Een eerlijk zeemansgraf(1941)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] De havensteden Alleen de havens zijn ons trouw, Al 't andere aan de vaste wal, Behoort niet bij ons, vriend noch vrouw, Stond ooit steeds voor den zeeman pal. Te veel toch hebben huis en haard, En staren, vrij van wacht, in 't zog; 't Eenige wat hen verbindt met de aard, Verlangen steeds, verliezen toch. Ik heb een home in iedre stad, Voor 's nachts een vaste ankerplaats, Ik geef de gage af die 'k had, Vergeet haar - eens weer buitengaats. 'k Denk nooit in volle zee aan hen, Maar aan de steden die daar staan, En die ik voor mijn vrienden ken. Door hen slechts raak ik de aarde aan. Trots voor zijn troeble stroom Changhai, Rio in haar aardsch paradijs, Reykjavik aan zijn rookige baai, Hong Kong in rotsen blank en grijs. Port Said, hoofdstad van dief en hoer. En Yokohama halfverwoest, Het geel en smoorheet Singapoer, Wladiwostok in ijs verroest. [pagina 30] [p. 30] Buenos Ayres steenwoestijn, Van huizen vèr de Plata langs, Bahia Blanca een witte lijn, Met torens van petroleumtanks. Dzjiboeti aan den Soedan-rand, Oven waarin men levend kookt. Han Kow in 't diepste binnenland, Dat door heel China wordt bestookt. Perth, Brisbane, vele andren nog, Die me in gedachten vergezellen, Terwijl de andren in het zog Neerturen en de dagen tellen. Vorige Volgende