| |
| |
| |
Kristelikke gebeeden, die in de vergaaderinge der geloovigen, en elders gebruikt werden.
Gebed des sondags voor de preeke.
Oeeuwige God, ende allergenaadigste vaader, wy veroodmoedigen ons, uit grond des harten, voor uwe hooge majesteit, teegen welke wy zoo meenigmaal, ende grouwelik gesondigt hebben. Want booven dien dat wy alle, door de erfsonde, voor u onrein, ende kinderen des toornes zyn, ontfangen uit sondelyken saade, ende in ongerechtigheit gebooren, waar door allerhande boose lusten, teegen u, ende onsen naasten strydende, in ons woonen: zoo hebbenwe metter daad uwe gebooden, noch meenigmaal, ende sonder einde, oovergetreeden, nalaatende datge ons gebooden had, ende doende dat ons klaarlik verbooden was. Wy hebben, als schaapen, gedwaalt, ende grooteliks teegen u gesondigt. Het welk wy bekennen, en het is ons van harten leed. Ja wy belyden 't t'onser kleinigheit, ende ten pryse uwer ontfermharrigheit t'onswaart, dat onse sonden het getal der haairen onses hoofds te booven gaan, en datwe tien duisend pond schuldig zyn, waar teegen wy niets hebben, om te betaalen. Daarom wy ook niet waardig zyn uwe kinderen genaamt te werden, noch onse oogen op te slaan naa den heemel, om onse gebeeden voor u uit te spreeken. Nochtans. o Heere, God, ende barmhartige vaader, weetende datge den dood des sondaars niet begeert, maar dat by sich bekeere, ende leeve, ende dat uwe barmhartigheit oneindig is, die gy bewyst den geenen, die sich tot u bekeeren: zoo roepen wy u van harten aan, uit vertrouwen onses middelaars Jesus Kristus, die dat lam Gods is, dat de sonden der weereld is wegneemende, ende bidden u,
| |
| |
datge wilt meedelyden hebben met onse swakheit, ons om Kristus wille alle onse sonden vergeevende. Wasch ons in de suivere fonteine syns bloeds, opdatwe rein, ende sneeuwit werden. Dek onse naaktheit met syne onnooselheit, ende gerechtigheit, om uwes naams eere wille. Reinig ons verstand van alle blindheit, ende onse harten van alle moedwil, ende hartnekkigheit. Oopen den mond uwes dienaars teegenwoordelyk, ende vervul dien met uwe wysheit, ende kennisse, op dat hy uw woord reine ik, ende vrymoediglik verkondige. Berei ook onser aller harten, op datwe het selve hooren, verstaan, ende bewaaren moogen. Schryf uwe wetten, na uwe beloftenisse, in de taafelen onser harten, ende geef ons lust, ende kracht daar in te wandelen, tot uw naams prys, ende eere, ende tot stichtinge uwer gemeinte. Dit alles, o genaadige vaader, bidden, ende begeeren wy, in den naam van Jesus Kristus, die ons alzoo heeft leeren bidden:
Onse vaader, en z.v.
| |
Een gebed voor alle nood der Kristenheit, des sondags na de preeke.
Almagtige, barmhartige God, wy bekennen by onsselven, ende belyden voor u, gelyk de waarheit is, dauwe niet waardig zyn onse oogen op te slaan na den heemel, ende ons gebed voor u te brengen, indienge wilt aansien onse verdiensten, ende waardigheit: want onse gewissen beschuldigen ons, ende onse, sonden geeven getuigenisse teegen ons. Wy weeten ook, dat gy een rechtvaardig rechter zyt, straffende de sonden der geener, die uwe gebooden oovertreeden. Maar, o Heere, nadienge ons bevoolen hebt u in allen nood aan te roepen, ende uit uwe onuitspreekelikke barmhartigheit belooft hebt onse gebeeden te verhooren, niet van weegen onse verdiensten, die geene
| |
| |
zyn, maar om de verdiensten van onsen Heere Jesus Kristus, welken gy ons tot een middelaar, ende voorspreeker voorgestelt hebt: zoo versaaken wy alle andere hulpe, ende hebben onse toevlucht alleen tot uwe barmhartigheit.
Eerstelik, o Heere, beneeven de ontallikke weldaaden, die gy in 't gemein allen menschen op aarden bewyst, hebtge ons insonderheit zoo veele genaade gedaan, dat het ons onmoogelik is die te bedenken, ofte uit te spreeken. Naamelik, datge ons verlost hebt uit den jammerlikken dienst des duivels, ende uit alle afgooderye daar in wy gevangen laagen, ende ons hebt gevoert tot het licht uwer waarheit, ende tot de kennisse van uw heilig evangelium. Daarteegen zoo hebben wy, door onse ondankbaarheit, deese uwe weldaaden vergeeten. Wy zyn van u afgeweeken, ende hebben onse eige begeerlikheeden gevolgt, u niet eerende, gelykwe schuldig waaren. Dies hebben wy grouwelik gesondigt, o Heere, ende u zoo grooteliks vertoornt, dat wy, zoo gy met ons woud handelen, na datwe verdient hebben, niet anders zouden hebben te verwachten, dan den eeuwigen dood, ende verdoemenisse. Ja, wy merken ook, o Heere, by de kastydingen, die gy ons daageliks zyt toeschikkende, datge u ten rechten oover ons vertoornt. Want aangesien gy rechtvaardig zyt, zoo straftge niemand, sonder oorsaake. Ende wy sien ook noch uwe hand verheeven om ons meer te straffen. Maar alwaar het datge ons noch veel harder strafte, dan gy tot noch toe gedaan hebt, ja, al vielen alle de plaagen oover ons, daar gy de sonden uws volks Iiraëls meede besocht hebt, zoo zoudenwe nochtans moeten bekennen, dat gy ons geen onrecht doen zoud.
Maar, o Heere, gy zyt onse God, ende wy zyn maar aarde, en stof, gy zyt onse schepper, ende wy zyn het werk uwer handen, gy zyt onse harder, en wy zyn uwe schaapen, gy zyt onse verlosser, ende wy zyn die, die
| |
| |
gy verlost hebt, gy zyt onse vaader, ende wy zyn uwe kinderen, ende erfgenaamen. Daarom straft ons niet in uwen toorn, maar kastydt ons genaadiglik. Ende onderhoudt veel meer het werk datge in ons door uwe barmhartigheit begonnen hebt, op dat de gansche weereid weete, ende bekenne dat gy onse God, en saaligmaaker zyt. Uw volk Israël heeft u zoo meenigmaal vertoornt, ende gy hebtse ten rechten gestraft, maar zoo dikwils, als sy sich weederom tot u bekeerden, hebt gyse altyds in genaaden aangenoomen, Ende ook hoe swaar dat hunne sonden, en misdaaden waaren, zoo hebtge nochtans die plaagen, dewelke hun toebereidt waaren, afgewendt van weegen des verbonds, het welk gy gemaakt hebt met uwe dienaaren, Abraham, Isac, ende Jakob, ende hebt alzoo het gebed uwes volks nooit van u verstooten. Nu hebben wy, door uwe genaade, eeven hetselve verbond, het welk gy in de hand van Jesus Kriftus, onsen middelaar, tusschen u, ende alle geloovigen hebt opgerecht. Ja het is nu zoo veel heerliker, ende krachtiger, na dat het Kristus, met syn heilig lyden, ende sterven, ende ingang in syne heerlikheit bevestigt, ende vervult heeft. Daarom, o Heere, versaakende onsselven, ende alle menschelikke hulpe, zoo hebben wy onse toevlucht alleenlik tot het saalige genaadenbond, door het welke onse Heere Jesus Kristus, tot een volkoomen offerhande syn lichaam eenmaal aan het kruis voor ons oovergeevende, ons met u in eeuwigheit versoent heeft. Daarom, o Heere, sie aan het aanschyn uwes gesalfden, ende niet onse sonden, opdat uwe toorne, door syn voorbidden, gestilt werde, ende dat uw aanschyn oover ons lichte, tot onse vreugde, ende saaligheit.
Wil ons ook voortaan in uw heilig geleid, ende bescherminge neemen, ende ons regeeren met uwen heiligen Geest, die daageliks, meer, ende meer, ons vleesch, met alle syne wellusten, doodende, ons ver- | |
| |
nieuwe tot een beeter leeven, ende in ons voortbrenge waarachtige vruchten des geloofs, daar door uw naam in eeuwigheit gelooft, ende gepreesen werde, ende wy, met vierige begeerte, alle vergankelikke dingen verachtende, alleenlik na de heemelsche moogen denken.
Ende oovermids het u behaagt datmen bidde voor alle menschen, zoo bidden wy u, datge uwen seegen wilt strekken oover de leere uwes heiligen evangeliums, op dat het oover al verkondigt, ende aangenoomen werde. Op dat de gansche weereld vervult werde met uwe saaligmaakende kennisse, op dat de onweetende bekeert, de swakke gesterkt werde, ende een iegelik uwen heiligen naam, niet alleen met woorden, maar ook met de daad, grootmaake, ende heilige.
Wil tot dien einde getrouwe dienaars in uwen oogst senden, ende deselven alzoo begaaven, datse hunnen dienst getrouwelik moogen bedienen. Daarteegen wil uitroeijen alle valsche leeraars, grypende wolven, ende huurlingen, die hun eigen eere, ende nuttigheit soeken, ende niet de eere uwes heiligen naams alleen, noch der arme menschen welvaart, ende saaligheit.
Wil ook alle uwe Kristelikke gemeinten, diege oover al beroepen hebt, genaadelik bewaaren, ende regeeren, in eenigheit des waarachtigen geloofs, ende godsaaligheit des leevens. Op dat uw ryk daageliks toeneeme, en des satans ryk te niete gaa, tot dat uw ryk volkoomen werde, als gy alles in allen zult zyn.
Insonderheit biddenwe u voor de ooverheeden, die het u belieft heeft oover ons te stellen, te weeten, N N.en z.v. Verleen hun allen uwe genaade, ende gaaven, eenen iegelyken in syn beroep, ende staat, daar in hy van u gestelt is. Op datse het volk, datge hun toebetrouwt hebt, wysselik regeeren, kloekelik beschermen, uwen dienst getrouwelik handhaaven, ende de
| |
| |
justitie, of het recht aan hunnen onderdaanen recht bedienen. Wil voorsitten, met uwen heiligen Geest, in hunne saamenkomsten, op datse, in alle saaken, niet anders dan het geene goed, ende behoorlik is, besluiten, ende daar na 't selve ook gelukkiglik uitvoeren moogen. Ten einde deese landen van hunne vyanden bewaart, de quaaddoenders gestraft, ende de vroome voorgestaan zynde, uw naam daar door geeert, ende het ryk van Kristus Jesus, den kooning der kooningen, gevordert mag werden, ende dat we een gerust stil leeven leiden moogen, in alle godsaaligheit, ende eerbaarheit.
Wy bidden u meede voor alle kooningen, prinssen, ende magten, die hunne deuren voor het evangelium geoopent hebben.
Vorder bidden wy u voor onse meedebroederen, die onder den paus, ofte Turk vervolginge lyden, wilse met uwen heiligen Geest troosten, ende genaadelik daar uit verlossen. Laat niet toe dat uwe Kristenheit gantschelik verwoest, ende de gedachtenisse uwes naams op aarde uitgeroeit werde, dat niet de vyanden uwer waarheit sich beroemen tot uwer oneere, ende lasteringe. Maar indien het uwe godlikke wille is, dat de gevange Kristenen met hunnen dood der waarheit getuigenisse geeven, ende uwen naam prysen, zoo geefse troost in hun lyden, datse zulks van uwe vaaderlikke hand opneemen, ende daarom uwen wil volgende, bestandig blyven, het zy in leeven, of in sterven, tot uwe eere, tot stichtinge uwer gemeinte, ende tot hunne saaligheit.
Wy bidden u ook voor allen, diege kastyd met armoede, gevangenisse, krankheit des lichaams, ofte aanvechtinge des geests. Troostse alle, o Heere, na datge weet dat hunne nood is eischende. Geef dat hunne kastydinge hun diene tot kennisse hunner sonden, ende beeteringe des leevens. Wil hun ook geeven volstandige geduldigheit, versoet hun lyden,
| |
| |
en verlosse eindelik, op datse sich oover uwe goedheit verblyden, ende uwen naam eeuwiglik prysen.
Eindelik, o Heere, wil ons, ende de onse, mitsgaaders alles wat ons aangaat, in uwe bewaaringe neemen. Geef datwe in ons beroep, na uwe wille, moogen leeven, ende de gaaven, die wy van uwen seegen ontfangen, alzoo gebruiken, datse ons niet verhinderen, maar veel meer tot het eeuwige leeven vorderen. Sterk ons ook in alle aanvechtingen, op datwe in het waare geloove strydende ooverwinnen moogen, ende hier naamaals, met Kristus, het eeuwige leeven besitten.
Om alle deese dingen biddenwe u, gelykerwys onse getrouwe heer, ende saaligmaaker Jesus Kristus selve ons geleert heeft.
Onse vaader, en z.v.
Daar naa werdt de gemeinte verlaaten met den gewoonlikken seegen.
On fangt den seegen des Heeren:
De Heere seegene, ende behoede u, de Heere verlichte syn aanschyn oover u, ende zy u genaadig, de Heere wende syn aanschyn t'uwaarts, ende geeve u synen vreede, Amen.
| |
Gebed voor de leere des katechismus.
Oheemelsche vaader, uw woord is volkoomen, ende bekeert de zielen, eene waarachtige getuigenisse, den ongeleerden wysheit geevende, ende der blinden oogen verlichtende, een krachtig middel ter faaligheit allen die gelooven. Maar oovermids dat wy van natuure niet alleen blind, maar onbequaam zyn tot eenig goed, ende datge ook niemand helpen wilt, dan die oodmoedig ende verslaagen is van harten, zoo bidden wy u, datge ons verstand wilt yerlichten met
| |
| |
uwen heiligen Geest, ende ons geeven een sachtmoedig harte, van het welke alle opgeblaasentheit, ende vleeschelikke wysheit geweert zy, op datwe uw woord hoorende, het selve recht verstaan moogen, ende ons leeven daar na aanstellen. Wil ook genaadelik bekeeren alle die noch van uwe waarheit afdwaalen, op datwe alle te saamen u eendragtelik dienen, in waarachtige heiligheit, ende gerechtigheit, alle de daagen onses leevens. Dit begeeren wy alleenlik om Kristus wille, die ons in synen naam aldus heeft leeren bidden, en ook belooft te verhooren.
Onse vaader, en z.v.
| |
Gebed na de leere des katechismus.
Ogenaadige, barmhartige God, ende vaader, wy danken u, datge niet alleen ons in uw verbond genoomen hebt, maar ook onse kleine kinderen, 't welk gy hun niet alleen verseegelt hebt door den heiligen doop, maar ook daageliks bewyst, alsge uwen lof volmaakt uit hunne monden, om alzoo de wyse weereld te beschaamen. Wy bidden u, vermeer in hun uwe genaade, datse aan Kristus uwen soon altyd toeneemen, ende wassen, tot datse hun volkomen mannelikken ouderdom in alle wysheit, ende gerechtigheit erlangen. Geef ons ook genaade dat wyse in uwe kennisse, ende vreese, gelykge ons bevoolen hebt, onderwysen. Op dat door hunne godsaaligheit des satans ryk verstoort werde, ende Jesus Kristus ryk, in deese, ende andere gemeinten versterkt werde, ter eeren uwes heiligen naams, ende tot hunne eeuwige saaligheit, door Jesus Kristus, Amen.
| |
| |
| |
Een kort gebed voor de preeke in de week.
Heemelsche vaader, eeuwige, ende barmhartige God, wy bekennen, ende belyden voor uwe goddelikke majesteit, dat wy arme ellendige sondaars zyn, ontfangen, ende gebooren in alle boosheit, ende verderffenisse, geneigt tot allen quaade, en onnut tot eenigen goede. Ende datwe met ons sondig leeven, sonder ophouden, uwe heilige gebooden oovertreeden, daar door wy uwe toorne teegen ons verwekken, en, na uw rechtvaardig oordeel, op ons laaden de eeuwige dood. ende verdoemenisse. Maar, o Heere, wy hebben berouw, ende leedweesen van datwe u vertoornt hebben, wy beklaagen onse misdaaden, begeerende datge genaadelik onse ellende wilt aansien. Wil u oover ons ontfermen, o allergoedertierenste God, ende vaader, ende ons vergeeven alle onse sonden, door het heilig lyden uwes lieven soons Jesus Kristus. Wil ons ook verleenen de genaade uwes heiligen Geests, die ons onse ongerechtigheit van ganscher harte leere kennen, ende onsselven mishaagen. Op dat de sonde in ons mag gedoodt werden, ende wy in een nieuw leeven opstaan, in het welke wy oprechte vruchten der heiligheit, ende gerechtigheit voortbrengen, die u door Jesus Kristus moogen aangenaam zyn. Wil ons uw heilig woord, na uw goddelikke wille, te verstaan geeven, datwe daar uit leeren al ons betrouwen op u alleen te stellen, ende van alle schepselen af te trekken. Dat ook onsen ouden mensch met alle syne begeerten van daage te daage meer ende meer gekruist werde, ende datwe ons u opofferen tot eenen leevendigen offer, ter eeren uwes heiligen naams, ende tot stichtinge onses naasten, door onsen Heere Jesus Kristus, welke ons heeft geleert, ende bevoolen alzoo te bidden: Onse vaader, en z.v.
| |
| |
| |
Een kort gebed na de preeke in de week.
Heere, almagtige God, laat uw heilige naam om onser sonden wille niet gelastert werden, want wy hebben op meenigerlei wyse teegen u gesondigt, midsdien wy uw woord niet gehoorsaam zyn zoo het betaamt, ende met onweetenheit ende murmureeren uwe toorne daageliks teegen ons verwekken, daarom gy ons ten rechten straft. Maar, o Heere, zyt gedachtig uwer grooter barmhartigheit, ende ontfermt u onser. Geef ons kennisse, ende leedweesen onser sonden, ende beeteringe onses leevens. Sterk de dienaaren uwer kerken, op datse getrouwelik, ende standvastelik uw heilig woord moogen verkondigen, ende de ooverheit uwes volks, op datse het weereldlikke sweerd, met gerechtigheit, ende bescheidenheit moogen voeren. Bewaar ons voor alle valsheit, ende ontrouwe. Verstoor alle boose, ende listige raadslaagen, die teegen uw woord ende kerke ooverdacht werden. O Heere, nttrek ons niet uwen Geest, ende woord, maar geef ons vermeerderinge des geloofs, ende in alle kruis, ende teegenspoed lydsaamheit, ende volstandigheit. Kom uwe kerke te hulpe, verlosse van alle ooverlast, bespottinge, ende tirannye. Sterk ook alle swakke, ende bedroefde harten, ende send ons uwen vreede door Jesus Kristus onsen Heere, die ons deese seekere belofte gegeeven heeft: Voorwaar, voorwaar segge ik u, al watge den vaader bidden zult in mynen naam, dat zal hy u geeven: Ende heeft ons bevoolen alzoo te bidden:
Onse vaader, en z.v.
| |
| |
| |
Het morgengebed.
Obarmhartige vaader, wy danken u, datge deesen nacht zoo getrouwelik voor ons hebt gewaakt, ende bidden u datge ons wilt sterken met uwen heiligen Geest, die ons voortaan geleide, datwe deesen dag, midsgaaders alle de daagen onses leevens moogen besteeden tot alle gerechtigheit, ende heiligheit, ende wat wy in handen neemen, dat onse oogen altyd sien, om uwe eere te verbreiden, alzoo datwe alle den voorspoed onses voorneemens van uwe milde hand alleen verwachten. Ende op datwe zulke genaade van u verkrygen, zoo wil ons, na uwe beloftenisse, vergeeven alle onse sonden, door het heilig lyden, ende bloedvergieten onses Heeren, ende saaligmaakers Iesus Kristus, want sy zyn ons van harten leed. Verlicht ook onse harten, op datwe alle werken der duisternisse afgeleit hebbende, als kinderen des lichts in een nieuw leeven moogen wandelen in alle godsaaligheit. Geef ook uwen seegen tot de verkondinge uws goddelikken woords. Verstoor alle werken des duivels. Sterk alle kerkendienaars, ende ooverheeden uwes volks. Troost alle vervolgde, ende benaauwde harten, door Iesus Kristus, uwen lieven soon, welke ons belooft heeft, dat gy ons alles wat wy in synen naam bidden, seekerlik geeven zult, ende daarom ons alzoo heeft leeren bidden:
Onse vaader, en z.v.
| |
Het aavondgebed.
Obarmhartige God, eeuwig licht, schynende in de duisternisse, gy die verdryft den nacht der sonden, ende alle blindheit des harten, nadienge den nacht verordineert hebt om te rusten, gelyk den dag om te
| |
| |
arbeiden, zoo bidden wy u, geef dat onse lichaamen in vreede, ende stilheit rusten, op
datse daar naa bequaam zyn moogen tot den arbeid, diese draagen moeten. Maatig onsen slaap, op
dat hy niet onordentelik zy, op datwe aan lyf, ende ziele onbevlekt moogen blyven, ja, dat onse
slaap selfs geschiede tot uwer eeren. Verlicht de oogen onses verstands, datwe in den dood niet ontslaapen, maar altyd wachten op onse verlossinge uit deese ellendigheit. Bescherm ons ook voor alle aanvechtinge des duivels, ons in uw heilig geleid neemende. Ende hoewelwe deesen dag niet hebben toegebragt, sonder teegen u grooteliks gesondigt te hebben, zoo bidden wy u, datge nochtans onse sonden wilt bedekken door uwe barmhartigheit, gelykge alle dingen op aarden met de duisternisse des nachts bedekt, op datwe daarom van uw aanschyn niet verstooten moogen werden. Geef ook rust, ende troost alle kranke, bedroefde, ende aangevochten harten, door onsen Heere Jesus Kristus, die ons alzoo heeft leeren bidden: Onse vaader, en z.v.
| |
Een gebed, voor de handelinge des kerkenraads.
Heemelsche vaader, eeuwige, ende barmhartige God, het heeft u belieft, na uwe oneindelikke wysheit, ende goedertierentheit, uit alle menschen des gantschen aardbodems, u een gemeente door de preedikinge des heiligen evangeliums te versaamelen, ende deselve te regeeren door den dienst der menschen. Gy hebt ons ook tot zodaanigen ampt genaadelik beroepen, ende bevoolen goede acht te hebben op ons elven, ende op de kudde, die Kristus, met syn dierbaar bloed, verworven heeft Dewyle wy dan nu hier in uwen H naam versaamelt zyn, om, na het exempel der apostolische kerken, van die dingen, die ons voorvallen zullen, aangaande den welstand, ende
| |
| |
stichtinge uwer kerken, volgende ons ampt, te handelen, daar toe wy onsselven belyden onnut, ende onbequaam te weesen, als die van onse natuurs weegen niet vermoogen iet goeds uit onsselven te denken, veel min in 't werk te stellen: Zoo biddenwe u, o getrouwe God, ende vaader, datge, na uwe belofte, wilt weesen, in het midden van onse versaamelinge, met uwen heiligen Geest, die ons in alle waarheit leide. Neem ook van ons weg alle misverstand, ende verkeerde beweegingen des vleesches, ende geeft dat uw h. woord de eenige reegel, ende rechtsnoer zy van alle onse raadslaagen, op dat deselve moogen strekken tot uws naams eere, tot stichtinge uwer gemeinte, ende tot ontlastinge van onse eige gewisse, door Kristus Jesus, uwen soon, die met u, ende den heiligen Geest, de eenige, ende waarachtige God, eeuwiglyk zyt te looven, ende te prysen. Amen.
| |
Een gebed, na de handelinge des kerkenraads.
Heere, God, heemelsche vaader, wy danken u van harten, dat het u behaagt, hier in deese landen, u
een kerke te versaamelen, ende daar toe onsen dienst te gebruiken, ons de genaade doende, datwe
vry, ende onverhindert uw heilig evangelium preediken, ende alle godsaalige oeffeninge gebruiken
moogen. Daarbeneeven, datge nu met uwen heiligen Geest in het midden van onse vergaaderinge
geweest zyt, onse raadslaagen, na uwe wille, bestierende, ende onse harten, in onderlinge
vreede, ende eendrachtigheit verbindende. Wy bidden u, o getrouwe God, ende vaader, wil doch
onsen voorgenoomen arbeid genaadelik seegenen, ende uw aan gevangen werk krachtiglik volvoeren: u altyd eene rechte kerke versaamelende, ende deselve by de suivere leere, ende het recht gebruik der heilige sakramenten, ende naarstige
| |
| |
oeffeninge der tucht bewaarende. Doe daarenteegen te niete alle boose, ende listige raadslaagen, die teegen uw woord, ende kerke, ooverdacht werden. Sterk ook alle kerkendienaaren, op datse getrouwelik, ende standvastiglik uw heilig woord moogen verkondigen: ende de ooverheit uws volks, op datse het weereldlikke swaard, met gerechtigheit, ende bescheidenheit, mooge voeren. Insonderheit biddenwe u voor de ooverheeden, die het u belieft heeft oover ons te stellen, zoo hooge, als leege, ende voornaamelik voor de achtbaare ooverheit deeser stad. Geef dat haare gansche regeeringe daar naa gericht zy, dat de kooning aller kooningen oover haar, ende haare onderdaanen regeeren mooge, ende het ryk des duivels, 't welk een ryk is aller schanden, ende lasteringen, door haar, als uwe dienaars, langs zoo meer verstoort, ende te niete gemaakt werde, ende dat wy onder haar een gerust stil leeven leiden moogen, in alle godsaaligheit, ende eerbaarheit. Verhoor ons, o God, ende vaader, door Jesus Kristus, uwen lieven soon. die met u, ende den heiligen Geest, de eenige; ende waarachtige God, eeuwiglik zyt te looven, ende te prysen, Amen.
| |
Een gebed, voor de vergaaderinge der diakenen.
Barmhartige God, ende vaader, gy die niet alleenlik ons gesegt hebt, datwe altyd armen by ons hebben zullen, maar ook hebt bevoolen denselven by te staan, en tot dien einde in uwe gemeinte hebt ingestelt den dienst der diakenen, door dewelken sy geholpen mogten werden: naademaal wy, die in deese gemeinte, tot het ampt van diakenen beroepen zyn, alhier teegenwoordiglik in uwen naam zyn vergaadert, om van onse bedieninge met malkander te
| |
| |
spreeken, zoo biddenwe u oodmoediglik, om Jesus Kristus wille, datge by ons wilt weesen met den geest der bescheidenheit, ten einde wy goed onderscheid moogen maaken tusschen de rechte en onrechte armen. Ende datwe, met alle blymoedigheit, ende getrouwigheit, de aalmoessen, die by ons versaamelt zyn, eenen iegelikken uitdeelen, na den eisch syns noods, niet ongetroost laatende de behoeftige leedemaaten uwes lieven soons, ook niet geevende den geenen die geen gebrek hebben. Ontsteekt de harten der menschen met vierige liefde tot de armen, op datse milde handreikinge doen van hunne tydlikke goederen, waar oover gy hen tot rentmeesters hebt gestelt: ende dat wy, de middelen in handen hebbende, om de behoeftigen te helpen, ons ampt getrouwelik, sonder verdriet, ende met onbekrompe harten moogen bedienen. Verleen ons meede de gaaven, om niet alleenlik met de uiterlikke giften, maar ook met uw heilig woord, de ellendigen te vertroosten. Ende aangesien de mensch niet alleenlik van brood leeft, maar van alle woord, dat uit uwen mond komt, zoo wil ook uw seegen strekken oover onse uitdeelinge, ende het brood der armen vermeenigvuldigen. Op dat sy, ende wy oorsaake moogen hebben, om u te looven, ende te danken, verwachtende de saalige komste uwes lieven soons Jesus Kristus, die om onsent wille arm geworden is, om ons ryk te maaken in der eeuwigheit, Amen.
| |
| |
| |
Een gebed, voor den eeten.
Psalm 145. v. 15, 16.
v. 15. Aller oogen wachten op u, ende gy geeft hun, te syner tyd, hunne spyse.
v. 16. Gy doet uwe hand oopen, ende versaadigt al watter leeft, met welbehaagen.
Heere, almagtige God, gy die alles geschaapen hebt, ende noch door uwe godlikke kracht onderhoud, ende die het volk Israël in de woestyne gespyst hebt, wil uwen seegen strekken oover ons uwe arme dienaars, ende ons heiligen deese gaaven, diewe van uwe milde goedheit ontfangen, op dat wyse maatiglik, ende heiliglik, na uwe goede wille, moogen gebruiken, ende daar door bekennen dat gy onse vaader, ende een oorspronk alles goeds zyt. Geef ook datwe altyd, ende voor alle dingen, soeken het geestelikke brood uwes woords, met het welk onse ziele gespyst werdt ten eeuwigen leeven, het welk gy ons bereidt hebt, door het heilig bloed uwes lieven soons onses Heeren Jesus Kristus, Amen.
Onse Vaader, en z.v.
| |
Alzoo vermaant ons de Heere Jesus Kristus,
Luce, kap. 21. v. 34, 35.
v. 34. Wacht uselven, dat uwe harten niet te eeniger tyd beswaart werden met brasserye, ende dronkenschap, forgvuldigheit deeses leevens, ende dat u die dag niet onvoorsiens [oover] koome.
v. 35. Want gelyk een strik zal hy koomen oover alle de geene, die op den aardboodem zyn.
| |
| |
| |
Een gebed, naa den eeten.
Alzoo spreekt de Heere, in 't vyfde boek van Moses, kap. 8. v. 10, 11.
v. 10. Ende als gy dan zult gegeeten hebben, ende versaadigt zyn, zoo zultge den Heere, uwen God, looven oover het goede land, dat hy u zal hebben gegeeven.
v. 11. Wacht u, datge des Heeren uwes Gods niet vergeet: datge niet zoud houden syne gebooden, ende syne rechten, ende insettingen, die ik u heeden gebiede.
Heere, God, heemelsche vaader, wy danken u voor alle uwe weldaaden, diewe, sonder ophouden, van uwe milde hand, ontfangen, dat het uwe godlikke wille is ons t'onderhouden in dit tydlik leeven, en ons te versorgen met alle nooddruft: maar insonderheit, datge ons herbooren hebt tot de hoope van een beeter leeven, het welk gy ons geoopenbaart hebt door uw heilig evangelium. Wy bidden u barmhartige God, ende vaader, dat gy niet toelaat, dat onse harten, hier in deese aardsche, en vergankelikke dingen zouden gewortelt zyn; maar datwe altyd moogen opwaarts sien ten heemel, verwachtende onsen saaligmaaker Jesus Kristus, tot dat hy in de wolken verschynen zal, tot onser aller verlossinge, Amen.
Onse Vaader, en z.v.
| |
Een gebed, voor kranke, ende aangevochte menschen.
Oalmagtige, eeuwige, eude gerechtige God, ende barmhartige vaader, gy die een heere des doods, ende des leevens zyt, sonder wiens wille niet
| |
| |
geschiedt, noch in den heemel, noch op der aarde, hoewel wy niet waardig zyn uwen naam aan te roepen, noch te verhoopen datge ons zult verhooren, als wy aansien, hoe datwe tot noch toe onsen tyd oovergebragt hebben; zoo bidden wy u nochtans, datge, na uwe barmhartigheit, ons wilt aansien in Jesus Kristus aanschyn, die alle onse swakheit op sich genoomen heeft. Wy bekennen, datter niet in ons is, dan geneegentheit tot het boose, ende onbequaamheit tot eenig goeddoen, daarom wy ook deese straffe, ja noch veel meerdere, verdient hebben. Maar, Heere, gy weet dat wy uw volk zyn, ende gy onse God zyt. Wy hebben tot niemand toevlucht, dan alleen tot uwe barmhartigheit, diege nooit geweigert hebt aan iemand, die sich tot u bekeert heeft. Dies biddenwe, datge onse sonden ons niet wilt toereekenen; maar reeken ons toe de wysheit, gerechtigheit, ende heiligheit van Jesus Kristus, op datwe in hem voor u moogen bestaan. Verlos ons, om synent wille, uit dit lyden, op dat de boosen niet denken, datge ons verlaaten hebt. Of zoo het u belieft ons langer alzoo te oeffenen, zoo geef ons geduld, ende sterkheit, zulks alles na uwen wil te draagen, ende laat het ons alles, na uwe wysheit, ten besten koomen. Kasty ons liever hier, dan datwe hier naa, met de weereld, zouden moeten verlooren gaan. Geef ons, datwe deese weereld, en al wat aardsch is, moogen afsterven, op datwe daageliks, na Jesus Kristus eevenbeeld, meer ende meer, moogen vernieuwt werden. Laat ons door geen ding van uwe liefde werden afgescheiden; maar trek ons daageliks, meer, ende meer, tot u, op datwe het einde onses beroeps, met vreugden, aanvaarden moogen, het welk is, met Kristus te sterven, te verrysen, ende in eeuwigheit te leeven. Wy gelooven ook datge ons verhooren zult door Jesus Kristus, die ons aldus heeft feeren bidden,
Onse Vaader, en z.v.
| |
| |
Sterk ons ook in het rechte geloove, het welke wy van harten ende metten mond aldus belyden,
Ik geloove in God, en z.v.
| |
Ofte aldus:
Eeuwige, barmhartige God, ende vaader, de eeuwige saaligheit der leevenden, ende het eeuwig
leeven der stervenden, naa dat gy dood, ende leeven in uwe hand alleen hebt, ende sonder
ophouden alzoo voor ons sorgt, dat noch gesondheit, noch krankheit, noch eenig goed, ofte quaad, ons kan toekoomen, ja geen haair van ons hoofd kan vallen sonder uwen wil, datge ook uwen geloovigen alle dingen tot hunnen beste wendt. Wy bidden u, verleen ons de genaade uwes heiligen Geests, dat hy ons leere onse ellendigheit recht bekennen, ende geduldiglik uwe kastydingen verdraagen, die wy tienduisendmaal grooter hebben verdient. Wy weeten datse ons geen teekenen zyn van uwe toorne, maar van uwe vaaderlikke liefde teegen ons, op datwe met de weereld niet verdoemt werden. Vermeerder, o Heere, ons geloove, door uwe oneindelikke barmhartigheit, op datwe in Kristus, langs zoo meer, werden ingelyft, als lidmaaten aan hun geestelik hoofd, den welken gy ons in lyden, ende heerlikheit gelyk maaken wilt. Verlicht het kruis, na dat het onse swakheit verdraagen kan. Wy onderwerpen ons ganschelik uwen wil, het zy datge onse zielen langer in deese hutten wilt laaten, ofte tot u, in het eeuwige leeven, neemen, oovermids wy Kristus eigen zyn, ende daarom niet moogen vergaan. Wy willen gaarne dit swakke vleesch verlaaten, in hoope der saaliger opstandinge, daar ons het selve veel heerlikker zal werden weeder gegeeven. Geef ons te gevoelen den saaligen troost der vergeevinge der sonden, ende van Kristus rechtvaardigmaakinge, op datwe, met dien schild, alle des satans
| |
| |
aanvechtingen ooverwinnen. Laat syn onschuldig bloed de vlekke, ende onreinigheit onser sonden uitveegen, ende syne gerechtigheit onse ongerechtigheit verantwoorden voor uw uiterst oordeel. Waapen ons met geloove, ende hoope, op datwe niet te schande werden door eenigen schrik der dood, maar als onse lichaamelikke oogen duister werden, dat alsdan de oogen des geests op u sien. Ende als gy ons het gebruik der tongen benoomen zult hebben, dat alsdan het harte niet ophoude u aan te roepen. O Heere wy beveelen onse zielen in uwe handen, wil ons in onsen laatsten nood niet verlaaten, ende dat om Kristus Jesus wille alleen, die ons alzoo heeft leeren bidden, Onse vaader, en z.v.
Ik geloove in God, en z.v.
|
|