Bruylofts-kost(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft Vorige Volgende Klare oogjes. Toon: Gy hailigheitjes die, &c. WAt Goddelicker glants komt mijn gesigt bestralen? Wat flikkerende vlam verdrijft de donckre nacht: Wat schijnt, zoo onverwacht, Gelijk een gulde zon, op deez' vercierde zale: Is 't ook een voor-boo van de grote Koninginne, Die Dido, in een Vloed van tranen, heeft verdaan: O neen: het is Diaan, Verselschapt met een stoet van kuische jagt-godinne. Noch ben ik, in mijn waan, o suivre maaghd bedrogen. Ik traan oog, wen ik recht uw moghentheit beschouw; [pagina 152] [p. 152] Des ick u waarder hou; Wyl g' Aldewereld troost, door uwe Clare oogen. O oogen! welck een kracht is, in uw' glants; besloten. Vw' stralen dringen, deur de boezem, in het hart: Ick ben alree verwart; Wijl ick een blickje, van uw luister, heb genoten. Wie kan de hoogte van dees noord en suid-star meten, Wijl zy, aan d' Assen van de Claerste hemel staan? 't Is al vergeefs gedaan, En Aldewerelt is belust om dit te weeten. Nu zie 'k eerst wat 'er schuilt! 't zyn heel verliefde lonke, Die Clara als zy maar op heure Bruygom ziet, Als zonne-stralen schiet. Geen hemel kon ook met zoo klare starren pronke. O Zeegbre Jongeling! wy groeyen, door uw zeegen, En onse vreugde is, deur uw' vreugde, voortgebracht. Wy wenschen, lief geslacht, Dat Godes gunst, op u, als gulde-reegen, reegen. Vorige Volgende