De zondaar(1927)–Alie Smeding– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave [Eerste deel] [Het barsch-bevelende hoornsignaal van] [Dirk zat met strepen rood in zijn wangen] [De sneeuw in het straatje werd al blauwig] [Toos sprong schichtig overeind. Geen] [In de verte wette een man zijn zeis en] [Het was weer doodstil op de weg naar het] Tweede boek [Toos trok het rolgordijn in de hoogte, en] [De avond leek diep in zichzelf verzonken.] [Langzaam, in een strak gevoel van deftigheid] [Dirk liep vlug de lange wit-steenen schoolgang] [Dirk probeerde achteloos over de feestelijk-gedekte] Derde boek. [Dirk zat in zijn gemakkelijke crapaud of] [Werktuigelijk ging Dirk door met de les.] [Dirk keek schuw om zich heen. ‘Dus nou] [Dof en gedrukt stond de stad onder de] [Tweede deel] [De schrale iepen stonden bruin-geblakerd] [Jans keek telkens kribbig op haar polshorloge] Vierde boek. [Toos keek nog even in het voorbijgaan] [Aan het open erkerraam neuriede verre] [Toos schoof ongedurig heen en weer op] [Dirk drentelde verstrooid-doelloos rond] [In de donkere winterkou buiten balkte] [Toos streek treuzelend de kruimels van] [De zwak-rosse winter-zon wierp enkel]