Konradijn
(1736)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Aan den heer, P.F.N.Het valschGa naar voetnoot(1) Bedrog en de onmeêdogendeGa naar voetnoot(2) Hovaardy,
(Al te opgeblaazen door haar staat en heerschappy)
Doen hier de zuivreGa naar voetnoot(3) Deugd in ysre boeijens treuren,
Om opentlyk haar op 't schavot van een te scheuren.
Wat raad? zy ziet eens naar den hemel, en zy schreid,
Noch leunende op den erm van deGa naar voetnoot(4) Edelmoedigheid,
Die, spyt denGa naar voetnoot(5) Achterklap (de booste vyandinne)
Meê torst de ramp van haar onnoosle halsvrindinne.
En schoon dit schouwspel 't hart der dwingelanden raakt,
En hunn'Ga naar voetnoot(6) Geweeten zelf 's Deugds minnaaresse maakt,
Men wil de voorspraak van haar liefde niet aanhooren;
Gereed die vlam met bloed te stikken en te smooren.
De Deugd legt dan haar hals, gelyk een witte zwaan,
Op 't offerblok. Hou op, ô beul! wil noch niet slaan!
'k Zie haar verlosser; 'k hoor 't volk schreeuwende om genade.
Zy leeve! neen, dit smeekt vergeefs; die komt te spade.
Wel aan. Het overschot ten minsten nu gebergd.
Hoogachtbaare Heer, ly dat myn stoutheid u dit vergd;
Vergun my dat ik 't aan uw voeten nederzette,
Op dat een Dichtharpy haar strooje noch besmette.
| |
[pagina 7]
| |
Ontfang gebeente en asch (getrokken uit het vyer)
In deze lykbus, niet van aard; maar van papier!
Laat KONRAAD onder 't loof van uw geslachtboon duiken,
Als onder een gewelf van onverwelkb're struiken.
Ik wensch, terwyl, dat die geslachtboom tierig groey,
Myn Heer, en nooit vergif aan haaren wortel vloey!
Uw huis de Deugd altoos verstrekke tot een tempel!
En de Eer, haar gezellin, nooit wyke van haar drempel.
Ludolph Smids. Vulnere pulchrior.
Amsterdam, den 20. February, 1686. |
|