Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
Overdenkinge eener aangevogten ziele, de Tafel des Heeren naderende.
Stem: Psalm 91. Die in Godes bewaaring sterk.
| |
[pagina 37]
| |
Sijn in-blaes dus sal tegen gaen Ga naar voetnoot+
En daedlik van my wysen. Ga naar voetnoot+
3. Al tracht de stoute Leugen-geest Ga naar voetnoot+
Door list my af te schrikken, Ga naar voetnoot+
U selfs geloov' ik allermeest,
Die 't flauwe wilt verquikken.
Gy sult my zeeg'nen, Heer, hoewel Ga naar voetnoot+
Ik met u selfs ook heden
Moet worstelen, als Israël.
Ik houd' u vast met beden.
4. Mijn Heiland, die, door uw gedult Ga naar voetnoot+
't Gekrookte riet niet breken, Ga naar voetnoot+
Noch 't rookend vlasch uitblusschen sult,
Siet, hoe 'k schier ben besweken. Ga naar voetnoot+
O Heere, helpt, 't is helpens tyt: Ga naar voetnoot+
O Heere, Heere, helpt my. Ga naar voetnoot+
Ik ben in angst en sware strydt. Ga naar voetnoot+
Mijn lyden overstelpt my.
5. Die frisch, gesont, en lustig zijn, Ga naar voetnoot+
En hebt gy niet ontboden;
Sy hebben uwe medicijn
Soo seer ook niet van nooden.
Die krank, vermoeit zijn, en belast
Met sond' en sonden plagen, Ga naar voetnoot+
Die noodt gy immers hier te gast. Ga naar voetnoot+
Daer op sal ik 't ook wagen.
6. O Jesu, Jesu, siet, hoe 'k hang Ga naar voetnoot+
Aen uw genaed' alleene. Ga naar voetnoot+
Versterkt en ondersteunt mijn gang,
Terwyl ik ga daer heene.
De Duivel sal, door valsche schijn.
My nimmer van u dryven.
Ik ben doch uw', en gy zyt mijn, Ga naar voetnoot+
En soo sal 't eeuwig blyven.
7. Hoewel ik van my selve gruw, Ga naar voetnoot+
En voel geen troost noch vreugde, Ga naar voetnoot+
Waer door ik my wel-eer in u
Soo hertelik verheugde;
| |
[pagina 38]
| |
Noch weet ik, dat gy niet verstoot
Het swakk', als 't tot u nadert,
Maer dat gy selfs ook in uw schoot
De Lammerkens vergadert.
8. Tot geen ding zyt gy soo gereedt,
Als dat gy brengt te degen
't Verloren Schaep, dat angstig bleed,
Als om uw hulp verlegen.
Gy laet de neg'nen-tnegentich
Wel in de Woestenye,
Dat elk, om 't een uit hondert, sich
Met u te meer verblye.
9. Dewijl gy all' uw Schaepkens nu
Hier spysen wilt en drenken,
Soo houd u dan van 't een niet schuw:
Wilt aen 't verloor'ne denken.
O goede Herder, wilt gy my
Op uwe schoud'ren dragen,
Want niemant anders, Heer, dan gy,
Kan mijne swakheid schragen.
10. Ik kom, o Jesu, geeft my kracht,
En wilt my ondersteunen.
'k Ben sterk genoeg, soo 'k soet en sacht
Alleen op u mag leunen.
Geen dood'lijk' ongevoeligheid
En sal my van u dryven.
Niet isser, dat my van u scheidt.
Gy selfs wilt by my blyven.
11. Recht tegen over mijn party,
Die 't geerne wou beletten,
Richt gy uw Tafel toe voor my,
Daer ik my aen gae setten.
Hoe seer de Satan tiert en raest,
Ik sal nochtans niet ys'len,
Gy God des vredes sult hem haest
Gansch onder my verbrys'len.
12. Ik wil, hoewel noch klein van moedt,
My aen uw disch begeeven,
| |
[pagina 39]
| |
By dese dingen sal en moet Ga naar voetnoot+
Mijn flauwe Ziel nu leeven. Ga naar voetnoot+
Men nut doch d'Aerdsche spyse vaek
Om 't leven t'onderhouwen,
Al geeftse geen vermaek noch smaek
Den eeter in 't benouwen.
13. 't Zy wat my quelt, ontstelt, of deert,
Ik soek u aen te hangen. Ga naar voetnoot+
Ik voel begeerte tot begeert,
Verlangen na verlangen.
Ik wensch, en doe mijn beste vlyt,
Dat mijn begeert' oprecht zy,
En 't is my leet, tot Satans spyt,
Indiense swak en slecht zy.
14. Uw vleesch en bloet, waer na ik jank, Ga naar voetnoot+
Zijn d'allerbeste sterking,
Die mijne Ziel, soo swak en krank,
Verquikt, door 's Geestes werking.
Ik ben uws doots gedachtig, Heer, Ga naar voetnoot+
En troost' my in uw lyden.
Gedenkt gy mijner gunstig weer, Ga naar voetnoot+
En kroont my na dit stryden. Ga naar voetnoot+
|
|