigde studiemateriaal heeft zorg gedragen en de samenstelling van het personen- en titelregister voor haar rekening heeft willen nemen.
Ook een woord van dank aan de Heer W.E.J. Tjeenk Willink, lid der directie van de N.V. Uitgeversmaatschappij