Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] III [pagina 22] [p. 22] [De dagen gaan langs de aarde, lange horden -] DE dagen gaan langs de aarde, lange horden - Nooit is de zon 't vermeêren moe geworden. Een koning sterft, godslasterend, meineedig - Nooit bleef een onbezette zetel ledig. Volksplantingen geraken in versterf - Reeds bloeien schoonere uit hun bederf, Weer ondergaand met zinkende getijen. Nu is de tijd voor oude heerschappijen; Vermolmde staten wanklen - de Commune Zal rustig rijzen uit de roeste ruïne En zal een rijk zijn van de gansche aarde: Herberg voor volkeren, verlost van wallen, Bewoners van de veilge hemelhallen En in de oogen Gods gelijk van waarde. Vorige Volgende