Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[Folio *4r]
| |
Aen de Christelijke Gemeinte te Eibergen.Mijn seer lieve en waarde Gemeinte uitverkorene Broeders en Susters in onsen Heere Jesus christus,
De Heylige Apostel Petrus schrijft in 't begin van sijn tweede algemeine Send-brief: Ik achte het recht te zijn, sooGa naar margenoot+lange ik in desen tabernakel ben, dat ik u opwekke door vermaninge, &c. Doch ik sal ook neerstigheit doen by alle gelegentheit, dat gy na mijnen uitgank meugt van dese dingen gedachtenis hebben. Die selve reden mag ik ook tot u-lieden voeren in 't begin van dit boekje, welk u uit goeder herten, van my gegeven en als eigen toegeschreven wordt. Ik achte het recht te zijn, en mijn lichaams ben, eer die selve door de doot verbroken word en ik daar uit verhuise, dat ik u, in 't openbaar van de predikstoel, en in 't besonder by de huisen, opwekke door veel heilsame onderwijsinge | |
[Folio *4v]
| |
en vermaningen. Doch ik sal ook neerstigheit doen by alle gelegentheit, waar ik yveren mag of kan, dat gy, na mijnen uitgank uit dit leven, meugt van dese dingen gedachtenis hebben en behouden. Door mijn groote liefde tot u, en kan ik my selve niet voldoen met prediken, dat maar voor soo een korte tijt, van so weinige, gehoort, en ten meerendeele vergeten wordt: ik tracht ook iet te doen door de letter die blijven kan, en daar niet alleen gy, maar ook uwe nakomelinge, lang na mijn doot, noch door gesticht en onder-richt mogen worden. 't Gesproken woortGa naar margenoot+
Vliegt haast weêr voort;
Maar wat men schrijft
Beklijft en blijft.
Ga naar margenoot+De levendige stem heeft wel een bysondere kracht boven een dood geschrift; maar een dood geschrift sal de levendige stem lang overleven. Hierom is 't, dat ik mijn klein talentje al meê aanlegg', om nu en dan een Boekje in 't licht te brengen, en mag met waarheit betuigen, dat ik, al wat ik schrijve en dichte, mijn oog en oogmerk meest | |
[Folio *5r]
| |
op u-lieden hebbe, hoe gy insonderheit daar door gesticht, geleert en onderwesen, verbetert, getroost en verquickt, ja tot alle goedt aangemoedight mooght wesen. Gy selve kondt getuygen, dat ik noit te karig of te sparig geweest ben om mijn werkjens aan u-lieden mede te deelen, en alhier onder groote en kleine te verspreiden. Maar dit heeft my te weinig gedocht om u mijn groote genegentheit en sorgvuldigheit in desen te openbaren, soo ik u niet opentlik, en voor al de werelt, iet in't besonder quaam op te dragen en toe te eigenen, waar in uw name gespelt en vermelt, ja 't welk na u selve benaamt, en onder u opsicht, als u eeuwiglik en erffelik eigen, bevolen werde. Doch, vermits ik speure, dat het Boek mijner Gesangen, in den jare 1661. van my uitgegeven, als ook mijn Sterf-gesangen en eenige andere Liedekens, nu en dan van my gedicht, by u-lieden de meeste vrucht en stichtinge geven, soo datse rondom in ons' Kerspel van Eibergen een bysondere Sanglust verwekt, en alle lichtvaardige ontuchtige liedekens byna t'eenemaal, door Gods genade, uitgedreven hebben, soo kom ik nu met dit nieuw Liedt-boekje, onder de | |
[Folio *5v]
| |
naar van Eibergsche Sanglust, voor u verschijnen.
Het singt by ons wat spreken kan
't Zy oudt of jong, of vrou of man,
't Zy burger, huis-man, knecht of meit;
Het is tot singen al bereidt.
Wat noit ter scholen heeft gegaan,
Dat heft al meê van buiten aan,
De kleine kind'ren van de straat
Die weten tot mijn Sangen raat.
Geen mensch soo slecht,die hier niet iet
Meê weet van 't een of 't ander Liedt:
Soo dat (Godt lof) elk wort gesticht
Door mijn Gesangen, die ik dicht,
En ik dit Boekje, tot uw roem,
Met recht Eibergsche Sang-lust noem.
Ik gelove vastelik, al kond ik 't geleerdste en scherpsinnigste Boek van de werelt uitgeven, dat ik onder u-lieden, aan welke ik my in 't schrijven meest gehouden achte, daar meê niet half soo veel voordeel en stichting sou doen, als door mijn eenvoudige Sang-gedichten, die ook de minste van u konnen verstaan, van buiten leeren, en alsoo al haar leven lank onthouden: behalve datter ook vele door de bekoorlijkheit der Sang-toonen tot het lesen | |
[Folio *6r]
| |
en andere goede plichten aangelokt en opgewekt worden; ja ook u kleine kinderen selfs hierom te liever ter scholen gaan, en te grager en vrymoediger zijn tot het lesen, wanneerse hooren, dat de woorden soo op malkander rijmen, en op allerlei aangemame wijsen konnen gesongen en uitgegalmt worden. Het woort Christi (na deGa naar margenoot+vermaning des Apostels) woont alsoo rijkelik in u in alle wijsheit; gy leert en vermaant malkanderen, met Psalmen en Lofsangen, en geestelijke Liedekens, singende den Heere met aangenaamheit in uwe herte. Selfs een iegelik Christen, heeft hy eenenGa naar margenoot+Psalm of Lof-sang, van hem, na de bequaamheit die hem Godt gegeven heeft, gedicht, behoort dien tot gemeene stichtinge by te brengen. Hoe soud' ik u dan de mijne konnen of durven onthouden, daar ik geheelik aan u gehouden ben, en my selve, met alles wat ik ben en hebbe, tot uwen dienst gewilliglik aanbiede? Dus doende, sticht ik u niet alleen met geschreven Boekjes, maer ook met de Levendige stem, ja niet slechts met de mijne, maar ook met soo veel levendige stemmen van anderen, die mijn Gesangen somtijdts soo lieflik onder ons weten te quinkeleren,dats' ook den toehoorders | |
[Folio *6v]
| |
veel vreugt en als een nieuwe leven toebrengen. Hoewel nu dit werkje dus klein en onaansienlijk is, wilt het daarom niet versmaden, maar na uwe bescheidenheit, de gunst voor de gave aan-nemen, siende niet op de kleinheit van het Boekje, maar op de grootheit van mijn genegentheit, en het goede hert, welk ik u hier mede ongeveinsdelik, en in alle oprechtigheit, opdrage. Ga naar margenoot+ I hadde uit den voor-raat mijner geschrevene Gesangen wel meer oude en nieuw dingen konnen voortbrengen, maar wil u met de veelheit niet overrompelen. De materien of stoffen, die hier uitgelaten zijn, en nochtans daar by wel gedient hadden, sult gy in mijn voorige werkjens vinden. Is dit Boekje klein, gy sult het dies te gemakkelijker over-al met u dragen, en niet alleen te huis, maar op 't velt en over wegh, tot uw geselschap nemen. De geringheit der gifte hoop ik met een milder uitdeelinge te vergoeden, soo dat ik geen eenig huis in onse Kerspel van dit Boekje ontbloot begeer te laten, gelijk het ook soo u allen in 't gemeen, als elk in 't besonder, hier opentlik opgedragen wordt. | |
[Folio *7r]
| |
Ik hebb' voor u geen ander gift.
Gy siet mijne herten grage drift,
En hoe 'k, uit goê genegentheit,
U geef na mijn genegentheit.
'k Mag ook alhier met Petrus seggen; silver Ga naar margenoot+en goudt en hebbe ik niet: maar het gene ik hebbe dat geve ik u. Neemt 'et in dank, Ga naar margenoot+en laat de Wet van Godts mondt u beter zijn dan duisenden van gout of silver. Van de nuttigheit de gesangs, en hoe gy singen sult, dat het den Heere welbehaaglijk zy, hebb' ik in de voor-rede voor mijn eerste gesangen wijdlopig aangewesen. Laat slechts uwe Sang-lust noit verminderen, op dat wy ons over den tijtel van dit Boekje noit behoeven te schamen. D'Eibergsche Sang-lust worde hier door veel eer en meer aangewakkert en opgewekt. Waarom soudt gy niet geerne hier op aarden doen 't geen de Engelen en de gansche salige Gemeente in den hemel doen, en 't geen daar in der eeuwigheit onse werk sal wesen, namelik Gode lof-singen? Singt dan aldus uwen Godt en Saligmaker Iesu Christo ter eeren, den Satan ten spijtte en ten spotte, u selfs en uwen naasten tot stichtinge, den boosen tot overtuiginge, den vromen tot verheuginge, en my tot | |
[Folio *7v]
| |
vernoeginge en meerder opwekkinge in mijnen dienst en arbeit.
Gesang en spel, dat zielen trekt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Dat selfs Prophete-geesten wekt,
En vaardig maakt hun traag gemoet,
Is doch voor my te wonder soet.
Ga naar margenoot+Dient alsoo den Heere met blijdschap: komt voor sijn aanschijn met vrolijk gesang. Gy rechtveerdige, singt vrolijk in den Heere; Lof betaamt den oprechten. Looft den Heere, &c. Singt hem een nieuw liedt; speelt wel met vrolijk geschal. Ga naar margenoot+De Heere opene uwe lippen, op dat uwen mont sijnen lof verkondige. Hy verwekke selfs in u een heilige Sang-lust. Want het Ga naar margenoot+is Godt die in u werkt beide het willen ende het volbrengen, na sijn welbehagen. Hy late Ga naar margenoot+de offerande des lofs en de vrucht uwer lippen Hem aangenaam zijn door Iesum Christum; op dat gy, sijnen lof aldus hier op aarden in swakheit uitgegalmt hebbende, eenmaal daar boven in den hemel met een onverdrietige Sang-lust dat vreugdenrijk HallelujaGa naar margenoot+en dat Heilig, Heilig, Heilig, met ontelbare duisenden der Engelen en uitverkorenen, als met een stemme van geweldige deurdringende donderslagen, meugt uit- | |
[Folio *8r]
| |
dreunen. O heerlijke en begeerlijke Sang-lust!
Dan sal den yver noit verkouden.
Daar sal de nieuwheit noit verouden.
Soo dan, broeders, staat vast, ende houdt de Ga naar margenoot+insettingen die u geleert zijn, het zy door ons woort, het zy door onse geschrift. Ende onse Heere Iesu Christus selve, ende onse Godt ende Vader die ons heeft lief gehadt, ende gegeven heeft een eeuwige vertroostinge, ende goede hope in genade, vertrooste uwe herten, ende versterke u in alle goeden woorde ende werke. Dit wenscht en bidt, uit den grondt sijns herten,
Uw Gansch toegenegen en trouwhertige Broeder en Dienaar,
Wilhelm Sluiter |
|