Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 392] [p. 392] Iwaré Waar de bosschen geen doortocht gedoogen, Staat de tempelpoort, midden in 't meer; De stormwind schommelt haar dubble bogen, De deining haar spiegelbeeld heen en weer. Geen priesters en pelgrims in heilge booten, Slechts geesten varen er onderdoor. De golven willen soms 't meer vergrooten, Vooral in den wilden avondgloor, Wanneer woud en poorthout samen kreunen, Dat tusschen hen en de wijde zee De verre watervallen dreunen, Dat tegen onwrikbare bergen leunen Stilt', duister om 't meer van Iwaré. Vorige Volgende