Mengel-digten(1750)–Aletta Beck– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Antwoort op het sonnet. Aan my door Sr: Wouter Simmers behandigt. Antwoort op het tweede gedigt, aan my door Sr: Wouter Simmers behandigt. Dankpligt aan de heer J.D. Voor 't Geleende Boek van Antonides van der Goes. Hemels vergesigt. Dankpligt aan de heer Johan d'Outrein, Voor het Roosendaalse Vers aan my vereert. Het waare en geestelik jubeljaar. Klinkdigt aan Juffr. Aletta Beck. Antwoort aan den heer Johan d'Outrein. Klinkdigt. De ongebonde caliope of gulde vryheit. Aan den heere Cornelis van Eck, griffier van de hoove van Gelderland. Klinkdigt. Voor de Negendemaal gerymt; deeze Stoff, en deselfde ryme is tot Agtmaal hervat, in de Kooren Bloemen van C. Huigens. Klinkdigt. Ter verjaaringh van den Hoogh Eedelen Welgeboren Heer den Heere Baron Johan van Arnhem, heere tot den Roosendaal, Karseloo, &c. &c. &c. Op de doot des Hertogs van Glochester. Sonnet. Op den verjaardag van den heer H. Otters, Secret. Out zeven en zestig jaaren. Jaardigt op den heer T: Menthe. Aan Monsr. W: S: voor een teekening in ons stamboek vereert, verbeeldende de Hoop, tot danksegging. Morgen groet aan de herderrey, ter hutte van Philida. Algemeene klagte, over den staat van ons faderlant. Sonnet ter begroeting van den hoog ed. en welgebooren heer, den heer Johan Baron van Arnhem, heer tot den Roosendaal, Harseloo, enz. enz. enz. Wanneer zyn koninglyke majesteit aan zyn hoog ed. het drost-ampt van de veluw opdroeg. Op 't getroffen verdrag tussen my en den heer Wouter Simmer, om alle agt weken een digt aan malkander te senden, op de boete van de koffy, die ik verbeurt had. Eerste steen aan Astrea, tot staving van 't wedersydse digtverbond. Hemels schemerligt door 's werelds luister, en 's werelds luister, maakt 't hemels duister. Verjarings groet aan mejuffrouw C.A. van Walbeek, myne ge-eerde nichte. 's Menschen leven vergeleken by een schip leggende aan den oever van de eeuwigheit, door den hoog edelen welgebooren heere, den heere Jan van Arnhem, voorzitter in de staten van gelderland, drost van de veluwe. Hier, naar vereysch, toegetakelt, en om niet vermist te worden genaamt de diamant. Volgens de sinspreuk quiva droit ne manque pas. Traanen gestort op de lykbus van den doorlugtigsten grootmagtigsten vorst Willem den Derden, koning van Engelant, Schotlant, Vrankryk en Yerlant, erfstadthouder van Gelderlant, Holland, Zeeland, Utrecht en Overyssel, kapitein generaal en admiraal der vereenigde Nederlanden, Ontslapen den 19 Maart 1702. Jesaïa XL. vs. 6. Alle vlees is gras, en alle zyne haerlykheit als een bloeme des velts. Opdragt aan den hoog-eedelen welgebooren heere, den heere Johan Baron van Arnhem, heer tot den Rosendaal, Harselo, enz. enz. Droom, of nagtgesigte. De klaarschynende waarheit op het toonneel der geblinddoekte werelt. Ter bruiloft van den heere Francois van Bokhooven, der beiden rechten doctor, en de deugtryke juffer Hendrina Christina de Lantman. Aan de Gelderse Pandora, Mejuffer F.J. van W. Gedagtenis van Gods bezondere weldaaden, aan ons lieve vaderlant beweesen, in den jaare 1702. Aan Monsieur W. Simmer, met zyn huysvrouw, op 't besit van syn eigen heert en stalling. Afscheids zegenwensch aan onzen veel geliefden en dierbaaren leeraar, den heere Joannes d'Outrein, op 't vertrek van zyn eerw. na dordrecht. Verjaarwensch aan Lerinde. Aan Galathea, gelukwens op haar reize na Den Haag. Aan herderin Astrea, en herder Kloris; intrede in haar digtkundige maatschappy. Antwoort aan herderin Galathea, en herder Kloris; de hand gevende aan Galathea, in onse maatschappy. Aan Kloris op een geschilderden Emmer. Aan Monsieur Simmer, op syn soontjes herstelling. Ter verjaring van den edelen herder Kloris. De groote, vrye, republykse echo, weerkaatsende op 't leeven en doot van de heeren Pieter van Houten, en Richard Saab; gewesene borgermeesteren der stad Amersfoort. Grafschrift op M: Op Van Houten. Aan Kloris, wanneer zyn e. my de voogdyschap (neffens Galathea) zyner poesy had opgedragen, om die aan syn kinderen te overhandreiken. Eenvoudige zegenwensch, aan den eedlen herder Kloris, wanneer hy wettig verkooren wiert in het huysgesin der armen tot mede-herder. Op Den hemel op aarde, door F. Leenhoff. Gedagten op Gods besondere weldaden, beweezen in den bevogten zeegen, aan den Donau-stroom. Aan Me-Juffer Francina Jacoba van Westrem: op myn vertrek naar Caab de Goede Hoop. Op een paar hantschoenen geborduurt, ontslaat de hant, maar niet de bant. Een silvre doorluchtig hartje waar in dit versje. Aan Monsieur Wouter Simmer, op myn vertrek naar Caab de Goede Hoop. Geboorte wensch ter gedagtenisse van me-juffer, mejuffer F.J. van Westrem. Een klip in zee, een baak op strant. Ter bruiloft van den heere Josephus de Granpré, en mejuffrouw Louisa Adriana Slotsbo. Aan Me-Juffrouw Francina Jacoba van Westrem. Vrindelyk vraag-besoek. Klinkdicht. Sinnebeelden van den konstlievenden tekenaar. Den Heere Willem van Kerkhoff. Uw Woort is een Lantaarne voor mynen Voet, en een Ligt op mynen Padt. Voor den selven. De tyt geneest alles. Troostreden aan de wededele vrouwe, mevrouwe C.B. Kien, Over 't Afsterven van den Wel Ed. Geboren Heer; den Heer Maurits Pasques de Chavonnes. Wint krakeel aan den Jonkheer Benjamin Dabling, Op hare Koddige reize na Stellenbosch. Spoore der Nederduitsche digt-kunst, aan de geestryke poëtesse A. Beck. Antwoort aan den Heere B.W. d'Ablaing. Cloris, herders-zang, op den verjaardag van Astrea Philadelphia. Aan den Heere D. Nolthenius, en Me-Juffrouw M.J. Slotsboo, op hare reis naar Batavia. Toen de morgenstarren vrolyk zongen en de kinderen Gods juichten.