Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 248] [p. 248] Ode Het leven was dwingend goed. Ik heb wild genomen Uit stroomenden overvloed: Er was geen ontkomen. Maar eenmaal raak ik vermoeid Van al deze dingen, Als 't gebloemt' dat bedwelmend bloeit, Als de vrouwen die dwingen Uit liefde, door wellust, om trouw. Ach, ieder omstrenglen Is slechts een snikken van rouw Om 't genot der englen. Geen troost geeft lichaamspracht; De volledigste naaktheid Is niets dan een glanzende klacht Om grootre volmaaktheid. Maar 'k zal uit zinnendwang Mij wel eindlijk bevrijden En, glimlachend, eeuwen lang Droomleven leiden. [pagina 249] [p. 249] Ik vond in de leege woestijn Steeds een fata-morgana Waar een geluksland moest zijn. Ontvang mij, Nirwana! Vorige Volgende