Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens
(1661)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 256]
| |
Dank-segginge ende hert-grondigen wensch tot Godt, dienende als tot een besluyt.
Discantvs.
Ik loov' u, Heer, uyt 's herten gront, Dat ghy my hebt in
mijnen mont Ghegheven menigh nieuwe Liedt, Tot troost en
vreugt in mijn verdriet. Niet my, niet my, maer u- wen
Name Komt hier van d' eere toe alt'same.
Men kan dit ook singen op de wijse van Psalm 30. Na dat ghy, Heer, my hebt bevrijdt. 1.
Ga naar margenoot+ IK loov' u, Heer, uyt 's herten gront,
Ga naar margenoot+ Dat ghy my hebt in mijnen mont
Gegeven menigh nieuwe Liedt,
Ga naar margenoot+ Tot troost en vreugt in mijn verdriet.
Ga naar margenoot+ Niet my, niet my, maer uwen Name
Komt hier van d' eere toe alt'same.
| |
[pagina 257]
| |
Dank-segginge ende hert-grondigen wensch tot Godt, dienende als tot een besluyt.
Bassvs.
Ik loov' u, Heer, uyt 's herten gront, Dat ghy my hebt in
mijnen mont Ghegheven menigh nieuwe Liedt, Tot troost en
vreugt in mijn verdriet. Niet my, niet my, maer uwen
Name Komt hier van d' eere toe alt'same.
2.
Ghy geeft de psalmen in der nachtGa naar margenoot+
Dien die op u vest syn gedacht,Ga naar margenoot+
Soo dat tot u in stilligheytGa naar margenoot+
Wert menigh lofgesank bereydt;
Ja doet hem selfs by nacht verlichten,Ga naar margenoot+
End hem syn nieren onder-richten.
| |
[pagina 258]
| |
3.
Ga naar margenoot+ Des morgens en des avonts weer
Doet ghy d' uytgangen juychen, Heer.
Soo dat men vindt veelvoudigh stof,
Ga naar margenoot+ Om steeds te singen uwen lof
Ga naar margenoot+ In onse hert met aengenaemheit,
Ga naar margenoot+ Al zijn wy selfs vol onbequaemheit.
4.
Ga naar margenoot+ Ja dagh aen dagh stort met vermaek
Seer overvloedigh uyt de spraek;
En nacht aen nacht toont wetenschap.
Ga naar margenoot+ Soo dat, als onse tongh is slap,
Ga naar margenoot+ Ghy haer maekt veerdigh door 't aenmerken
Van uwe wonderbare werken.
5.
Terwyl ik hier beneden stapp'
Ga naar margenoot+ In mijn verdriet'ge vreemd lingschap,
Ga naar margenoot+ Vindt mijne ziel in geene saek
Inwendigh sulk een soete smaek,
Als in het singen, t' uwer eere,
Van uw insettingen, ô Heere.
6.
Ga naar margenoot+ 'k Sal in mijn leven singen u,
Ga naar margenoot+ Wyl ik noch ben op aerden nu;
Mijn overdenkingh in 't gemoet
Sal van u lieflik zijn en soet:
Ja 'k sal my dus in u verblyden,
Ga naar margenoot+ En 's werelts yd'le vreugt vermyden.
7.
Ga naar margenoot+ Elk singh' en roeme van het syn',
Ga naar margenoot+ Mijn lof sal steeds van u maer zijn.
Ga naar margenoot+ Mijn lippen sullen juychen bly,
Als ik u singen magh soo vry;
Ja juychen sal mijn ziel gestadigh,
Die ghy verlost hebt soo genadigh.
| |
[pagina 259]
| |
8.
Tot dat ik singen sal hier na
Daer boven 't schoon Halleluja,Ga naar margenoot+
By u in aller eeuwigheyt,Ga naar margenoot+
Het welk mijn ziel door hoop verbeydt;Ga naar margenoot+
Ja Heer, ghy weet met wat verlangenGa naar margenoot+
Ik sucht' en wensch na die gesangen.
9.
Hier singh ik menigh rouw-geklagh,Ga naar margenoot+
Soo dat mijn toon is wee end ach!Ga naar margenoot+
Maer boven voor uw throon en salGa naar margenoot+
Niet anders zijn als bly geschalGa naar margenoot+
Door vreught volmaekt in allen deelen,Ga naar margenoot+
Een nieuw gesangh met cither-speelen.Ga naar margenoot+
10.
Hier singh ik uwen lof, ô Godt,Ga naar margenoot+
En lijd' daer voor des werelts spot,Ga naar margenoot+
Die sulks van geender weerden acht,Ga naar margenoot+
En door hooghmoedigheyt belacht:Ga naar margenoot+
Maer daer beschimpt noyt d'een den and'ren,
Sy juychen alle met malkand'ren.Ga naar margenoot+
11.
Hier singh ik uyt 't gevoel van 't hert,Ga naar margenoot+
Na dat den geest heeft vreugt of smert,Ga naar margenoot+
Hetwelk een dwaes, gantsch sonder smaek,
Bootst na uyt vleeschelik vermaek:Ga naar margenoot+
Maer 's Hemels sangh sal niemant konnen,Ga naar margenoot+
Dan die 't op d'aerd' heeft recht begonnen.Ga naar margenoot+
12.
Hier singh ik wel in mijnen gheest,Ga naar margenoot+
Die hier door is verheugt op 't meest,Ga naar margenoot+
Maer 't vleesch des geestes weer-partyGa naar margenoot+
Maekt haest weer traegh en moede my:
| |
[pagina 260]
| |
Ga naar margenoot+ Daer sal den yver noyt verkouden,
Ga naar margenoot+ Daer sal de nieuwheyt noyt verouden.
13.
Hier singh' ik meesten-tijt alleen,
'k Acht' somtijts veel de hulp van een:
Ga naar margenoot+ Daer singht men met uw Eng'len schaer
Ga naar margenoot+ En d' uytverkoor'nen allegaer;
Ga naar margenoot+ 't Geluyt wert over-al gedragen
Ga naar margenoot+ Gelijk met sterke donder-slagen.
14.
Ga naar margenoot+ Doch 't kan niet zijn genoegh geseyt,
Ga naar margenoot+ Noch in het hert al overleyt,
Wat daer sal wesen voor gesangh.
Ga naar margenoot+ 'k Sal met de voorsmaek my soo langh
Ga naar margenoot+ Hier in dit jammer-dal verheugen,
Ga naar margenoot+ Tot dat ik 't sal bevinden meugen.
15.
Ga naar margenoot+ O Jesu, waerde Bruydegom,
Ga naar margenoot+ Mijn ziel, uw Bruyt en eygendom,
Verlanght, soo hert'lik als sy magh,
Ga naar margenoot+ Na d' aengename Bruylofts-dagh,
Ga naar margenoot+ Daer 't singht en klinght van vreugt alt'samen.
Ga naar margenoot+ Ja, komt dan haest, Heer Jesu.
|
|