Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 239] [p. 239] Sterrenkind Een sterrennacht op de wereld geworpen, In sneeuw begraven door den wind, Houthakkers brachten naar hun verre dorpen Als een gevonden schat het sterrenkind. Zij dachten hun vrouwen gelukkig te maken Omdat zijn mantel van zilver was, Maar zij moesten hem voeden en bij hem waken Als was hij een kind van hun eigen ras. Den mantel konden zij niet verkoopen, Geen zilversmid geloofde er aan; De pope wou den vondeling niet doopen, Dat heidenkind gevallen van de maan. Geen timmerman wilde hem laten werken, Dien teeren prins, wat had men er aan? De kosters joegen hem uit hun kerken, Het heidenkind dat peinzend stil bleef staan. En op een nacht is hij weer verdwenen; Het dorp telde vele kindren minder, Terwijl opeens veel meer sterren schenen. Het was zeven jaar geleden. En weer winter. Vorige Volgende