Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
'k Weet niet van waar dat ik sal aldereerst beginnen,
Soo menigvuldig is uw goedigheyd tot my.
2. Doen ik noch niet en was, heeft my u hand geschapen,
Gy hebt my, doen ik was in Duysterheyd, verlicht,
En opgewekt doen ik was in den dood ontslapen,
Waer toe ik selve niet het minst heb uitgericht.
3. Van mijne jonkheit aen hebt gy my opgevoedet;
Gy hebt my weer vertroost wanneer ik was bedroeft:
Gy zyt het, die my noch besorget en behoedet,
En schenkt my alles, wat mijn lijf en ziel behoeft.
4. Hoe heerlik overal is uwen naem op d'Aerde, Ga naar voetnoot+
O Heere, groote God, o onsen lieven Heer?
Wat is de mensch, en 't kind des menschen klein van waerde, Ga naar voetnoot+
Dat gy hem dus besoekt en aen hem denkt so seer?
5. O leeven mijner ziel, o blydschap mijnes herten,
O mijner oogen licht, o oorsaek mijner vreugd;
O Rotz-steen als ik schier beswijcken moet van smerten, Ga naar voetnoot+
Gy, gy alleene zyt de leidsman mijner jeugd. Ga naar voetnoot+
6. O eeuw'ge wijsheit, die ontsluyt der stommen monden, Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 12]
| |
Welsprekende de tong der sprakeloosen maeckt,
Maek my bequaem dat ik uw' daden mag verkonden
Waer na mijn swacke ziel met allen yver haeckt.
|