'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd Inhoudsopgave [Woord vooraf] Inleiding Boek 1 Op zoek naar de beschrijving. ‘Le lecteur reconnaît et identifie sans hésiter une description’ Inleiding Eerste luik Essentialistische benadering Inleiding 1 De beschrijving heeft een referent 2 De beschrijving heeft een andere referent dan verhaal 3 De beschrijving heeft een specifieke structuur 3.1 De kern 3.2 Verbindingen en predikaten 4 De beschrijving heeft een andere functie dan verhaal 5 Van beschrijving naar beschrijvend Besluit Tweede luik Functionalistische benadering Inleiding 1 Beschrijven en zintuiglijkheid. ‘Ja, hij heeft die allerhoogste gave’ 1.1 Hoe Streuvels kijkt. ‘Streuvels die een “oog” is’ 1.2 Hoe Streuvels doet zien. ‘Ik kreeg als een klets op mijn gezicht’ 1.3 Hoe Streuvels blikken verwerkt. ‘mijn dingen zijn [...] gezien dòòr de oogen en het temperament der meêlevende figuren’ 1.4 Hoe Streuvels schildert. ‘Ut pictura poesis’ 2 Beschrijving en menselijkheid. ‘de mensch is van “de natuur” het voor de kunst verweg voornaamste’ 2.1 Geschiedenis. ‘amenez des acteurs’ 2.2 Streuvelsreceptie. ‘Hij ziet alleen de natuur’ 2.3 Remediëren. ‘De menschen zijn mede de natuur’ 3 Stasis en wanorde. ‘seul le récit possède un ordre et une dynamique naturelle’ 3.1 Stasis versus dynamiek. ‘beter [...] in het weergeven van toestanden dan van overgangen en evoluties’ 3.2 Eenheid. ‘dat zij in waarheid één levend geheel uitmaken’ 3.3 Orde versus wanorde. ‘Tout doit faire corps’ Besluit Boek 2 Op zoek naar een verhaal. ‘verdeeld in honderdduizend kleine stippels’ Inleiding ‘Over vijftig jaar zijn 't al andere mensen. Nog een pinte, bazinne!’. Langs de wegen (1902) Inleiding Orde. ‘zó was het goed en moest het blijven’ Ordenen. ‘Jan keek rond [...] om te herkennen’ Buiten. ‘Wat voor vent zit er daar?’ Ruimte en tijd. ‘Waar gaan we uitkomen?’ De orde die wanorde is. ‘oren nog [sic] oren voor al de zotternij’ Resten Besluit ‘- Ziet ge hem geerne, Marie? - O ja'k, hij geeft en koopt me al wat ik vraag’. Minnehandel (1903) Inleiding Winter. Joel en Maagdekensminne Maagdekensminne Lente en zomer. Het zomerlief en De wondertijd Najaar, winter en vroege lente. Het levensbedrijf Lente. In de wonnegaarde ‘Ik ben jong, gij zijt oud! We zullen eens zien hoe lang het nog duren zal!’ De vlaschaard (1907) Inleiding Een houding. ‘We zullen maar wachten, besloot hij, en zien hoe ze 't aanleggen om mijn meesterschap af te nemen. Wachten gelijk naar het opengaan van 't weer.’ Een allegorie. ‘Gelijk de dag volgt op de nacht, zo volgt 't ene leven 't ander op.’ Storm. ‘'t en mag niet regenen eer wij gevierd hebben! Ik zeg het!’ Strijd. ‘hun jeugd, die zij als een schat met zich droegen’ ‘de dag waarop haar de luidruchtigheid der wereld geopenbaard was geworden’. De blijde dag (1909) Inleiding Thuis. ‘afgelegen van alle bewoning, stond het Wezenhuis’ Bezoek. ‘Hélène Grisar, kent gij uw oom?’ Op reis. ‘Voerde men haar mede naar de berg?’ Op doorreis? ‘zij wist in dat spookklooster nooit meer te wennen’ Straf. ‘Veel plezier gehad?’ Besluit ‘als vage schimmen van wie de geweldige gebaren in een droomnevel vergaan’. ‘Het leven en de dood in de ast’ (1926) Inleiding Werken. ‘het trappelen ter plaats’ Spreken. ‘lijk spoken uit de donkerte’ Luisteren. ‘dát moet op een blaas uitlopen’ Lezen. ‘information that we must accept without question’ Toeschouwers. ‘voor een onzichtbaar publiek’ Besluit. ‘geen trap mag het zijn om te dalen: het zij een toren om te stijgen’ Literatuurlijst van werk over of van Streuvels Algemene literatuurlijst