te worden in een doove sloot, also hy hetselve om de naaderende brant in sijn Huys niet seekerst vermeinde te zijn; doch tegens alle gedachten wierd zyn Huis wonderbaarlijck verschoont, en sijn goet, het welcke hy in dese sloot dachte veiligh te wesen, door het vuyr verslonden.
In de Wildervanck zijn omtrent vijftijn Hondert vuyren Turff verbrant. In het Echter Veen is omtrent de helfte, en in Noord-wolde in Vrieslant meest al de Trurff door dese brant verteert.
Een Man gaande om sijn Peert te bergen wierde van het vuyr sodaanig omcingelt, dat gedwongen wierde om het selve achter te laaten en sijn eigen lijf ter nauwer noot konde bergen: doch de brant zynde vermindert, vond sijn Peert noch behouden, maar de Maan en Steert geheel afgesenght ende Toom tot aan de Mont en Span-riem aan de buick toe afgebrant.
Met de Behuisinge van de Heer Rentemeester Stolts kwam het oock schrap by, naaderende de Brandt so vreeselijck daar naa toe, dat benevens al sijn volck destijts daar tegenwoordig zijnde, hem genootsaakt vond, om met allen haast en yver de armen te werck te slaan en de Meuble goederen in een naast gelegen Schip te bergen; doch door des Heeren genaade de wint ondertusschen verminderende, is desselfs plaatse en goet noch behouden gebleven.
Op gelijcke wijse sochten de meeste luyden in Sapmeer haar goet te bergen en over al het selve weg te brengen, alsoo het niet anders scheen als of daar omtrent niet een spijr van de vlam soude verschoont blijven, doordien de wint geene voncken maar geheele Brandende Turven en stucken Vuyrs op een seer groote hoogte en distantie sodaanigh door de Lucht joeg en over het geheele Veen en naastgelegene plaetsen verstroyde, als of het enckel vlam en vuyr van den Hemel regende, en een verschrickkelijcke brandt, als die van Sodom en Gomorra verbeelde.
Op dese brandt is een geestig gedicht van die vermaarde Dichtersche Juffr. Titia Brongersma gemaakt, het welcke wy den leeser ten besluit hijr mede deelen.