Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[Folio **2v]
| |
E.B.M.N.Klein vertoog van ware Danck-lust voor de stichtelijcke Sanck-lust, Uitgegeven van den Eerwaerdigen Hooggeleerdern en Godtsaligen Wilhelm Sluiter, Opsiender der Gemeinte Jesu Christi te Eibergen. Hoe schoon en lieflik is 't, als tusschen Predicant
En sijn Gemeent' de liefd' so groeit, so bloeit en brant!
Dan kan de Leeraar, vry van suchten, al sijn dingen
Verrichten, en sijn loop met vrolikheit volbringen,
Tot stichting van sijn volk hy al sijn kracht inspant.
En 't werk dat gaet, ja vliegt gemaklik van de hant.
Eiberger volk, hier van hebt gy voor-al genoten
De rechte vruchten, door uw Leeraar onverdroten.
Gy hadd' uw liefd' aen hem en aen sijn werk betoont,
Dit wort u nu met een bysondre gift beloont.
Hy woelt voor u gelijk een geestelijke Vader,
En soekt sijn kind'ren te versorgen allegader.
Al wat hy oit nam voor, al wat hy oit bedreef,
Hy meest tot uwer nut en stichtinge beschreef.
Hy die u heeft met sijn Gesangen komen stichten,
Die deelt nu huis by huis op 't nieuw weêr sulke dichten,
Die wonder soet en goet en heerlik zijn vergult,
Die met een deftigheit ten vollen zijn vervult,
Die netjes zijn geschaeft, en over-al wel sluiten.
Het sluit doch altijt wel, wat Sluiters geest wil uitten.
Toont dat gy dankbaer zijt, Eiberger Christen volk,
Aen sulk een Gods gesant, en trouwen Christi tolk.
Met lauwer kondt gy hem niet na behooren kroonen:
Gy moet uw dankbaerheit op ander wijs betoonen.
| |
[Folio **3r]
| |
Al wat men hier by-een kan krijgen is te slecht
Dat men die man, tot dank, daer van een kroone vlecht;
Dat soekt hy selfs ook niet, maer wenscht, dat gy te gader
Als kind'ren dit ontfangt uit d'hant van uwen Vader.
Toont, dat uw Sang-lust groeit en daeglijks sich vermeert,
Dat is de dankbaerheit die Sluiter maer begeert,
Uit uwen mont en gae geen vuil gesang of reden,
Maer wilt uw tijt in dees' gesangen gaen besteden,
Bemint altijt dien man en hemelschen Gesant,
Die soo Godts vrees in u en in uw kind'ren plant.
Eert sulken yveraer, en helpt my t'samen wenschen,
Dat Sluiter langh hier zy een stighter van de menschen,
En als, na Godts besluit, sijn ziel verhuisen gaet,
Dat s' eeuwig dan by Godt in Sang-lust haer versaedt.
Tam musa tacebis, Nam superant nostr as Sluteri carmina laudes;
Festina, lector, modulatur dulcius Auctor,
Invenies hymnos reditvivi ex ore David is.
Ga naar margenoot+ Everhardus Beckink, Herder van Christi Gemeinte te Nede. Dit song de Prediker van Nede
Sijn naaste Mede-broeder toe,
En ging soo haast tot Godt, in vrede,
Van's hemels Sang-lust nimmer moê.
Lei Rym-lust wel. |
|