'De populariteit van almanakken in de tweede helft van de negentiende eeuw'
(1987)–Jan Sitvast– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| ||||||||||
De populariteit van almanakken in de tweede helft van de negentiende eeuwJan SitvastEen advertentie in de Amsterdamsche Courant van 16 december 1760: De Hollandsche Almanach waar in veel nuttige als vermakelijke Bijzonderheden gevonden worden, voorzien van 13 fraaije Kopere Plaatjes, beneffens een nieuw geïnventeerde Windijzer, waar door men zien kan wat wind men hebben moet om in de Provinciën van de eene Plaats na den anderen te zeilen; dezelve zijn in alle steden bij de voornaamste Boekverkopers te bekomen, en te Amst. bij Adam Meijer, in de Stilsteeg, de prijs is in Turks leer 22, Franseb. 16 en in Papier 8 st. Advertenties als deze waarin geadverteerd werd voor almanakken kwamen veelvuldig voor in de achttiende-eeuwse kranten. De almanak lijkt een typisch fenomeen uit de achttiende eeuw te zijn. Deze indruk wordt echter niet bevestigd door de literatuur: de almanak kende al in de zestiende eeuw een eerste bloei en de populariteit van het genre was in de negentiende eeuw misschien op z'n grootst.Ga naar eind1 Dezelfde literatuur doet de lezer vermoeden dat de almanak eind negentiende eeuw in de vergetelheid geraakt is en dus ook niet meer zal opduiken in advertenties voor boeken. Dit heb ik onderzocht en ik heb mij hierbij gebaseerd op krantenadvertenties in het Algemeen Handelsblad en het Nieuws van de Dag. Om de tien jaar is het aantal almanakken geturfd dat in advertenties werd vermeld. De periode waarin geturfd werd loopt van 1850 tot 1890. Naast almanakken zijn ook alle andere boeken (inclusief almanakken) geturfd, zodat het totaal aantal boeken vergeleken kan worden met het totaal aantal almanakken. Op basis van deze cijfers kan de populariteit gemeten worden voor zover deze weerspiegeld wordt in het advertentieaanbod. Door vergelijking met het aantal almanakken dat voorkomt in het Nieuwsblad voor den Boekhandel (dit orgaan van boekhandelaren en uitgevers is een betere graadmeter voor de grootte van het aanbod van almanakken dan de publieksadvertenties in dagbladen) kan de mate van adverteren gerelateerd worden aan het aanbod van almanakken door uitgevers aan de boekhandel.Ga naar eind2 | ||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||
In het complex van factoren dat het advertentieaanbod bepaalt van almanakken speelt de vraag-aanbod relatie tussen lezer en boekhandel een belangrijke rol. Enerzijds dient onderzocht te worden welke lectuur gelezen (gevraagd) werd en anderzijds welke lectuur door de boekhandel aangeboden werd. Kort samengevat: welke leesbehoefte werd bevredigd door de almanak en werd deze functie misschien in de loop van de negentiende eeuw overgenomen door ander leesmateriaal? | ||||||||||
Afbakening en korte beschrijvingEerst echter lijken mij een afbakening van het begrip ‘almanak’ en een kort overzicht van het genre hier op zijn plaats. Een almanak is een eenmalige jaarlijkse uitgave met een kalender van het betreffende jaar of met literaire bijdragen (onder literair wordt hier verstaan: poëzie, drama en fictioneel prozaGa naar eind3) Een almanak is onderverdeeld in een kalendergedeelte en het zogenaamde Mengelwerk: de literaire bijdragen, de wetenswaardigheden en de praktische informatie. De praktische informatie bestaat uit zulke gegevens als vertrektijden van de trekschuit en de diligence, tarieven van het postvervoer, adressen van instellingen, namen van bestuurderen, feestdagen, watergetijden, enzovoort. Sommige almanakken ontwikkelen zich later in de negentiende eeuw tot agenda's waarin literaire bijdragen ontbreken (bijvoorbeeld de Nederlandsche Almanak van 1878). Waaruit bestaan de wetenswaardigheden? Verjaardagen van het Koninklijk Huis, genealogische tabellen van belangrijke personen, volksgeneeskunde, spreekwoorden, astrologie, enzovoort. Dit element ‘wetenswaardigheden’ komt niet in alle almanakken voor. De zogenaamde ‘literaire almanak’ bijvoorbeeld heeft voornamelijk letterkundige bijdragen.
De letterkundige almanak is ontstaan in de achttiende eeuw en blies nieuw leven in het eeuwenoude bestaan van het genre, waardoor het tot ver in de negentiende eeuw groot aanzien genoot bij de lezers. In Nederland verscheen dan ook tussen 1820 en 1870 een behoorlijk aantal literaire almanakken: bijvoorbeeld de Almanak Voor Hollandsche Blijgeestigen tussen 1836 en 1880 en Holland in de periode 1848-1865. Aan deze almanakken werkten (toen) bekende schrijvers en dichters mee: Bilderdijk, Tollens, Van Lennep, Van Zeggelen en anderen. Het is in de negentiende eeuw echter niet alles ‘literaire almanak’ wat de klok sloeg. Er waren talrijke provinciale almanakken, die al dan niet ‘volksalmanak’ heetten. Verder kennen we streekgebonden almanakken (bijvoorbeeld het Zaanlandsch Jaarboekje) of plaatsgebonden almanakken (bijvoorbeeld de Utrechtsche Almanak). Het mengelwerk van deze almanakken bevat proza en poëzie, soms letterkundig, maar vaker nog historisch, historisch-genealogisch, folkloristisch en anderszins ‘wetenswaardig’ van aard. Hetzelfde geldt voor vele niet-plaatsgebonden (volks-)almanakken, zoals de Volksalmanak Van Het Nut en de Dubbeltjesalmanak van 1880. Ook damesalmanakken zijn er vele | ||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||
geweest: bijvoorbeeld het Kostertje (1870) en de Cornelia Damesalmanak (1880). Naast proza en poëzie wordt de inhoud van deze almanakken bepaald door mode, kookrecepten, opvoeding en berichten over wetenschappen en de geschiedenis voor zover betamelijk geacht werd dat dames hier kennis van namen. Andere almanakken richtten zich op beroepen, een bepaalde geloofsgemeenschap (bijvoorbeeld het Ned.-Israëlitisch Jaarboek uit 1860), hobby's, interessen, levensfasen (bijvoorbeeld Almanak Voor Jonge Lieden uit 1850) of de bevordering van een ‘goed werk’ of een ‘hoger doel’ als bijvoorbeeld de drankbestrijding (de Almanak Van De Vereeniging Tot Afschaffing Van Sterke Drank uit 1880), het nut van het algemeen (de Nutsalmanak van de gelijknamige Maatschappij), de verbetering van de zedelijkheid en godsdienstigheid (de almanak De Liefde Sticht uit 1880), enzovoort. Het mengelwerk in deze laatstgenoemde almanakken was toegespitst op het nuttige, leerzame, stichtende en opvoedende. Een mengeling van onderhoudend, nuttig, leerzaam, stichtend en opvoedend is echter wat bijna alle almanakken typeert.Ga naar eind4 De inhoud van een almanak bood de lezer bijna altijd meer dan alleen verstrooiing en ontspanning. Een enkel voorbeeld van een almanak zal dit illustreren. Zo was de inhoud van het mengelwerk van het Zaanlandsch Jaarboekje van 1846: poëzie, spreekwoorden, een schets van een boedelverkoop, gefingeerde autobiografische onthullingen van een chirurgijn, biografische gegevens van Zaanlandse schilders en een stuk gedramatiseerde geschiedenis van Zaandam in 1574 toen het door de Spanjaarden overrompeld dreigde te worden. Episoden uit de vaderlandse geschiedenis zijn vaak het onderwerp van historische bijdragen in almanakken. Vaderlandse geschiedenis werd hogelijk gewaardeerd vanwege haar exempelkarakter. Aan voorbeelden uit de vaderlandse geschiedenis konden alle burgerlijke waarden en deugden aan de lezers getoond en onderwezen worden. Zo ook in het Zaanlandsch Jaarboekje. In het verhaal spelen Egge Hantjes, een boer, en Maaike, de meid, de hoofdrollen. Door hun moed en plichtsbetrachting redden zij het dorp van een Spaanse plundering. De Zaanlanders worden ons voorgespiegeld als dappere, rechtschapen en vredelievende dorpers terwijl de Spanjaard in dit verhaal eer laffe bruut is en een onderdrukker van de geloofsvrijheid. Maaike, de meid, wordt beschreven als een standvastige en vrome vrouw die het spijt dat ze door de naderende Spaanse troepen het kerkbezoek moet verzuimen. In het happy-end wordt ze verenigd met haar doodgewaande vrijer, die haar op 't nippertje redt van een verkrachting door de snode Spanjaard. Het verhaal is onderhoudend en amusant, maar toch tegelijkertijd belerend. | ||||||||||
De meting van de populariteitDe meting van de populariteit van almanakken aan de hand van het aantal vermeldingen in de krant is pas goed mogelijk als we het nodige voorbehoud maken. Het belangrijkste voorbehoud is de snelle ontwikkeling van de reclame en het adverteren in de tweede helft van de negentiende eeuw, die op zich | ||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||
al verantwoordelijk is voor een toename van het aantal advertenties, dus ook van een eventueel toegenomen aantal vermelde almanakken. Een toename hoeft niet direct een grotere betekenis van het genre te weerspiegelen. Een absolute toename verandert zelfs in een relatieve afname wanneer deze vergeleken wordt met de grotere toename in het totale boekenaanbod. Een tweede voorbehoud is het beperkt aantal kranten dat geraadpleegd is. Het Algemeen Handelsblad en het Nieuws van de Dag zijn wel gekozen vanwege hun grote oplage en het ruime advertentieaanbod, maar hun lezerspubliek is voornamelijk de burgerij. Wat zijn nu de conclusies die wij uit het aanbod van almanakken in deze twee kranten kunnen trekken?Ga naar eind5 Allereerst de duidelijke teruggang van het aantal vermelde almanakken. In 1850 nog 99 in het Algemeen Handelsblad en in 1890 nog maar 27 in het Nieuws van de Dag.Ga naar eind6 Het grootste aantal almanakken kwam in de decembermaand voor. Dit weerspiegelt natuurlijk het gelegenheidsaspect; een nieuwe almanak voor het nieuwe jaar, maar ook een feestdagenpiek: de almanak als Sinterklaas-, kerst- of nieuwjaarsgeschenk. Bij een vergelijking met de ontwikkelingen in het totale boekenaanbod zien we het volgende verschil: grote toename van het totaal aantal boeken van 1850 tot 1890 (namelijk van 1812 naar 4949Ga naar eind7 en flinke afname van het aantal almanakken. De absolute afname van almanakken is dus ook een grote relatieve afname. De almanakken gingen terug van 5,5% van het totale boekenaanbod naar 0,5% in 1890, een daling met een factor 10. Opmerkelijk is verder de grote toename in het aantal boeken in advertenties tussen 1870 en 1880: voor het Algemeen Handelsblad bijvoorbeeld een verdubbeling (van 1455 naar 2913 getelde boeken). Deze spectaculaire toename is toe te schrijven aan het adverteren door drie boekhandelaren. Het zijn D. Bolle uit Rotterdam, Cohen uit Arnhem/Nijmegen en Koster uit Amsterdam, tweedehands-boekhandelaren die met grote advertenties veel en regelmatig adverteerden. Hier deed voor 't eerst op grote schaal de moderne reclametechniek haar intree in de boekverkoop. Hun advertenties schotelden de lezers tientallen boeken voor tegen reductieprijzen... en maar zelden was daar een almanak bij. Een vergelijking met het aanbod en de aankondiging van almanakken in het Nieuwsblad voor den BoekhandelGa naar eind8 vertelt ons dat een teruglopend aanbod in krantenadvertenties niet gelijk staat aan een werkelijk teruglopend aanbod. De produktie van de uitgevers is beter af te lezen aan de vermelding in het Nieuwsblad dan in de krant. Het Nieuwsblad was tenslotte een vakblad voor de boekhandel, waarin uitgevers de boekhandel op de hoogte hielden van wat ze uitgaven. Dit gebeurde door middel van advertenties en door de rubriek ‘jongst verschenen boeken’ waarin de redactie haar toegezonden boeken opnam.Ga naar eind9 In 1870 ging het Nieuwsblad in plaats van één keer twee keer verschijnen per week. In hoeverre deze vergroting van advertentie/aankondigingsruimte gelijk loopt met de toename in het aantal bladen per krant van het Algemeen Handelsblad en later het Nieuws van de Dag is moeilijk uit te drukken. Zo is het ook | ||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||
moeilijk in te schatten of de komst van het Bestelhuis in 1874 veel veranderde aan het advertentieaanbod. Het aantal advertenties waarin de uitgever zich richtte tot de boekhandel zal afgenomen zijn omdat deze taak deels door het Bestelhuis (een centraal boekenmagazijn) werd overgenomen. Verder werd er ook in het Nieuwsblad voor veel almanakken niet geadverteerd en blijken lang niet alle almanakken uit de krant in het Nieuwsblad voor te komen. Ook het Nieuwsblad is dus geen zuivere afspiegeling van het aanbod van de uitgevers. Hoe groot het totale aanbod van almanakken kan zijn geweest leert ons een bronnenonderzoek van de Werkgroep Literaire Almanakken van de vakgroep Nederlands in Leiden die in 1978 een bibliografie heeft samengesteld van alle almanakken die in de periode 1830-1849 zijn verschenen in ons land.Ga naar eind10 In 1849 vindt de Werkgroep 126 almanakreeksen. Als ik dat vergelijk met mijn cijfers uit het jaar dat het dichtst bij 1849 komt, 1850, blijkt hoe weinig verschillende almanakken in de advertenties van het Algemeen Handelsblad voorkomen, namelijk slechts 33.Ga naar eind11 Voor latere jaren gelden cijfers in dezelfde orde van grootte. In het Nieuwsblad werden hogere aantallen verschillende almanakken gevonden: in 1870 bijvoorbeeld 48 tegenover 29 in het Algemeen Handelsblad. Het aantal verschillende almanakken dat het Nieuwsblad gemeen had met de krant was in de onderzochte jaren niet altijd groot. In 1870 bijvoorbeeld 18. Als daarbij gelet wordt op het aantal almanakken dat in 1880 als gemeenschappelijke almanak terugkeert, namelijk 8, wordt de correlatie tussen de cijfers over almanakken in de krant en die over almanakken in het Nieuwsblad nog kleiner. In een vergelijking tussen het Nieuwsblad en de krant gaat het om een betrekkelijk klein aantal almanakken, dat na tien jaar voor een belangrijk deel ingewisseld is voor andere.Ga naar eind12. | ||||||||||
Prijzen en doelgroepenOok als we naar prijzen gaan kijken zien we dit gegeven: er is niet altijd sprake van correlatie. Terwijl het aantal vermelde prijzen voor dure almanakken (duurder dan ƒ1,00) in de krant in alle geturfde jaren hoger is dan het aantal vermelde prijzen voor goedkope almanakken (goedkoper dan ƒ0,50) is in het Nieuwsblad soms het omgekeerde het geval: in 1850 en 1860 zijn er meer goedkope almanakken dan dure. In latere jaren spoort het Nieuwsblad echter goed met de krant.Ga naar eind13 In 1880 en 1890 zijn de dure almanakken in de meerderheid. Een 40% tot 50% van de almanakken (voor zover vermeld met prijs) in krantenadvertenties in de periode 1860-1890 betreft dure almanakken met een prijs boven de ƒ1,00.Ga naar eind14 De prijs geeft ons een indicatie over de doelgroepen waarvoor werd geadverteerd. Met een prijs van ƒl,00 of duurder vallen deze almanakken buiten het bereik van de gewone manGa naar eind15 uit de arbeidersklasse. Als deze al las dan waarschijnlijk alleen de goedkoopste lectuur, eerder de stuiversuitgaven dan die van vijftig cent, om niet te spreken over duurder. Almanakken werden in het gunstigste geval alleen dan door arbeiders gekocht als ze heel goedkoop waren. De zogenaamde volksalmanakken | ||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||
voerden wat dat betreft een misleidende naam. De Nutsalmanak (een volksalmanak) kostte ƒ0,75, de Geldersche Volksalmanak in de verschillende uitvoeringen ƒ0,75 tot ƒ1,25. Wel goedkoop waren: de Almanak Van De Vereeniging Tot Afschaffing Van Sterke Drank (ƒ0,10); de Dubbeltjesalmanak; de almanak De Liefde Sticht, uitgegeven door de Vereeniging Tot Verspreiding Van Stichtelijke Blaadjes (ƒ0,10); de Enkhuizer en Rotterdammer Almanak (ƒ0,10 - ƒ0,55); de Bijbelsche Almanak (ƒ0,10) en andere. Tot deze goedkope prijscategorieGa naar eind16 hoort ook een groot aantal almanakken die op grond van hun titel en vermoedelijke gebruiksfunctie op een ander publiek mikten dan de volksklasse. Dit zijn de kantooralmanakken, schrijfalmanakken, plak- en knipalmanakken, wandalmanakken en portefeuillealmanakken. Het waren kleine boekjes of losse bladen (de wandalmanak bijvoorbeeld was een soort kalender) die de functie hadden van agenda, kalender en aantekenboekje met informatie voor kantoor en het huishouden (burgerij) thuis. Ook damesalmanakken waren meestal goedkoop. Van Zwaamens en Thompsons Kostertje bijvoorbeeld kostte in de verschillende uitvoeringen tussen ƒ0,07 en ƒ0,30 in 1870. Toch waren het kleine agenda's met proza en poëzie bestemd voor dames uit de burgerij. Als we met deze almanakken rekening houden bij een beoordeling van de doelgroepen van advertenties voor almanakken, dan slaat de balans door in het voordeel van de gegoede en minder gegoede burgerij. De vraag rijst of een ander soort krant dan het Algemeen Handelsblad of het Nieuws van de Dag een afwijkend beeld zal laten zien van de doelgroep waar de almanak voor geschreven werd. In het bijzonder denk ik hierbij aan advertentiebladen waarvan de grote oplage en de lage prijs een garantie zijn voor een breed lezerspubliek. Ik heb een aantal advertentiebladen geraadpleegd, namelijk het Vliegend Blad van Amsterdam (1875/1876) en het Vliegend Blad van Haarlem (1878, 1883, 1890), maar deze bleken te weinig advertenties voor almanakken te hebben om enige vergelijking zinvol te maken. | ||||||||||
RecensiesUitgaande van de cijfers over het aantal almanakken in de krantenadvertenties ben ik gaan zoeken naar aanvullend bewijsmateriaal voor de vraag: verdwijnt de almanak als populair (hier bedoeld als veelgelezen) genre? In Krusemans boek Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandelGa naar eind17 geeft de auteur in zijn boekenlijsten een overzicht van een aantal almanakken en beschrijft hij voor enkele hun ontstaansgeschiedenis en hoe het hen verder verging. Vooral literaire almanakken hebben zijn belangstelling. Met deze literaire almanakken ging het na 1860 slecht. De uitgave werd voor de een na de ander gestaakt: Holland-Castalia in 1875, Aurora in 1878 en eerder al Vergeet Mij Niet in 1866. Kruseman zegt hierover: ‘De tijd van de jaarboekjes was voorbij: prachtwerken van allerlei aard vervingen de plaats der verouderde almanakken. ’Ga naar eind18 Ook in de vele recensies van almanakken in letterkundige tijdschriften, dagbladen en familiebladen weerklinkt soms een opvatting als deze. In de Groene Amsterdammer van 23 maart 1890 werd het verdwijnen van | ||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||
almanakken genoemd en in verband gebracht met de concurrentie door dagen weekbladen.Ga naar eind19 Het Nieuws van de Dag meldde op 4 december 1895 in de rubriek Leestafel: ‘Zouden de oude Muzenalmanaken en die voor het Goede en Schoone en de Castalia's enz., enz., zou wat eenmaal dood en goed dood is in het leven terug te roepen zijn?’ In de schaarse literatuur over almanakken lees ik bij Ann Renier over de Engelse almanakken na 1840/1850: ‘The vogue of the annual was drawing to an end.’Ga naar eind20 En M. Zuber meldt dat in de Duitstalige gebieden de muzenalmanak na 1830-1840 afsterft om alleen rond 1900 weer kort op te bloeien.Ga naar eind21 Hier wordt alleen over de literaire almanak gesproken, kwantitatief niet de grootste groep almanakken. Aurora bijvoorbeeld kwam tussen 1840 en 1865 nooit boven de 1600 exemplaren uitGa naar eind22 terwijl de Christelijke Volksalmanak en de Praktische Volksalmanak bij dezelfde uitgever in een oplage verschenen van respectievelijk 3500 en 3000 exemplaren.Ga naar eind23 Natuurlijk werden er ook andere almanakken dan muzenalmanakken gerecenseerd. Veel provinciale en volksalmanakken kregen bij hun verschijnen een kritiek in de krant of het tijdschrift. Deze kritieken laten goed zien hoe de waardering van de critici voor almanakken onderling verschilt. Niet altijd beseft de recensent dat de koper van een almanak lagere of andere eisen stelt aan de almanak. De Friesche Volksalmanak werd bijvoorbeeld zo beoordeeld in de Vaderlandsche Letteroefeningen van 1855: ‘In zulk een boek of boekje, meenen wij, moeten aan het volk opstellen worden aangeboden, die berekend zijn om 't verstand te verlichten, de zeden te verbeteren, godsvrucht en vaderlandszin, nationaliteit, en liefde voor wet en orde aan te kweeken, en door gepaste mededeelingen en wijze raadgevingen, zoo veel mogelijk ieder behulpzaam te wezen tot vermeerdering van zijne stoffelijke welvaart.’Ga naar eind24 Vaak waren de critici echter minder zwaar op de hand. Soms werd een almanak al gunstig beoordeeld als het uiterlijk van het boekje goed verzorgd was en de plaatjes mooi. Een damesalmanak werd in 1850 aldus gerecenseerd: ‘Wij zijn al tevreden als de pracht-almanakken (immers voor een goed deel tot geschenken aan lievenswaardige voorwerpen bestemd) toenemen in bevalligheid en sierlijkheid van vorm, en als de inhoud den smaak niet beleedigt en eenigermate beantwoordt aan den titel, welken zij voor het voorhoofd dragen.’Ga naar eind25 Voor een beoordeling van de populariteit van de almanak zijn de kritieken te subjectief. Het zijn de oplagecijfers en cijfers over het debiet die hier beter voor geschikt zijn. | ||||||||||
Oplagen en debietEr zijn echter geen overzichtscijfers van oplagen en het debiet. Slechts van een enkele uitgever zijn de fondsboeken bewaard gebleven waarin de boekhouding werd bijgehouden van de drukkerij en uitgeverij.Ga naar eind26 Ook Kruseman in Haarlem zit daarbij. Hij gaf tussen 1841 en 1872 de volgende almanakken uit: Aurora (1849-1865), de Praktische Volksalmanak (1853-1863), Herinneringen Jaarboekje (1848-1849), Jaarboekje der stad Haarlem (1847-1848), de Christelijke Volks- | ||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||
almanak (1860-1865) en de Nederlandsche (volks-)almanak (1876-1878). Aurora, de literaire almanak had een oplage tussen de 1500 en 1700 exemplaren en kostte ƒ4,00. Na 1855 verkocht deze almanak steeds slechter, want de aantallen onverkochte exemplaren stijgen van 122 op de 1700 in 1855 naar 302 op een oplaag van 1625 in 1860. Hetzelfde gebeurde met de Praktische Volksalmanak, die in 1854 begon met een oplage van 3500 exemplaren, maar in 1862 eindigde met 2000 exemplaren, terwijl de onverkochte exemplaren elk jaar toegenomen waren. In het fondsboek voor 1863 heette het: ‘Een lievelingsonderneming, door de verbeterde navolging van den Almanak tot Nut van 't Algemeen vermoord.’ De concurrentie was scherp, net als tussen Aurora en Holland, een van de andere literaire almanakken.Ga naar eind27 Het lukte de Praktische Volksalmanak niet door een hoge oplaag met een kleine prijs (ƒ0,75) de concurrent de loef af te steken.Ga naar eind28 In 1863 legde de almanak het loodje. De Christelijke Volksalmanak had een oplaag van 3000 tot 3700 exemplaren, waarvan er in 1860 1138 (op de 3000) verkocht werden en in 1864 703 op de 3700. Het boekje kostte ƒ0,75 tot ƒ1,25, afhankelijk van de uitvoering. De Nederlandsche Almanak had een oplaag van 8000 exemplaren, kostte ƒ0,60 en had succes, want in 1877 waren er nog maar 2500 exemplaren over.Ga naar eind29 De Nederlandsche Almanak had wellicht zo'n succes doordat hij inspeelde op de grotere behoefte aan praktische informatie (in deze jaren begon de economische modernisering en industrialisatie op gang te komen). Natuurlijk dreigde hier opnieuw concurrentie van andere uitgevers. In 1876 bijvoorbeeld vatte de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen het plan op om in hun Nutsalmanak het mengelwerk te vervangen door de praktische en nuttige informatie (watergetijden, munten, maten, gewichten, posttarieven, informatie over bestuursorganen, de staatsbegroting, enzovoort) zoals die ook in de Nederlandsche Almanak voorkwam. Dit zou een herhaling zijn van het débâcle rond de Praktische Volksalmanak, die ook door de Nutsalmanak kapot was gemaakt. Een brief aan het hoofdbestuur van 't Nut kon gelukkig het onheil keren.Ga naar eind30 De Nederlandsche Almanak bleef voortbestaan. | ||||||||||
Nieuwe ontwikkelingenScherpe concurrentie betekende juist voor een seizoensgevoelig produkt als de almanak dat uitgave een riskante zaak kon zijn. Door ongewilde omstandigheden kon de almanak te laat op de markt komen, een ramp omdat juist de tendens was dat de verkoop zich steeds vroeger in de maanden november en december concentreerde.Ga naar eind31 Het risico werd nog vergroot doordat het kopijrecht zich niet uitstrekte tot oude klassieken, kerk- en psalmboeken, catechismussen, testamenten, schoolboeken èn almanakken.Ga naar eind32 Daarbij kwam dat vooral literaire almanakken hoge kosten hadden voor de literaire bijdragen, voor het loon van de redacteuren en illustratoren.Ga naar eind33 Smokkelen met het niveau was er niet bij. Over de concurrentie tussen Holland en Aurora zegt Kruseman: ‘Tussen Holland en Aurora bestond jarenlang een vriendschappelijke maar scherpe naijver. Met angstige spanning werd elk jaar uitgezien wie | ||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||
van beide de beste en bevalligste gravuren, den fraaisten band zou geven. De twee uitgevers deden van weerskanten al het mogelijke om elkaar daarin de loef af te steken. Hun belang en hun eergevoel dreven hen tot hun uiterste best.’Ga naar eind34
Om terug te keren naar de oplagecijfers en cijfers over het debiet: deze kunnen incidenteel ook elders worden gevonden. In krantenadvertenties, advertenties in het Nieuwsblad, verenigingsarchieven, maar vooral in Krusemans Bouwstoffen worden nog wel eens cijfers genoemd. Voor een juiste waardering van deze en eerder vermelde cijfers is het nodig te weten in welke verhouding ze staan tot de cijfers van een gemiddelde oplaag in de tweede helft van de negentiende eeuw. Een oplage van 400 à 500 exemplaren was toen heel gewoon. Een aantal populaire boeken had een (veel) grotere oplage van 5.000, 10.000 of zelfs 15.000 tot 20.000 exemplaren met herdrukken die elkaar soms snel opvolgden, maar dit waren uitzonderingen. In krantenadvertenties werden oplagecijfers slechts dan genoemd als het een spectaculair succes betrof. Zo vermeldt het Algemeen Handelsblad op 21 november 1880 een oplage van 152.000 exemplaren voor de Rotterdamse en Enkhuizer Almanak. Op 10 december 1880 wordt in deze krant voor de Dubbeltjesalmanak een debiet genoemd van 20.000 exemplaren. Uit het Nieuwsblad komen deze cijfers: Vincentiusalmanak met 20.000 exemplaren, Asmodée met 3.000 exemplaren oplage.Ga naar eind35 De Nutsalmanak, die hiervoor een aantal keren genoemd is, scoorde eveneens hoog: in 1878 19.050 exemplaren, waarvan 16.450 exemplaren bestemd waren voor leden van 't Nut en de rest voor een deel naar de boekhandel ging.Ga naar eind36 Hoge cijfers voor succesvolle almanakken. Toch zijn ook de oplagecijfers voor de minder bekende almanakken, zoals we die tegenkwamen in Krusemans fondsboeken, veel groter dan de oplagecijfers voor de meeste boeken in andere genres. De cijfers weerspiegelen het grote afzetpotentieel van de almanak. Ondanks of juist dankzij het grote afzetpotentieel kende de markt voor almanakken een scherpe concurrentie. Deze concurrentie werd niet veroorzaakt door de economische crisis die van 1873 tot 1895 duurde en overal in de wereld haar invloed deed voelen, maar in Nederland een mild karakter droeg. In de jaren 1873 tot 1895 voer Nederland redelijk wel. De industrialisatie en economische groei werden tussen 1870 en 1896 hoogstens geremd, in ieder geval niet gestopt. In de boekhandel zijn het duidelijk goede jaren.Ga naar eind37 Er is een enorme toename in het aanbod van titels en ook het aantal verkochte boeken stijgt flink. Kruseman geeft in Bouwstoffen de volgende cijfers:Ga naar eind38 rond getal titels van boeken boven de prijs van ƒ1,00, verschenen in 1840 200 titels, in 1850 300, in 1860 650, in 1870 440 en in 1879 560 titels, tijdschriften niet meegerekend. Ook deze cijfers vermeldt Kruseman: staat van getallen van boeken uitgaande van Brinkmans naamlijsten,Ga naar eind39 in 1848 1577, in 1850 1732, in 1855 1841 en in 1870 2001. Deze groei heeft niet zozeer te maken met economische groei, als wel met sociale en culturele factoren. Er werd meer gelezen; bredere volkslagen | ||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||
namen deel aan het maatschappelijk en politiek leven; er waren betere communicatiemogelijkheden; er was beter onderwijs. De boekhandel speelde hierop in door een groter aanbod van kleinere boeken (klein octavo in plaats van octavo bijvoorbeeld) en goedkopere boeken die toch mooi geïllustreerd waren. De toegenomen welvaart sinds het midden van de eeuw en het grotere aanbod ook in goedkopere boeken zorgden voor gouden tijden tussen 1850 en 1870. Tegelijkertijd waren dit ook de jaren waarin de boekhandel meer en meer de traditionele aanpak en werkwijze inruilde voor modernere. De vaste klantenkring van een boekhandelaar verdween. Het kopende publiek werd groter en meer vlottend. De boekhandel ging werken met aanbiedingen en premies. De tweedehands boekhandel kwam na 1870 op en schiep een nieuw lezend publiek. Uitgevers durfden meer te speculeren met nieuwe uitgaven en ze drukten vaker dan vroeger romans en novellen in goedkope uitgaven en herdrukken. Vooral na 1870 verschenen er erg veel goedkope Guldens-edities, Halve-Guldens edities, enzovoort. Door de verbreding van het aanbod van goedkope en populaire boeken en tijdschriften/kalenders verschoof de belangstelling voor de almanak meer naar de achtergrond. Het is echter niet alleen een kwestie van aanbod maar ook van veranderde vraag. Met de toename van het aantal lezers nam ook de algemene ontwikkeling van de lezers toe en werden de eisen gesteld aan het boek dat men wilde lezen specifieker, gerichter op wat de belangstelling had. De almanak met zijn verstrooiing biedend karakter, zijn mengelwerk aan informatie en verpozing, het hap-snap element, zijn eenjarige periodiciteit waardoor de informatie nooit actueel kon zijn en het literaire werk beperkt bleef tot korte novellen, ingezonden bijdragen en dergelijke, was geen alternatief voor krant en tijdschrift: media die dezelfde functie hadden als de almanak maar wel veel sneller, gevarieerder en actueler waren en zo beter inspeelden op snel veranderende behoeften, modes en trends van het publiek. De almanak werd in het zich industrialiserend Nederland een anachronisme, iets van vroegere tijd. Sommige almanakken hadden tijdig de bakens verzet. De Geldersche Volksalmanak bijvoorbeeld schakelde in 1868 over van letterkunde op geschiedenis en oudheidkunde.Ga naar eind40 Een groot aantal almanakken ging eind negentiende eeuw dit genre bedienen: bijvoorbeeld de provinciale (volks-) almanak (Drentsche Volksalmanak, Noord-Brabantsche Volksalmanak, en andere). De Noord-Brabantsche Volksalmanak combineerde de oudheidkundige en geschiedkundige verhaaltjes met praktische informatie en oogstte daarmee blijkbaar succes, getuige de volgende recensie: ‘Maar de ondervinding leert, helaas, dat jaarboekjes, hoe duur of goedkoop, hoe fijn van uitvoering ook of hoe bescheiden, wel veel kijkers en lezers en bewonderaars zelfs, maar weinig koopers vinden. Voor de massa is dat allemaal te geleerd, te vermoeiend voor den toch reeds zoo ingespannen geest. Ach, die arme hoofden op negentiend'eeuwsche schouderen, die dagelijks reeds den inhoud van dag- en weekbladen in al zijn verscheidenheid te verorberen en te verduwen hebben! Gelukkig dat daarbij een mensch zooveel wijsheid opdoet als hij in het maatschappelijk leven van doen zal hebben! Wat zou hij nu nog verder behoeven? | ||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||
Ook de volksalmanak verdween van het ondermaansche, maar om in schooner vorm te verrijzen. Het schijnt wel of de heer Sassen [de redacteur] intusschen zijn Noord-Brabanters wat dieper in de ziel heeft gelezen en ontdekt heeft dat zij als kinderen der negentiende eeuw practische lieden zijn, die eieren begeeren voor hun geld [een eerdere poging om een tijdschrift op te richten over oudheidkunde was mislukt]. Een soort van provincialen staatsalmanak heeft iedereen nodig, zoo heden dan niet morgen, om er in na te slaan wie pastoor te x is, hoe de burgemeester van y heet, of te z een telegraaf-kantoor is enz., enz. Voor zulk een vraagbaak neemt men gaarne een beetje oudheden op de koop toe!’Ga naar eind41 Andere almanakken beperkten zich uitsluitend tot hun functie als adressenboekje of namenboekje met verwijzingen naar instellingen, besturen, wetgeving, enzovoort (bijvoorbeeld de Nederlandsche Almanak; de Amsterdamsche Almanak voor Huis en Kantoor 1886). Er was een toename van almanakken en jaarboekjes van instellingen en stichtingen die zich het genre toeëigenden als publikatie-orgaan. Twee voorbeelden: het Haagsch Jaarboekje, uitgave van de oudheidkundige en geschiedkundige vereniging ‘Die Haghe’, en Erica, Jaarboekje der Maatschappij van Weldadigheid. Het oogmerk van deze boekjes is niet altijd strikt commercieel en het is dan ook de vraag of hier het aantal advertenties in een zelfde mate gelijk staat met commerciële winstverwachting en populariteit als bij andere almanakken. Weer andere almanakken bleven bestaan doordat ze als agenda (kantooralmanak, zakalmanak) werden gebruikt of als kalender voor aan de muur. Na 1860 verschenen er wandalmanakken en scheurkalenders op de markt. Ze waren erg gewild want ze verschijnen bij tientallen in de advertenties. Curieus is bijvoorbeeld de volgende wandalmanak in een advertentie van 31 december 1870 in het Algemeen Handelsblad: ‘Deze wandalmanak, die in 't midden eene duidelijke spoorwegkaart van Nederland bevat, terwijl op de elegant uitgevoerde randen buiten de Kalender eene menigte wetenswaardige zaken te vinden zijn, is zeker de goedkoopste en meest praktische die heden verscheen. Prijs ƒ0,60.’ | ||||||||||
De almanak bedreigd door het familiebladDe gewone almanak werd nog van een andere kant bedreigd, namelijk door het zogenaamde familieblad. Door de technische ontwikkelingen in druk- en zettechniek (snelpers) en het gebruik van houtcellulose voor de papiervervaardiging na 1870 werd het mogelijk om goedkoop een tijdschrift voor het grote publiek te maken. Afschaffing van de zegelrechten op papier in 1869 droeg daar sterk toe bij. Ontwikkeling van de graveertechniek zorgde voor aantrekkelijke illustraties, terwijl eind negentiende eeuw fotochemische reproduktie het afdrukken van foto's werkelijkheid deed worden. Een van de functies die de illustraties aanvankelijk vervulden was de getrouwe weergave van kunst door middel van gravures. Er is hier een duidelijke overeenkomst met de almanak. Ook in almanakken waren de gravures belangrijk. In advertenties en recensies werd er vaak speciale aandacht aan besteed. De gravures oefen- | ||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||
den een grote aantrekkingskracht uit op de kopers van een almanak want in deze tijd bestonden er geen foto's en schilderijen waren opgeborgen in voor het publiek nog nauwelijks toegankelijke musea en particuliere verzamelingen. Dit populariseren van kunst en wetenschap werd echter voor het familieblad allengs steeds minder belangrijk. De Katholieke Illustratie bijvoorbeeld, opgericht in 1867, besteedde veel aandacht aan nationale en internationale actualiteiten, een berichtgeving vergezeld door afwisselende illustraties die boeiend en soms sensationeel waren. Die berichtgeving was doorgaans niet zonder een docerende moraliserende toon. Deze patroniserende stijl strookte steeds minder met de geest des tijds en de veranderende sociale en economische omstandigheden. Door de verbeterde communicatiemogelijkheden (telefoon, telegraaf, fotografie) bereikte het wereldnieuws de mensen veel sneller en zo werd de opinievorming niet alleen afhankelijk van het familieblad. Het emancipatieproces van grote bevolkingsgroepen als de arbeiders, maar ook katholieken en gereformeerden zette door. De aanvankelijk nog ongecultiveerde belangstelling werd ingeruild voor een individuele belangstellingsrichting. Het lezerspubliek werd minder homogeen in zijn collectieve samenstelling èn aandachtsgebieden. Het kon niet langer bediend worden door een paar opvoedende familiebladen met een actuele berichtgeving die nooit helemaal hoofddoel was geworden:Ga naar eind42 de onderhoudende en gevarieerde lectuur (feuilletons, anekdotes, enzovoort) bleef de inhoud van het familieblad in hoge mate bepalen. Ook hierin was het familieblad een concurrent van de almanak. Na 1890 ontstonden er echter nieuwe bladen waarin actuele onderwerpen met fotoreportages voorop stonden en waarin de berichtgeving gespeend bleef van patroniserende stijl en moraliserende toon. Voorbeelden zijn Wereldkroniek en later (1913) Het Leven. Ik ben hier wat uitvoeriger ingegaan op de familiebladen omdat de factoren die het succes en de ontwikkeling van het familieblad hebben bepaald dezelfde zijn die het verdwijnen van de almanak als populair genre hebben bewerkstelligd. De grotere aandacht voor actuele onderwerpen bijvoorbeeld waar de almanak niet in kon meegaan. De grotere variëteit die een almanak niet kon realiseren doordat hij maar één keer per jaar verscheen. Het verdwijnen van een patroniserende stijl en een moraliserende toon, zo vaak ook gebezigd in almanakken. De afgenomen betekenis van de prent als kunstuiting en haar toegenomen betekenis voor de weergave van de actualiteit. De emancipatiebeweging van bijvoorbeeld de arbeiders die eigen eisen gingen stellen aan hun lectuur. Katholieken en eigen bladen: de Katholieke Illustratie bijvoorbeeld. | ||||||||||
SamenvattingHet bovenstaande kort samenvattende komen we tot de volgende conclusies. De almanakken verliezen goeddeels hun betekenis als populair genre. Daarom neemt het aantal advertenties voor almanakken in het Algemeen Handelsblad en het Nieuws van de Dag eind negentiende eeuw sterk af. Voor zover de | ||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||
almanak zich weet aan te passen aan de eisen van de tijd kan hij zich handhaven. Als kalender, agenda, scheurkalender leeft hij tot op de dag van vandaag voort. Als uitgave van stichtingen, instellingen, overheidsorganen bleef zijn bestaansrecht ook verzekerd. De verbreding van het aanbod van goedkope en populaire boeken en de opkomst van kranten en tijdschriften drukten de almanak weg uit de belangstelling. Kranten en tijdschriften voldeden beter aan de nieuwe leesbehoefte: geen voorgekauwde kost in de vorm van gedichtjes en verhaaltjes of niet altijd even nuttige en snel verouderde praktische informatie, maar actualiteit, wekelijkse feuilletons, mode, trends en praktische informatie die elke dag of week up-to-date gebracht werd. | ||||||||||
Literatuur
|
|