Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] Kaspar Hauser In het halfdonker een kleine kluis Bij den dood, daar ben ik thuis. Daaruit ben ik weggenomen, Hoe weet ik niet verdwaald gekomen, Waar geen duistre stille wanden Bestonden in ruimten en harde branden Van beweging, geluid en lichten, Waarin bewogen gedaanten, gezichten Die alle kwamen om mij heen. Ik, eerst altijd alleen, alleen, Wilde vluchten in den steen; Door den muur kon ik niet heen. Zij grepen, brachten mij ergens in, Bij mannen met haren om hoofd en kin, Bij vrouwen die zachte huiden dragen, Mij met harden spot aanzagen. Bij twee ben ik ingekeerd, Heb het leven gejaagd geleerd. [pagina 242] [p. 242] Dag en nacht getallen, woorden, Hoorde van geboorten en moorden. Maar niets was van hen en mij samen, Ik gaf het wel dezelfde namen, Die kwamen enkel uit mijn mond; Mijn hoofd waarin het niet bestond, Toen ik alleen in donker was, Zonder bloemen, zon en gras, Was licht en droeg alleen mijn haar. Nu is er vol angst een wereld zwaar. Ik wil liever daar weer heen, Zitten op den hollen steen, Met het stille paardje spelen, Met hem dood en duister deelen. Hij wil niet van water en brood, Meer dan ik is hij toch dood. Met hem dood en duister deelen En zijn stugge manen streelen. [pagina 243] [p. 243] In het halfdonker een kleine kluis Bij den dood wil ik, naar huis. Vorige Volgende