Inleiding
door Dr. T.P. Sevensma
DEZE bundel portretschetsen wordt bijeengehouden door het feit dat zij betreffen een groep zeer verdienstelijke Nederlanders, die allen in de laatste 45 jaren door de toekenning van den Nobèlprijs zijn onderscheiden.
Levens van de grootsten en besten uit het verleden hebben steeds een veelbegeerde lectuur gevormd. Zij worden steeds weer beschreven. Steeds weer worden licht- en schaduwzijden ontdekt, nieuwe gezichtspunten geopend op het leven en werk van de mannen en vrouwen die goeddeels ons wereldbeeld hebben helpen opbouwen. Van hunne afkomst en omgeving, van hunne moeilijkheden en hun welslagen, van hun aard, neigingen en karakter trachten wij ons een voorstelling te vormen.
Dit schrijven en herschrijven is onvermijdelijk. Wij leven snel. Dagblad, geïllustreerd blad en radio overstelpen ons met namen, afbeeldingen en berichten. Wat gisteren gebeurde schijnt heden weer te worden weggevaagd uit ons zicht en geheugen. Namen en feiten verdrijven elkander van week tot week, van dag tot dag. Welke herinneringen en gedachten knoopen wij nog vast aan namen die wij hooren en aan portretten die onder onze oogen komen? Wie was dat ook weer? Wat heeft die ook weer gedaan?
Een gangbaar gezegde leert zoo ongeveer: ‘gelukkig het volk dat zijn helden eert’. En helden heeft het Nederlandsche volk te gedenken in grooter getale dan het zelf dikwijls vermoedt! Dat zijn in de eerste plaats de helden ter zee en te land, degenen die bereid zijn hun leven te geven in den dienst van de redding hunner medemenschen of voor de verdediging van geloof en Vaderland.
Daarnaast mogen wij ook helden heeten diegenen, die zonder te jagen naar persoonlijk voordeel, naar genot of eer, heel hun leven, hun geest- en werkkracht wijden aan den zelfgekozen of hun op-