Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijOp de wijse van de 10. Geboden. Heft op u hert. Of (2. versen voor 1.) op de wijse van Psalm 66. Singt den Heer in den ganschen lande.
Ga naar margenoot+Heil-rijke Godt, gy die voor desen
Uw volk en landt soo gunstig waart,
Waar voor u Naam zy hoog gepresen,
Siet, hoe wy heden zijn beswaart.
2.
Ga naar margenoot+Men hoort van krijg en krijgs-geruchten;
't Een volk en Rijk is tegen 't aar.
Ga naar margenoot+Voor d'eene mensch moet d'ander vluchten:
Men bijt en rijt en eet malkaar.
| |
[pagina 76]
| |
3.
Ga naar margenoot+Wy komen, ned'rig en verslagen,
Als redd'- en radeloos, tot u:
Verlos ons, na uw welbehagen,
En blijf van ons' gesmeek niet schuw.
4.
Ga naar margenoot+Wilt ons het vorig overtreden
Doch niet gedenken; haast u, Heer,
En laat all uw barmhertigheden
Ons nu voorkomen, als wel-eer.
5.
Ga naar margenoot+Godt onses heils, help ons, om d'eere
Van uw ontsachelijke Naam,
Dat elk van ons uw lof vermeere:
Versoen all' onse sonden t'saam.
6.
Ga naar margenoot+Neem wech de swaartste plaag van allen,
En laat ons, die dus zijn ontmant,
In uw barmhert'ge handt doch vallen,
Niet in der menschen wreede handt.
7.
Ga naar margenoot+Kastijd ons, doch met maat en goetheit,
Niet in uw toorn, wanneer hij blaakt,
Op dat gy ons niet door verwoedtheit
Des vyandts gansch te niete maakt.
8.
Ga naar margenoot+Staat op, Heer, om 't hertgrondig kermen
Van uw nootdruft'ge Christen-schaar.
Wilt uwer weesen u ontfermen,
Die tot u schreien in gevaar.
9.
Ga naar margenoot+Soudt gy in jammer ons vergeten?
Denk aan de kinderkens in 't lant,
Die noch geen onderscheit en weten
Van rechter- of van slinker-hant.
| |
[pagina 77]
| |
10.
Ga naar margenoot+Gy zijt uw volk, in druk en lijden,
Een hoog vertrek, een vaste borgt
En toevlucht in benautheits tijden,
Ga naar margenoot+ Die selfs, in alles, voor haar sorgt.
11.
Ga naar margenoot+Heer onse sterkte, wilt ons sterken,
Want onse ziel vertrouwt op u,
En in de schaduw uwer vlerken
Ga naar margenoot+ Is doch al ons' bescherming nu.
12.
Ga naar margenoot+ Geeft gy ons hulp uit dees' elende,
Uit ons' benautheit en verdriet:
Want wat voor heil de mensch oit sende,
't Is alles sonder u doch niet.
13.
Ga naar margenoot+Godt, onse schilt, hulp, en vertrouwen,
Om in genaad' op ons te sien,
Wilt u Gesalfden slechts aanschouwen,
Ga naar margenoot+ Dien wy u tot versoening bien.
14.
Ga naar margenoot+Door Hem aangrijpen w' uw vermogen,
En maken met u vaste vree.
Ga naar margenoot+Verhoor met vaderlijk meedogen,
In sijnen naam, doch onse bee.
|
|