Kindje's zonneboekje
(1928)–Jan Sluijters– Auteursrecht onbekendvan zon en zang en kleine kindertjes
[pagina 11]
| |
[pagina 12]
| |
Wanneer het zoete kinderen zijn,
Dan doen zij allen zóó:
En als ze zingen van de pret,
Dan doen ze allen zóó:
| |
[pagina 13]
| |
Als moeder met hen uit, zal gaan,
Dan doen ze allen zóó:
En vóór ze zoet naar bed toe gaan,
Dan doen ze allen zóó!
O! O! O!
Dan doen ze allen zóó!
| |
[pagina 14]
| |
Drie ruiters, drie ruiters,
Waar komen die vandaan?
Van verre, verre landen,
Daar komen zij vandaan.
| |
[pagina 15]
| |
Waar de mooie bloemen bloeien,
En de mooie meisjes aan de boomen groeien.
Hadden ze er aan gedacht,
Dan hadden ze je er eentje meegebracht.
| |
[pagina 16]
| |
Er was eens een mannetje,
Dat kroop in een kannetje,
Het kroop er weer uit, zoo stil als een muis,
Toen kroop hij naar de Pastoor z'n huis.
Ri-Ra-Ruit,
Nu is het verhaaltje uit.
| |
[pagina 17]
| |
Jan, span an,
Drie katten voor den wagen
Daarmee kan Jan
De poort uit jagen.
Verder moet je maar niet vragen,
De muisjes riepen: piep, piep, piep,
O! O! hoe 't toen wel verder liep!....
|
|