| |
| |
| |
Hoofdstuk 7 ‘Als je de weg maar weet’: de rol van kennis en kennissen bij de toegang tot rechtshulp
7.1 | Inleiding |
| |
7.2 | Waarheen met een rechtsprobleem? |
| |
7.3 | Kennis van het systeem van kosteloze rechtsbijstand. |
| |
7.4 | De kosten van een advocaat: kennis, oordeel en ervaring. |
| |
7.5 | Geografische afstand. |
| |
7.6 | Bekendheid met advocaten, notarissen, rechters en wetswinkels. |
| |
7.7 | Het beeld van rechtshulpverleners. |
| |
7.8 | Samenvatting. |
| |
| |
| |
7.1 Inleiding
Tijdens de vraaggesprekken lieten we onze respondenten hun vrije reacties geven op de uitspraak ‘De burger kan zijn recht niet krijgen’. Een veel voorkomende (32%) reactie hierop was ‘Ja, je kan je recht wel krijgen als je maar weet hoe’, ‘Als je de weg maar weet’. Een aantal respondenten, vooral uit de middenlagen, voegde daar nog de veronderstelling aan toe, dat het vooral de anderen waren die de weg niet wisten. ‘De gewone man’ of in de uitdrukking van een respondente, de weduwe van een fabrieksarbeider, ‘de mindere man’. Het begrip burger was voor veel mensen al een te abstracte uitdrukking. In deze antwoorden wordt gebrek aan kennis van de toegangswegen als een belemmerende factor beschouwd voor het verkrijgen van datgene waar men recht op heeft.
Ook in de rechtshulpliteratuur wordt gebrek aan voldoende kennis van de reeds bestaande mogelijkheden voor het verkrijgen van rechtshulp genoemd als één van de belangrijkste oorzaken van de leemte in de rechtshulp (Carlin en Howard 1965, Abel-Smith, Zander en Brooke 1973, AA 1970). Het zijn, zo luidt de veronderstelling, vooral de laagstgeschoolden en laagstbetaalden, die dit tekort aan kennis vertonen.
Het is één van de taken van ons onderzoek over deze kennis meer gegevens te verzamelen. Hierbij worden de antwoorden van álle respondenten van belang. Ging het in hoofdstuk 5 nog vooral om die respondenten, die feitelijk met rechtshulpverleners te maken hebben gehad, en in hoofdstuk 6 om degenen die feitelijk rechtsproblemen hebben ervaren, in dit hoofdstuk gaat het ook over degenen die nog nooit een advocaat, vakbondsjurist of wetswinkelier gezien of zelfs nodig gehad hebben. Zonder ervaring met rechtshulp hebben zij niettemin meer of minder vage beelden van rechtshulpverlening en rechtshulpverleners en meer of minder preciese kennis op dat gebied. Hoe groot is de rol van ervaring bij deze kennis? Hoe groot zijn de verschillen in en tussen diverse groepen of lagen van de bevolking? Om welke kennis gaat het?
In ons onderzoek hebben we deze kennis op een vijftal manieren onderzocht.
1. Allereerst onderzochten we of de respondenten een eerste toegang voor rechtshulp kenden. Zelfs als je maar een vaag idee hebt van wat rechtshulp precies inhoudt en wat je er aan hebt, kan het van belang zijn te weten, waar je om te beginnen heen kan gaan.
Deze kennis van een eerste ingang werd gevonden in de antwoorden op de helemaal aan het begin van de vraaggesprekken gestelde vraag: ‘Als u of iemand uit uw gezin of kennissenkring met een rechtsprobleem komt te zitten, weet u dan hoe u aan rechtshulp kunt komen? Waar gaat u dan heen?’
De in antwoord op deze vraag genoemde instanties worden in § 7.2 geanalyseerd.
2. Een van de belemmerende factoren voor de toegang zou ook kunnen liggen in onbekendheid met het huidige systeem van (bijna) kosteloze rechtsbijstand. Weet men hoe men aan een toegevoegde (‘pro deo’) advocaat kan komen? De gang naar de kosteloze rechtsbijstand begint meestal met het aanvragen van een bewijs van onvermogen op het gemeentehuis of bij de gemeentelijke sociale dienst. Deze kennis van de mogelijkheid tot kosteloze
| |
| |
rechtsbijstand en het zetten van de eerste stap zou voldoende zijn voor het verkrijgen van professionele hulp, als men telkens de aanwijzingen en verwijzingen volgt. Niettemin bestaan er rond de procedure van de kosteloze rechtsbijstand en het kosteloze procederen enkele specifieke regels, die van belang kunnen zijn bij beslissingen over het gebruik, zoals de regeling van de te betalen eigen bijdrage, de vrijstelling van griffiekosten en de regeling van de kostenveroordeling bij verlies. Naar deze meer technisch-specialistische kennis hebben wij eveneens gevraagd (§ 7.3). Niet zozeer omdat afwezigheid van specialistische kennis per se een belemmering voor toegang zou zijn, als wel om te onderzoeken of en in hoeverre rechtshulpzoekenden een idee hebben wat er precies gaande is, wanneer zij met behulp van kosteloze rechtsbijstand aan het procederen zijn. Deze specialistische kennis van het systeem van kosteloze rechtsbijstand is sterk cognitief van aard in tegenstelling tot de meer sociale kennis van de eerste toegang. Deze laatste is practisch gezien belangrijker. Het is immers voldoende om te weten waar je moet zijn. Een vergelijking van deze twee soorten kennis kan van belang zijn voor eventuele maatregelen tot bevordering van de kennis van het rechtshulpsysteem.
3. Als men niet weet dat gratis rechtbijstand gegeven wordt en hoe je die kan krijgen, is de kans groot dat men denkt zelf de hulp van een advocaat te moeten betalen en dus hoge kosten te moeten maken. Preciese kennis van deze kosten is overigens erg moeilijk te verkrijgen, omdat er geen uniforme tarieven voor advocatenhulp bestaan. Wij hebben ons daarom beperkt tot de vraag, hoeveel naar de mening van de respondent aan een advocaat betaald zou moeten worden voor een mondeling advies van een half uur. Wij zijn er vanuit gegaan dat in 1974/75 voor een dergelijk consult aan een individuele cliënt een bedrag van ongeveer ƒ 35,- tot ƒ 75,- gerekend zou kunnen worden. Welke groepen hebben duidelijke ideeën over deze kosten, die een advocaat naar hun mening zal rekenen? Hoe oordelen de verschillende groepen over zo'n bedrag? Het is duidelijk, dat veel van onze respondenten over deze kosten niet uit eigen ervaring konden oordelen. Als er grote verschillen blijken te bestaan tussen degenen, die wel en degenen, die geen ervaring hebben met deze kosten, geeft dat verschil iets aan over de financiële barrières bij grote groepen burgers. Immers het idee dat men erg veel moet betalen aan een advocaat is van invloed op de beslissing om al dan niet rechtshulp te gaan zoeken, ook al is dat idee over die kosten de facto onjuist. ‘If men define situations as real, they are real in their consequences’ (Thomas). De kennis van en de beeldvorming over de kosten van advocaten worden in § 7.4 behandeld.
4. Ook als preciese kennis over rechtshulpverleners afwezig is, wordt van hen toch vaak een meer of minder vaag beeld gevormd. Dat beeld kan echter wel beïnvloed zijn door de (toevallige) bekendheid met rechtshulpverleners. In plaats van kennis kan sociale nabijheid van rechtshulpverleners de toegang tot het recht bevorderen. Sociale nabijheid fungeert dan als alternatief of substituut voor kennis. Is één van je buren toevalligerwijs een advocaat, dan vergroot dit de kans op een snelle toegang tot hulpverlening, althans een snelle verwijzing naar het juiste adres. Hetzelfde geldt voor mensen met een advocaat of algemener een jurist in familie- of kennissenkring. De bekendheid met rechtshulpverleners vormt aldus een aspect van de
| |
| |
toegang bevorderende kennis. We hebben volstaan met de vraag hoeveel advocaten en notarissen onze respondenten met name konden noemen. Hoewel het niet zeker is of bekendheid met de naam voldoende is om zich gemakkelijk toegang tot rechtshulp te verschaffen, menen wij dat deze naammeldingen een aanwijzing geven voor de sociale afstand/nabijheid tussen advocaten en rechtshulpzoekenden. Als controle op deze sociale nabijheid hebben we tevens gevraagd naar de bekendheid met namen van rechters. Ook de bekendheid met (het werk van) wetswinkels levert een aanwijzing op in hoeverre deze nieuwe vorm van juridische hulpverlening in de beeldvorming van burgers een plaats heeft gekregen (§ 7.6).
5. Los van cijfermatig te rapporteren kennis-elementen hebben de vraaggesprekken vele uitspraken van respondenten over advocaten en andere juridische hulpverleners opgeleverd. Het belang van deze uitspraken - vaak een indicatie voor een dieper liggende houding jegens het recht - ligt in het vergroten van inzicht in de manier waarop rechtshulpzoekenden in hun eigen bewoordingen tegen ‘de wereld van het recht’ aankijken. De gebezigde uitdrukkingen kunnen soms een overdreven indruk maken. Dit neemt niet weg, dat juist het veronachtzamen van deze in subjectieve bewoordingen neergelegde ervaringen, de kans op frustraties en misverstanden tussen burgers en officiële instanties (de advocatuur hieronder begrepen) doet toenemen. De kwalitatieve weergave van het beeld van respondenten over rechtshulpverleners (§ 7.7) vormt een aanvulling op de kwantitatieve benadering van de kennis van de toegangswegen tot het recht in het overige deel van dit hoofdstuk.
| |
7.2 Waarheen met een rechtsprobleem?
Weten waar je heen kan gaan als er zich een probleem voordoet, is een sociale vaardigheid die op vele maatschappelijke terreinen van groot belang is. Men hoeft in principe niet veel méér te weten. Als regel wordt men wel verder geholpen, als men het eerste station eenmaal heeft bereikt. Het blijkt, dat op het gebied van het recht voor veel groepen geheel verschillende instanties en personen de functie van zo'n eerste ingang vervullen. Geen enkele instantie komt naar voren als dé ingang voor iedereen. In feite heeft elke groep een eigen voorkeur en hebben de verschillende instanties al of niet bewust een specialisatie opgebouwd voor bepaalde maatschappelijke groepen. Bovendien zijn op dit punt de verschillen tussen de drie onderzochte gemeenten nogal opvallend. Tabel 41 geeft de frequenties van de antwoorden op de vraag ‘Waarheen met een rechtsprobleem?’
Eén op de vijf respondenten kan geen instantie noemen, waar iemand met een rechtsprobleem heen zou kunnen gaan. Een op de vier (25%) zou naar een advocaat gaan, al of niet via de gemeente (de term ‘advocaat van de gemeente’ werd gebruikt als synoniem voor pro deo advocaat). De wetswinkel wordt na de advocaat het meest genoemd, gevolgd door de jurist in eigen kring en de vakbond of (voor niet-werknemers) de beroepsorganisatie.
In Heerlen is het percentage weet niet (verontrustend?) hoog, vooral in vergelijking met Amsterdam. In Amsterdam is men over de hele linie (cf. § 7.3, 7.4, 7.6 en hoofdstuk 8) beter geïnformeerd. Dit betere kennis- | |
| |
niveau gaat samen met een beter net van rechtshulpvoorzieningen. In Amsterdam is het aantal advocaten per hoofd van de bevolking bijna 50% hoger dan in Heerlen. In Amsterdam zijn er drie keer zoveel sociaal raadslieden per hoofd van de bevolking als in Heerlen. Bovendien zijn er een aantal wetswinkels, die op vele plaatsen in de stad werkzaam zijn. In Amsterdam heeft de wetswinkel een plaats als eerste ingang in korte tijd veroverd, al gaat dit niet voor alle maatschappelijke groepen in gelijke mate op. Het zijn vooral de jongeren, die in Amsterdam de wetswinkel als ingang noemen. Van de 16 tot 25-jarigen noemt 36% de wetswinkel, van de 26 tot 35-jarigen zelfs 40%. Boven de 35 jaar neemt het percentage dat de wetswinkel noemt sterk af. Van de 65-plussers in Amsterdam noemt slechts 4% de wetswinkel. Deze groep noemt de sociale raadslieden het meest (22%). Hieruit blijkt al een eerste differentiatie in rechtshulpinstantie voor verschillende maatschappelijke groepen. Een instantie kan zeer goed functioneren voor een bepáálde groep, maar tegelijkertijd voor een andere juist minder aantrekkelijk of bereikbaar zijn.
Op het platteland wordt de advocaat het meest genoemd alsmede de eigen organisatie (bijvoorbeeld de Maatschappij van Landbouw). Ook wordt de notaris vaker genoemd. Dit verschil kan verklaard worden door het veelvuldiger bezit van eigen huis of grond op het platteland. Ook zal het meer traditionele karakter van het platteland, dat vernieuwingen slechts langzaam overneemt, hier zeker een rol spelen. Deze verschillen kan men niet veronachtzamen bij een (re)organisatie van de rechtshulp.
In een deens onderzoek uit 1970 naar het beeld van de advocaat kwam naar voren, dat 18% van de 2000 respondenten niet wist hoe en waar men een advocaat kan vinden. De helft van de ondervraagden had een tussenstapje nodig via familie of kennissen (zie A.B. 1970: 283).
In ons onderzoek blijkt dat 19,5% niet weet waar ze rechtshulp kunnen krijgen. Men kan er over twisten of dit veel of weinig is. Men kan er echter
| |
| |
TABEL 42 Waarheen met een rechtsprobleem per beroepsgroep in percentages
|
|
weet niet |
advocaat |
advocaat via gemeente |
vakbond of organisatie |
wetswinkel |
sociaal raadsman |
blue collar |
21% |
12% |
4% |
18% |
23% |
1% |
white collar |
11 |
25 |
5 |
8 |
20 |
6 |
leidinggevende werknemers |
9 |
30 |
2 |
14 |
18 |
2 |
zelfstandigen |
17 |
41 |
0 |
12 |
19 |
0 |
scholier/ student |
10 |
20 |
2 |
0 |
27 |
2 |
huisvrouwen |
27 |
17 |
2 |
10 |
14 |
8 |
AOW-gepen- sioneerden |
28 |
19 |
7 |
6 |
6 |
11 |
andere uitkerings- gerechtigden |
28 |
21 |
2 |
19 |
15 |
6 |
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
|
19,5% |
22% |
3% |
11% |
17,5% |
5% |
|
jurist in eigen kring |
droogbak Amsterdam |
anders |
% |
n = |
blue collar |
5% |
3% |
13% |
100% |
77 |
white collar |
12 |
1 |
12 |
100% |
65 |
leidinggevende werknemers |
16 |
0 |
9 |
100% |
44 |
zelfstandigen |
5 |
0 |
7 |
100% |
42 |
scholier/ student |
32 |
0 |
7 |
100% |
41 |
huisvrouwen |
11 |
1 |
10 |
100% |
84 |
AOW-gepen- sioneerden |
19 |
0 |
4 |
100% |
53 |
andere uitkerings- gerechtigden |
4 |
0 |
4 |
100% |
47 |
|
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
|
12% |
1% |
9% |
100 |
453 |
niet over twisten, dat het vooral de laagstgeschoolden en de laagstbetaalden zijn plus een middengroep, die het minst een dergelijke opening in het rechtshulpsysteem weten te vinden. De tabellen 42 en 43 maken dat duidelijk.
Als het antwoord ‘weet niet’ duidt op afhankelijkheid in het verkrijgen van rechtshulp, dan is deze afhankelijkheid het grootst bij de groepen die buiten het arbeidsproces vallen: huisvrouwen, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. Meer dan een kwart van deze groepen weet geen weg. Scholieren en studenten, die ook buiten het arbeidsproces vallen, vormen een te verwachten uitzondering. De sociale status van het gezin waartoe ze behoren, is doorgaans hoger dan gemiddeld. Deze groep noemt dan ook een jurist in eigen kring het meest, gevolgd door de wetswinkel. De wetswinkel en de publiciteit over hun hulpverlening vallen in goede bodem, als er enige opleiding aanwezig is.
Van de werkende groepen weten de blue collars het minst een weg: 1 op de 5 geeft weet niet als antwoord.
De advocaat wordt het meest genoemd door zelfstandigen en leidinggevende werknemers. Hier komt de gegroeide affiliatie tot uiting tussen de advocaat en zijn voornaamste cliëntengroepen (cf. hoofdstuk 5, p. 110).
De vakbonden worden veel vaker genoemd door de blue collars en de uitkeringsgerechtigden. Dit is ook niet erg verwonderlijk. De juridische hulp die de vakbonden bieden, is vooral gericht op deze groepen. Wel verwondert het lage percentage white collars, dat de vakbond noemt. Vermoedelijk refereert deze groep zich reeds aan de andere beroepsgroepen. Het kennis-niveau (laag percentage weet niet) van de white collar is ook vergelijkbaar met dat van leidinggevenden.
De wetswinkel vormt voor de blue collars een tweede belangrijke hulppost. Ook bij de overige groepen wordt de wetswinkel frequent als tweede genoemd. De al genoemde uitzondering zijn hier de bejaarden.
De jurist in eigen kring tenslotte wordt het meest genoemd door scho- | |
| |
lieren en studenten, leidinggevenden en bejaarden. Deze ingang, die een beetje los staat van de andere, gevestigde ingangen, wordt echter verreweg het meest genoemd door de respondenten met een universitaire opleiding.
Uit tabel 42 blijkt naar onze mening heel duidelijk een patroon van vaste banden tussen rechtshulpverleners en cliëntgroepen. Deze specialisatie bleek ook reeds bij de analyse van rechtsproblemen en oplossingspatronen (zie § 6.4). Dit gegeven wordt nu aangevuld met de constatering dat de specialisatie ook reeds te zien is bij degenen, die niet met rechtsproblemen of rechtshulpverleners te maken hebben gehad. Er is dus een bepaald patroon in de gang naar juridische hulp. Dat patroon is van te voren aanwezig en kan geactiveerd worden op het moment dat hulp nodig is. We zagen echter dat zo'n klaarliggend antwoord het minst aanwezig is bij de meest afhankelijke groepen: huisvrouwen, gepensioneerden, uitkeringsgerechtigden en in iets mindere mate blue collars.
| |
De invloed van opleiding en inkomen op de kennis van de toegang
Zoals te verwachten valt neemt de kennis van een eerste ingang toe met de genoten opleiding. Het verband is significant met een waarschijnlijkheidsgraad van p ≤ .001. Het percentage weet niet neemt in een vloeiende lijn drastisch af.
|
% ‘weet niet’ |
N = |
L.O. |
30 |
135 |
L.T.S., Huishoudschool |
23 |
124 |
ULO, MULO, MAVO |
17 |
95 |
HBS, HAVO, Atheneum |
2 |
54 |
HTS, HBO, Universiteit |
6 |
47 |
|
____ |
____ |
|
|
456 |
De advocaat wordt iets maar niet veel vaker genoemd bij de respondenten met hogere opleiding. De verschillen in opleiding spelen vooral een rol bij de keuze van de andere rechtshulpinstanties. De mensen met alléén L.O. noemen het meest de vakbond. Vanaf het midden-opleidingsniveau (ULO, MULO, MAVO) wordt de wetswinkel het meest genoemd. Ongetwijfeld speelt hierbij een rol, dat de jongeren na de oorlog vaker na de lagere school nog een andere opleiding hebben gevolgd. De aantrekkingskracht van wetswinkels voor de leeftijdsgroepen tot 35 jaar gaat samen met het feit, dat deze groepen in het algemeen beter geïnformeerd zijn of meer vatbaar zijn voor schriftelijke informatie.
De jurist in eigen kring wordt in de twee laagste opleidingsklassen slechts door 6% genoemd. Door 15% bij de middelbare opleidingen, maar door 34% van de hoogstopgeleiden. Deze groep heeft derhalve niet alleen de kennis, maar vooral ook de kennissen met kennis, die hen een informele, gemakkelijk te bereiken en bovendien niet dure ingang tot het rechtssysteem verschaffen. De sociale nabijheid van een jurist wordt vooral bepaald door opleiding en in veel geringere mate door inkomen.
Kennis van een ingang tot rechtshulp neemt evenals met opleiding toe met
| |
| |
het inkomen. Het verband is statistisch significant (p ≤ .05).
Aparte aandacht verdient hierbij de groep respondenten met een netto inkomen van ƒ 1040,- tot ƒ 1250,- per maand (in 1974/75). Iets vaker weten zij geen instantie te noemen dan de groep die iets minder verdient. Ook noemen zij véél minder dan de beide groepen met lagere inkomens de advocaat als rechtshulpinstantie, waar men heen zou gaan (zie tabel 43).
TABEL 43 Waarheen met een rechtsprobleem per netto maandinkomen in percentages
|
|
weet niet |
advo- caat al dan niet via ge- meente |
vakbond |
wets- winkel |
sociaal raads- man |
jurist in eigen kring |
anders + droog- bak |
|
N = |
minder dan f 833,- |
29% |
26% |
5% |
18% |
5% |
9% |
7% |
100% |
56 |
tot f 1040,- |
21% |
24% |
16% |
17% |
4% |
10% |
7% |
100% |
70 |
tot f 1250,- |
28% |
14% |
11% |
16% |
9% |
11% |
10% |
100% |
85 |
tot f 1666,- |
16% |
26% |
13% |
20% |
4% |
10% |
11% |
100% |
108 |
tot f 2080,- |
15% |
25% |
14% |
20% |
5% |
14% |
9% |
100% |
66 |
meer dan f 2080,- |
8% |
40% |
6% |
13% |
3% |
21% |
10% |
100% |
63 |
Het noemen van de advocaat als ingang voor rechtshulp vertoont de laagste frequentie bij één van de middengroepen, net zoals bij de feitelijke contacten met advocaten. Tussen de andere inkomenslagen is er nauwelijks verschil, met uitzondering van de hoogste (40% advocaten). De vakbond wordt het minst genoemd bij de hoogste en bij de laagste inkomens. De wetswinkel wordt bijna door elke inkomensgroep even vaak genoemd. Dit betekent dat niet alleen bij de minder draagkrachtigen maar ook bij de iets hogere inkomens een bereidheid bestaat om naar een wetswinkel toe te gaan, ondanks het feit dat de wetswinkels zelf niet in de eerste plaats deze groepen willen of wilden bereiken. Hierin ligt een aanwijzing, dat vele groepen voor de eerste hulp op het gebeid van het recht naar een instantie willen gaan, waarvan men weet dat het inschakelen niet veel kost; waar men kan overleggen of en hoe verder te gaan met de oplossing van een probleem.
Wanneer we niet het inkomen als maatstaf nemen, maar inkomen, vermogen en lasten (de grens voor kosteloze rechtsbijstand) dan vinden we hetzelfde beeld. Advocaten worden het minst genoemd door de groep die een eigen bijdrage moet betalen (17%), vaker door de groep die gratis rechtshulp kan krijgen (23%) en de groep net boven de toevoegingsgrens (25%). Het meest door de groep die altijd zelf betaler moet (39%). De middengroepen hebben wellicht een negatief beeld van advocaten. Mogelijk denken zij ook, dat zij de kosten zelf moeten betalen of vinden zij alternatieven voor de advocaat aantrekkelijker. De vakbond en wetswinkels worden door deze middengroepen het meest genoemd.
| |
De invloed van vroegere contacten op de kennis van de toegang
Het antwoordpatroon van de eerstgenoemde instantie voor rechtshulp komt sterk overeen met de gegevens over de feitelijke contacten (hoofdstuk 5):
| |
| |
gemiddeld 1 op de 4 respondenten heeft contact gehad met een advocaat; 1 op de 4 noemt de advocaat ook als instantie, waar men heen zou gaan. De vakbond bood bij 12% van de respondenten feitelijke hulp en wordt door 11% genoemd als ingang tot rechtshulp. Allen bij de wetswinkel is er een groot verschil tussen feitelijk contact (nl. 5%) en potentieel contact (17,5%). Voor Amsterdam is dit verschil: 10% feitelijk contact en 28% potentieel contact.
De vraag rijst natuurlijk of vroegere ervaringen met rechtshulp van grote invloed zijn op de kennis. Het blijkt dat betere kennis vaak een gevolg is van ervaring met rechtshulp. Het is in ons onderzoek niet vast te stellen of contact met rechtshulpverleners het gevolg is geweest van bestaande kennis. Om dit te kunnen vaststellen zou een before-after-experiment nodig zijn. Het zou ook een zeer gedetailleerd onderzoek vergen. Wat wel met ons onderzoek vastgesteld kan worden is (1) of respondenten, die al eens bij een rechtshulpverlenende instantie geweest zijn, vermoedelijk weer naar die instantie toe zullen gaan blijkens hun antwoorden op de vraag ‘waarheen met een rechtsprobleem?’ en (2) welke rechtshulpverleners genoemd worden door personen, die nog nooit feitelijke contacten met hen gehad hebben. Vooral dit tweede punt geeft een beschrijving van aanwezige kennis. Die kennis is bij wijze van spreke voorradig voor eventueel gebruik, zonder dat deze kennis veroorzaakt werd door eerdere ervaring. Welke verschillen zijn er te constateren tussen diverse bevolkingsgroepen, als we de ervaren rechtshulpzoekers buiten beschouwing laten? Tabel 44 geeft een eerste overzicht van het leereffect dat van ervaring met rechtshulp uitgaat. Hierna wordt de niet-contactgroep apart geanalyseerd.
TABEL 44 Waarheen met een rechtsprobleem na contact met rechtshulpverleners in percentages
|
|
weet niet |
advo- caat |
advo- caat via ge- meente |
vak- bond + orga- nisatie |
wets- winkel |
sociale raads- man |
jurist in eigen kring |
droog- bak |
anders |
N = |
wel contact gehad met |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
advocaat |
16 |
31 |
8 |
10 |
14 |
6 |
4 |
3 |
8 |
114 |
wetswinkel |
4 |
8 |
8 |
8 |
64 |
0 |
4 |
4 |
0 |
25 |
vakbond |
17 |
17 |
2 |
36 |
11 |
7 |
4 |
0 |
6 |
53 |
geen contact gehad met |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
advocaat |
21 |
19 |
2 |
11 |
19 |
5 |
15 |
0 |
8 |
342 |
wetswinkel |
20 |
23 |
3 |
11 |
15 |
5 |
12 |
1 |
9 |
431 |
vakbond |
20 |
23 |
3 |
8 |
18 |
5 |
13 |
1 |
9 |
403 |
Als men eenmaal een ingang gevonden heeft, is de kans erg groot dat bij nieuwe problemen dezelfde instantie opnieuw benaderd wordt. De verschillen tussen de groep met en de groep zonder ervaring liggen niet eens zo zeer in de categorie ‘weet niet’, maar vooral bij de instanties die genoemd worden. Alleen het percentage bezoekers van de wetswinkel, dat ‘weet niet’ antwoordt, is opvallend laag. De groep, die wel eens een advocaat nodig gehad heeft, noemt twee maal zo vaak deze ingang voor rechtshulp problemen, als
| |
| |
de groep zonder deze contacten (39% resp. 21%). Hetzelfde leereffect dat zich bij de advocaat voordoet, herhaalt zich bij de vakbond en de wetswinkel. Bij de wetswinkel is het effect het sterkst aanwezig, hoewel hier het absolute aantal te klein is voor een definitief oordeel.
Een belangrijke vraag is of dit leereffect, dat uitgaat van ervaring met rechtshulp, groter is bij bepaalde groepen van de bevolking. Ook rijst de vraag of de reeds geconstateerde verschillen in kennis tussen respondenten met hoge en lage opleiding en met hoge en lage inkomens groter worden, als alléén de groep zonder rechtshulpervaring in beschouwing genomen wordt. Met andere woorden: tot welke groepen behoren de mensen met de minste kennis en de minste ervaring?
Tabel 45 geeft een overzicht van de percentages van respondenten die zeggen naar een bepaalde rechtshulpverlener te zullen gaan, nu uitgesplitst eerst naar het wel of niet in contact geweest zijn met een advocaat en vervolgens naar de inkomens/vermogenssituatie.
TABEL 45 Waarheen met een rechtsprobleem naar contact met advocaat en naar inkomens-vermogensgroep in percentages
|
|
weet niet |
advo- caat |
advo- caat via ge- meente |
vak- bond |
wets- winkel |
sociale raads- man |
jurist in eigen kring |
anders + droog- bak |
totaal |
N = |
GEEN CONTACT |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
gratis rechts- hulp |
30 |
19 |
1 |
6 |
13 |
8 |
13 |
10 |
100% |
78 |
eigen bijdrage |
20 |
13 |
1 |
14 |
24 |
5 |
11 |
11 |
100% |
130 |
net boven toevoe- gings- grens |
21 |
15 |
3 |
18 |
20 |
2 |
18 |
3 |
100% |
61 |
ver boven toevoe- gings- grens |
11 |
33 |
2 |
6 |
14 |
3 |
22 |
9 |
100% |
64 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
WEL CONTACT |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
gratis rechts- hulp |
21 |
6 |
24 |
9 |
15 |
9 |
0 |
15 |
100% |
33 |
eigen bijdrage |
10 |
24 |
3 |
14 |
21 |
7 |
7 |
14 |
100% |
29 |
net boven toevoe- gings- grens |
19 |
48 |
0 |
10 |
14 |
5 |
0 |
5 |
100% |
21 |
ver boven toevoe- gings- grens |
13 |
50 |
0 |
7 |
7 |
3 |
10 |
10 |
100% |
30 |
Het ‘weet-niet’ percentage is het hoogst (30%) bij de laagste inkomens-vermogensgroep zonder eerdere rechtshulpcontacten. Als respondenten uit deze groep ervaring krijgen met rechtshulp daalt het percentage ‘weet niet’ tot 21%, maar dit is nog evenveel als de ‘weet-niet’ percentages van de twee midden groepen zonder contact en hoger dan de hoogste inkomensgroep zonder contact. Met andere woorden: het leereffect is aanwezig, vooral bij de twee groepen onder de toevoegingsgrens. De bekendheid met rechtshulpverleners in probleemsituaties is echter bij de hoogste inkomens-vermogensgroepen het grootst, ongeacht of deze groep eerder contact heeft gehad met een advocaat. In de sociale perceptie van de hoogst inkomens- en vermogensgroep is de advocaat de belangrijkste hulpverlener. Binnen de groep, die nog nooit contact met een advocaat heeft gehad, is er een caesuur tussen de hoogste groep en de drie andere groepen (33% noemt de advocaat tegenover resp. 19, 13 en 15%). Ná contact ligt de caesuur echter precies bij de toe- | |
| |
voegingsgrens. De respondenten boven de toevoegingsgrens noemen de advocaat in 48% resp. 50%. respondenten onder de toevoegingsgrens in 30% resp. 27% (hier is de advocaat via de gemeente inbegrepen). De groep net bóven de toevoegingsgrens heeft als het ware een zetje van een eerder contact nodig om naar een advocaat te gaan voor zijn problemen. Zonder contact bestaat ook bij deze groepen een grotere afstand tot de advocaat. Mensen zonder contact uit deze groep noemen zelfs in hogere frequentie de wetswinkel. Nà contact noemen ze echter de advocaat in hoogste frequentie.
Er zijn nog twee opmerkelijke verschillen tussen de groep met en de groep zonder contact: (1) De groep die in aanmerking komt voor kosteloze rechtshulp noemt zónder contact in 19% de advocaat en slechts in 1% de advocaat via de gemeente. De groep met contact noemt het meest de advocaat via de gemeente. Als men maar één keer - soms bij toeval, soms krachtens wettelijk voorschrift - kosteloze rechtsbijstand ondervonden heeft, is de weg voor andere gevallen gemakkelijker begaanbaar geworden. Als men bedenkt dat dit leereffect zich ook uitstrekt over de naaste omgeving van de ex-cliënt, wordt duidelijk hoe belangrijk het is de kans te vergroten dat mensen zo'n eerste ingang in het systeem van rechtshulp krijgen. (2) De jurist in eigen kennissenkring wordt wél genoemd door respondenten zonder contact, maar niet of nauwelijks meer door respondenten mét contact (met uitzondering van de hoogste inkomens-vermogensgroep). Kennelijk duidt de jurist in eigen kennissenkring meer op een eerste entree, een opstapje voor verdere hulp. Als men reeds ervaring heeft met rechtshulp is dat opstapje niet meer nodig.
Tenslotte blijkt het antwoordpatroon bij vakbond en wetswinkel voor en na contact met een advocaat nagenoeg gelijk te blijven: beide worden het vaakst als eerste rechtshulpverlener genoemd door de middengroepen.
| |
7.3 Kennis van het systeem van kosteloze rechtsbijstand
Technische kennis, het precies weten hoe de regeling is voor het verkrijgen van kosteloze rechtsbijstand, is veel minder aanwezig dan praktische kennis, het weten waar je heen moet gaan om rechtshulp te krijgen. Zoals te verwachten is, kent slechts een gering deel van de respondenten de details van de regeling. Naarmate onze vragen over de regels gedetailleerder werden, vervaagden bij de antwoorden de verschillen tussen diverse bevolkingsgroepen geheel. Opleiding en inkomen, die beide sterk van invloed zijn bij kennis van een eerste ingang, spelen bij technische kennis nauwelijks een onderscheidende rol. De technische kennis wordt verkregen door ervaring met het rechtshulpsysteem. Hier ligt ons inziens een aanwijzing dat een voorlichtingsprogramma, dat uitsluitend cognitief van aard is en niet aansluit bij practische vragen of ervaring van rechtzoekenden, weinig verbetering zal brengen in deze technische kennis.
Zes vragen over de huidige regeling werden voorgelegd, te weten:
1. | Weet u ook hoe men aan gratis rechtshulp, een advocaat van onvermogen (pro deo advocaat) kan komen? |
2. | Moet u daar iets voor betalen? Is het geheel kosteloos? |
3. | Voor wat voor zaken kan men daar terecht? |
4. | Wie moet de advocaat van de tegenpartij betalen? |
5. | Als u uw zaak verliest, terwijl u een pro deo advocaat heeft, moet u dan
|
| |
| |
| alsnog uw advocaat betalen? |
6. | Wie betaalt in dat geval de advocaat van de tegenpartij? |
De vragen laten al iets van de ingewikkeldheid van de regeling zien. Het vermoeden is niet geheel ongegrond dat veel juristen deze vragen ook niet allemaal juist zouden beantwoorden. De eerste vraag is voor de problematiek van toegang ons inziens het belangrijkst.
De laatste vraag daarentegen, de kostenveroordeling bij verlies van de zaak, speelt in de procespraktijk buiten het familierecht een belangrijke rol. Deze mogelijkheid van een kostenveroordeling vormt vermoedelijk in een aantal gevallen een belemmering voor het aanspannen van een procedure. Deze regel echter zal tijdens de hulpverlening aan de cliënt bekend gemaakt moeten worden, omdat blijkens onze resultaten, kennis hiervan nagenoeg bij iedereen ontbreekt.
Slechts één op de zeven respondenten is met dit risico van een proceskostenveroordeling bekend. Twee derden van degenen, die een antwoord geven op deze vraag, meent dat de tegenpartij, het rijk, de gemeente of een andere instantie in deze gevallen de proceskosten betaalt. In ieder geval niet de kosteloos procederende partij. In de woorden van een amsterdamse respondent: ‘Je zit onder sociale zaken, want daar krijg je je advocaat van: dus kan je het niet betalen’. De opvatting van deze groep is wel in overeenstemming met de regeling op dit punt in de engelse Legal Aid and Advice Act.
De eerste vraag, hoe men aan een pro deo advocaat kan komen, werd in de drie gemeenten als volgt beantwoord:
TABEL 46 Kennis van de procedure ter verkrijging van kosteloze rechtsbijstand per gemeente
|
|
Heerlen |
Valburg |
Amsterdam |
Totaal |
weet niet |
47% |
39% |
41% |
43% |
naar rechtbank |
3,5 |
7 |
9 |
6% |
naar sociale zaken voor |
|
|
|
|
een bewijs van onvermogen |
5 |
1 |
27 |
13% |
naar gemeentehuis voor |
|
|
|
|
een bewijs van onvermogen |
9 |
26 |
7 |
12% |
naar gemeentehuis |
20 |
13 |
5 |
13% |
bewijs van onvermogen |
3 |
3 |
1 |
2% |
naar bureau voor consultatie |
1 |
0 |
2 |
1% |
naar vakbond of eigen |
|
|
|
|
organisatie |
5 |
8 |
0,5 |
4% |
anders (nl. naar wetswinkel, raadsman, wijkcentrum, droogbak) |
6,5 |
3 |
7,5 |
6% |
|
____ |
____ |
____ |
____ |
|
100% |
100% |
100% |
100% |
N= |
173 |
95 |
188 |
456 |
Uit deze tabel blijkt met welke term de volksmond de procedure voor kosteloze rechtsbijstand aanduidt: in Amsterdam gaat men naar ‘sociale zaken’ op het platteland en in Heerlen gaat men naar ‘het gemeentehuis’. Het bewijs van onvermogen werd in 27% van de antwoorden genoemd. Het bureau van consultatie daarentegen werd weinig genoemd, maar dat is ook niet de allereerste stap die men moet nemen. Opmerkelijk is dat de naam ‘de Droogbak’
| |
| |
in Amsterdam evenvaak door respondenten werd genoemd als de term ‘bureau van consultatie’ in de drie gemeenten samen. De Droogbak, het amsterdamse bureau van rechtshulp, was ten tijde van ons onderzoek nog geen jaar geopend. De bureaus van consultatie beslaan al ruim anderhalve eeuw. Dit wijst op het effekt van publiciteit en naamgeving.
Bijna 1 op de 2 respondenten wist geen antwoord te formuleren. Bij de volgende kennisvragen wordt het percentage dat geen antwoord wist te geven steeds hoger. Als we de half goede en onvolledige antwoorden bij de precies goede antwoorden optellen en tevens de pertinent foute antwoorden bij de ‘weet niet’-antwoorden, dan krijgen we voor de zes vragen het volgende beeld:
TABEL 47 Antwoorden op zes kennisvragen
|
|
|
weet niet en fout |
goed en half goed |
1. |
Weet u ook hoe men aan gratis rechtshulp kan komen? |
43% |
57% |
2. |
Moet U daar iets voor betalen? Is het geheel kosteloos? |
53% |
47% |
3. |
Voor wat voor zaken kan men er terecht? |
55% |
45% |
4. |
Wie moet de advocaat van de tegenpartij betalen? |
60% |
40% |
5. |
Als u de zaak verliest, terwijl u pro deo hulp ontvangt, moet u dan alsnog uw advocaat betalen? |
63% |
37% |
6. |
Wie betaalt in dat geval de advocaat van de tegenpartij? |
85% |
15% |
De conclusie die uit deze cijfers getrokken kan worden is, dat over de hele linie de kennis over dit onderwerp gering is. Dit hoeft niet te betekenen, dat men daardóór de weg niet kan vinden naar een rechtshulpverlener. Het duidt eerder op een grote mate van onzekerheid en dus afhankelijkheid op het moment dat men een procedure wil beginnen. Men is nauwelijks bekend met de regeling. Het is zelfs de vraag of de regeling wel geschreven is voor de rechtzoekenden. Aubert wijst er op dat een groot aantal rechtsregels primair voor en door juristen geschreven wordt (1971: 57). Het systeem kan opgevat worden als een regeling hoe advocaten kunnen en moeten handelen bij de hulpverlening aan pro deo cliënten: hen eerst verwijzen naar sociale zaken om een bewijs van onvermogen te halen, vervolgens zeggen dat ze naar het bureau van consultatie moeten gaan om een toevoegingsbriefje te halen, en zeggen dat daarna een gratis-admissie rekest ingediend zal worden. Gelukkig is op dit moment een vereenvoudiging van deze omslachtige regeling in voorbereiding. Een vereenvoudiging die overigens reeds in 1812 werd voorgesteld (Montijn: 22 en 32).
Nu de kennis over het geheel gering is, blijken er slechts enkele verschillen tussen de diverse groepen te bestaan. In Amsterdam is men bij vijf van de zes vragen significant beter op de hoogte dan in de twee andere gemeenten. Dit geldt alleen niet voor de vraag naar de kostenveroordeling bij verlies van de zaak. Een hoger opleidingsniveau staat niet garant voor kennis van de regels betreffende kosteloze rechtsbijstand. Men heeft het immers niet nodig. Alleen de vraag over de aan de procedure verbonden kosten wordt door mensen met hogere opleidingen iets vaker juist beantwoord.
De verhoudingsgewijs geringste kennis wordt aangetroffen bij de beide uitersten op de leeftijds- en inkomensschaal: de jongste leeftijdsgroep (16-
| |
| |
TABEL 48 Percentage ‘weet niet’ en ‘fout’ op zes kennisvragen naar burgerlijke staat
|
vraag |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
N = |
ongehuwd |
58% |
64% |
61% |
62% |
64% |
88% |
104 |
gehuwd |
39 |
51 |
55 |
59 |
63 |
83 |
305 |
gescheiden |
18 |
18 |
27 |
41 |
23 |
82 |
22 |
weduwe, weduwnaar |
52 |
60 |
56 |
84 |
88 |
96 |
25 |
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
totaal |
43% |
53% |
55% |
60% |
63% |
85% |
456 |
25 jaar) en de oudste (65 en ouder); de laagste inkomens (beneden ƒ 833,- per maand netto) én de hoogste inkomens. Gemis aan ervaring speelt hierbij een belangrijke rol. De hoogste inkomens hoeven er ook niets van af te weten en de jongeren (vaak met de lage inkomens) hebben nog slechts weinig meegemaakt.
Mannen zijn over de gehele linie significant beter geïnformeerd dan vrouwen. Ook dit zal samenhangen met grotere deelname in bepaalde maatschappelijke processen.
De meeste invloed op het kennisniveau gaat uit van het feit of men al eens van kosteloze rechtsbijstand gebruik gemaakt heeft. Gescheiden respondenten hebben aanzienlijk meer kennis dan de anderen. Dit blijkt heel sterk uit tabel 48.
Ervaring leert. Deze triviale conclusie blijkt bij elk kennis-aspect terug te keren. De consequentie van deze trivialiteit kan echter gemakkelijk over het hoofd gezien worden. Wil men kennis van de toegang tot rechtshulp verbeteren, dan moet men de kans vergroten dat mensen vanuit hun eigen probleemsituatie deze kennis opsteken, bijvoorbeeld doordat op dat moment een informatie-post binnen (sociaal) bereik is. Een abstracte informatie, gegeven op momenten dat mensen deze informatie niet nodig hebben, zal naar ons vermoeden niet of nauwelijks beklijven.
Zelfs bij de groep, waarvan men zou kunnen verwachten dat deze zich
TABEL 49 Antwoorden op de vraag ‘Weet u hoe u aan gratis rechtshulp kan komen’, naar toevoegingsgrens en naar ervaring met rechtsbijstand
|
ervaring: |
toevoegingsgrens: |
weet niet |
goed en half goed |
N = |
Geen CONTACT GEHAD |
gratis rechtshulp |
49% |
51% |
78 |
MET ADVOCAAT |
eigen bijdrage |
47 |
53 |
130 |
|
net boven grens |
43 |
57 |
61 |
|
ver boven grens |
58 |
42 |
64 |
|
|
|
|
|
Wel CONTACT GEHAD |
gratis rechtshulp |
21 |
79 |
33 |
MET ADVOCAAT |
eigen bijdrage |
28 |
72 |
29 |
|
net boven grens |
19 |
81 |
21 |
|
ver boven grens |
37 |
63 |
30 |
|
|
|
|
____ |
|
|
|
|
446 |
|
|
|
geen antwoord |
10 |
|
|
|
|
____ |
|
|
|
totaal |
456 |
| |
| |
cognitieve informatie weet eigen te maken, blijkt dit niet erg het geval te zijn. De respondenten met de beste financiële positie blijken het minst op de hoogte te zijn van de regeling van kosteloze rechtsbijstand. Als deze groep ervaring krijgt met rechtsbijstand, wordt de geïnformeerdheid wel groter, maar blijft toch nog beduidend lager dan de groepen met een lagere financiële status (zie tabel 49).
De vier categorieën die contact hebben gehad met advocaten scoren zoals verwacht meer goede antwoorden. Maar zowel bij de groep die geen, als bij de groep die wel contact heeft gehad, blijkt de groep met de hoogste financiële status, het minst het juiste antwoord te weten. Ook bij de andere kennisvragen - met uitzondering van de laatste vraag - blijkt eenzelfde antwoordpatroon. Conclusie: ervaring leert, maar voor de lagere inkomens/vermogensgroepen leert deze ervaring beter dan voor de hogere, althans voorzover het de technische kennis van de kosteloze rechtsbijstand betreft. Bij andere kennisaspecten leert ervaring juist het meest voor de hogere groepen.
| |
7.4 De kosten van een advocaat: kennis, oordeel en ervaring
Een financiële barrière voor de toegang tot een advocaat kan blijven bestaan, zelfs als een wettelijke regeling van kracht is, waardoor vele rechtzoekenden - 60% van onze respondenten - in aanmerking komen voor bijna of geheel kosteloze rechtshulp. Die barrière is dan vooral psychologisch en bestaat uit een beeld van hoge kosten van de dienstverlening van een advocaat tesamen met de idee, dat men zelf niet voor (bijna) kosteloze rechtsbijstand in aanmerking komt. We zagen reeds dat er geen uniform advocaten-tarief is en er, mede als gevolg daarvan, veel onzekerheid bestaat over de kosten van inschakeling van een advocaat. Hierdoor behoudt de advocaat het image zéér duur te zijn, zelfs als in werkelijkheid de kosten veel lager zijn dan in de beeldvorming wordt verondersteld. Dit beeld wordt bovendien in hogere mate aangetroffen bij de groepen die in financieel opzicht het verst van de advocaat afstaan, met name de laagste twee inkomenscategorieën - precies de groepen die in aanmerking komen voor kosteloze hulp. Ook is het beeld het sterkst aanwezig, wanneer géén ervaring met rechtshulp is opgedaan. Het ontbreken van een systematische manier, waarop mensen op de hoogte worden gebracht van de aan rechtshulp verbonden kosten, doet deze - soms erg onrealistische- opvatting lang voortbestaan. Eerst wanneer men op een of andere manier, gedwongen of vrijwillig, bij toeval of na bewust zoeken, contact heeft gekregen met rechtshulp door advocaten, verandert dit onrealistische beeld van de kosten in een meer realistische schatting. Uiteraard kan men ook stellen, dat het zelfs voor ervaren cliënten moeilijk is om vooraf de kosten van een zaak te schatten, omdat deze kosten afhankelijk kunnen zijn van verschillende, soms moeilijk te voorspellen factoren (duur, complexiteit, en reactie tegenpartij). Ook binnen de advocatuur bestaat geen duidelijk inzicht in de honoreringsstructuur. Om die reden hebben wij de
kostenproblematiek toegespitst op de vraag hoeveel een bezoek aan een advocaat van een half uur voor een eerste advies naar de mening van onze respondenten zou gaan kosten. Ook voor een dergelijk consult bestaat in de praktijk van de advocatuur geen tarief. Wij hebben echter de indruk dat de kosten
| |
| |
voor een half uur advies variëren van ƒ 35,- tot ongeveer ƒ 75,- in enkele gevallen tot ƒ 100,- (cf. Hooftman 1976: 90).
De door de respondenten genoemde bedragen waren als volgt:
TABEL 50 Geschatte kosten van een half uur advies bij een advocaat
|
|
absoluut |
% |
fl. 0 - 15 |
7 |
2% |
fl. 16 - 25 |
41 |
9% |
fl. 26 - 35 |
16 |
3,5% |
fl. 36 - 50 |
110 |
24% |
fl. 51 - 75 |
48 |
10,5% |
fl. 76 - 100 |
92 |
20% |
fl. 101 - 150 |
29 |
6% |
fl. 151 - 250 |
38 |
8% |
fl. 251 - 500 |
22 |
5% |
meer dan fl. 500 |
8 |
2% |
kan geen bedrag noemen/geen antwoord gegeven |
45 |
10% |
|
____ |
____ |
|
456 |
100% |
Laten we de 45 respondenten, die geen antwoord wisten te geven buiten beschouwing dan noemt 16% van de overige respondenten een bedrag beneden ƒ 35,- en geeft 38% een bij benadering realistische schatting.
Nog eens 30% schat aan de hoge kant, nl. van ƒ 76,- tot ƒ 150,- en 16% overschat de kosten voor een half uur advies (meer dan ƒ 150,-).
De hoogste frequentie van de ons inziens realistische schatters wordt aangetroffen bij leidinggevende werknemers (48%) en zelfstandigen (45%). De hoogste percentages van de groepen die een bedrag boven de ƒ 150,- noemen, treft men aan bij de ontvangers van sociale uitkeringen (27%) en blue collars (24%). Dit percentage overschatters was bij de andere beroepsgroepen aanzienlijk lager, nl. leidinggevenden 9%, white collar 7% en zelfstandigen 13%. De schatting van de kosten van een advocaat is omgekeerd evenredig met de plaats op de maatschappelijke ladder: de laagste beroepsgroepen, de laagste opleidingsklassen en de laagste inkomens noemen de hoogste bedragen. Daarnaast noemen deze groepen ook frequenter de allerlaagste bedragen. Er wordt dus tegelijk over- en onderschat (zie tabel 51).
De financieel-psychologische barrière is, zo blijkt uit de tabel, het grootst bij de laagste groepen. De middengroepen vertonen onderling geen grote verschillen, maar steken gezamenlijk weer af tegen de hoogste opleidings- en inkomensgroep. De psychologische afstand tussen advocaat en bevolking is alleen bij de toplaag klein. Dit gegeven wordt zeer versterkt als we het oordeel van de respondent over de door hem zelf geschatte kosten in de beschouwing betrekken.
Het spreekt vanzelf dat een beoordeling van de kosten voor iedereen verschillend ligt. De één vindt ƒ 50,- niet veel, een ander al veel te veel. Op grond van onze gegevens kunnen we voor de totale groep zeggen, dat de helft van onze respondenten de door hen geschatte kosten te hoog of veel te hoog vindt. Een kwart vindt de door hen genoemde prijs normaal en het andere kwart zegt dat het er van afhangt. Deze respondenten hebben er wel een be- | |
| |
hoorlijk bedrag voor over, als ze hun zaak dan ook maar winnen. Toch legt iedere groep de grens van de te hoge kosten ergens anders, zoals tabel 52 laat zien.
TABEL 52 Geschatte kosten van een half uur advies en het oordeel over de kosten in percentages
|
|
tot f 35 |
f 36 - 75 |
f 76 - 150 |
meer dan ƒ 150 |
totaal |
normaal |
45 |
25 |
20 |
9 |
23,5% |
(veel) te hoog |
31 |
49 |
58 |
70 |
53% |
hangt er vanaf |
24 |
26 |
22 |
21 |
23,5% |
|
____ |
____ |
____ |
____ |
____ |
totaal |
100% |
100% |
100% |
100% |
100% |
N = |
58 |
151 |
117 |
67 |
393 |
| |
| |
Van de groep die de kosten schat op 36 tot 75 gulden vindt de helft dit te hoog. Van degenen die een bedrag van ƒ 76 - ƒ 150, noemen, vindt iets méér dan de helft (58%) dit te hoog. Het is dus niet zo, dat een objectief lager bedrag (ƒ 36 - ƒ 75) subjectief veel minder duur wordt gevonden. Dit gaat zelfs op als men het objectieve bedrag en het subjectieve oordeel per groep onderzoekt, zoals tabel 53 laat zien. In deze tabel is het bedrag constant gehouden. In de twee laagste klassen, nl. de groepen die voor kosteloze of bijna kosteloze rechtsbijstand in aanmerking komen, loopt het percentage dat het bedrag te hoog vindt iets op als het genoemde bedrag hoger wordt nl. van 63% bij ƒ 36, - ƒ 75, tot 77% bij ƒ 76 - ƒ 150, resp. van 43% bij ƒ 36 - ƒ 75 tot 60% bij ƒ 76 - ƒ 150. Maar van de groep net bóven de toevoegingsgrens vindt de grote meerderheid (71%) zowel een bedrag van ƒ 36 - ƒ 75 te hoog als ook in grote meerderheid (67%) een bedrag tot ƒ 150. Dit betekent dat voor deze groep de hoogte van het geschatte bedrag hun oordeel niet beïnvloedt. Zij vinden de kosten steeds te hoog. Ondanks het feit dat deze groep financieel over meer kan beschikken, vindt men nagenoeg dezelfde bedragen te hoog, die ook de twee minder draagkrachtige groepen te hoog vinden. Alleen de financieel sterkste groep vindt een bedrag tot ƒ 75,- grotendeels normaal, en 38% van die groep vindt een bedrag tot ƒ 150,- nog normaal. De groep net boven de toevoegingsgrens percipieert de financiële kosten zelfs zwaarder dan de groep met eigen bijdrage (zie tabel 53).
TABEL 53 Oordeel over de kosten van een half uur advies per inkomens-vermogensgroep, waarbij het bedrag constant gehouden is
|
genoemd bedrag tussen ƒ 36,- en ƒ 75,- |
% normaal |
% te hoog |
% hangt er van af |
% totaal |
N = |
gratis toevoeging |
9% |
63% |
28% |
100% |
35 |
eigen bijdrage |
23% |
43% |
34% |
100% |
44 |
net boven grens |
10% |
71% |
19% |
100% |
31 |
ver boven grens |
54% |
26% |
21% |
100% |
39 |
|
|
|
|
|
|
genoemd bedrag tussen ƒ 76,- en ƒ 150,- gratis toevoeging |
6% |
77% |
17% |
100% |
17 |
eigen bijdrage |
12% |
60% |
28% |
100% |
42 |
net boven grens |
19% |
67% |
14% |
100% |
21 |
ver boven grens |
38% |
41% |
21% |
100% |
34 |
Het feit dat men behoort tot een van de maatschappelijke bovenlagen is bepalend voor het feit of men de advocatenkosten normaal vindt. Van de leidinggevende werknemers vindt 44% de kosten normaal, van de zelfstandigen 32% (het gemiddelde is 23,5% normaal). Er is nauwelijks verschil in oordeel over de kosten tussen de opleidingscategorieën met uitzondering van de hoogste opleidingsgroep: 48% van de hooggeschoolden vindt de kosten normaal. Hierin refereren ze zich waarschijnlijk aan de door hen zelf verkregen of gewenste honorering. Bij de inkomensgroepen is een driedeling waar te nemen: van de laagste twee inkomensgroepen oordeelt 66% de kosten te hoog, van de middelste drie oordeelt precies 53% het bedrag te hoog en van de hoogste groep vindt slechts 29% het door hen genoemde bedrag te hoog (zie tabel 54).
| |
| |
Een conclusie uit het voorafgaande: van de toplaag van de bevolking vindt 1 op de 2 de kosten voor een half uur advies normaal, slechts 1 op de 3 te hoog. Van de middengroepen vindt 1 op de 4 de kosten normaal en 1 op de 2 de kosten te hoog. Voor de laagste groepen vindt 1 op de 10 de kosten normaal, 2 op de 3 de kosten te hoog. Maar ook van de groep, die net boven de toevoegingsgrens zit vindt 2 op de 3 de kosten te hoog. Zij zullen in feite deze kosten ook moeten betalen, in tegenstelling tot de groepen beneden de toevoegingsgrens. In de perceptie van rechtzoekenden vormen de kosten van de advocaat alleen voor de toplaag géén belemmering.
Nu zijn het vooral de personen uit de toplaag en uit de groep net boven de toevoegingsgrens, die volledig uit eigen ervaring kunnen oordelen. De andere groepen behoeven, als zij van het wettelijke systeem van kosteloze rechtsbijstand gebruik maken, nooit meer dan ƒ 100,- eigen bijdrage te betalen. Wel moeten ze daarvoor de psychologische barrière kunnen overwinnen. Het wordt daarom van belang na te gaan of vroegere ervaring met rechtshulp het oordeel over de kosten beïnvloedt.
| |
De invloed van ervaring met rechtshulp op het oordeel over de kosten
In het deense onderzoek uit 1970 naar het image van de advocaat vond
| |
| |
56% van de respondenten de hulp van een advocaat te duur (in ons onderzoek 53%). Bij de Denen vond 26% de advocaten-kosten redelijk. In ons onderzoek vond 23,5% de kosten normaal. Ondanks het verschil in vraagstelling is dit een interessante gelijkenis. Het deense onderzoek constateerde verder:
‘Bij het deel der bevolking, dat ervaring heeft met juridische bijstand, ligt het percentage van hen, die de advocaat duur achten, beneden die 56%, terwijl in die groep het percentage, dat de bijstand redelijk betaald acht, belangrijk hoger lag dan 26%’. (AB 1970: 284).
Ook in ons onderzoek is er een significante relatie tussen eerder contact met een advocaat en het oordeel dat de daaraan verbonden kosten normaal zijn (zie tabel 55).
TABEL 55 Oordeel over de kosten van een half uur advies en eerder contact met advocaat in percentages
|
|
wel contact |
geen contact |
|
totaal |
kosten normaal |
36% |
20% |
|
23,5% |
(veel) te hoog |
45% |
55% |
|
53% |
hangt ervan af |
19% |
25% |
|
23,5% |
|
____ |
____ |
|
____ |
|
100% |
100% |
|
100% |
|
|
|
|
|
|
N = 91 |
306 |
|
397 |
|
|
|
geen antwoord |
59 |
|
|
|
|
____ |
|
|
|
totaal |
456 |
Respondenten uit de maatschappelijke bovenlaag - van wie we uit het voorgaande weten dat ze vaker de kosten als normaal beschouwen - hebben ook vaker contact gehad met een advocaat, zodat niet de eerdere ervaring maar het behoren tot de bovenlaag bepalend zou kunnen zijn voor het gunstig oordeel over de kosten. Om deze mogelijkheid van een schijnbaar verband tussen ervaring en oordeel te toetsen, analyseren we binnen elke in-
| |
| |
komens- en vermogenscategorie afzonderlijk de verschillen in oordeel tussen degenen die wel en degenen die geen contact hebben gehad. Bij het deense onderzoek is deze toetsing niet gerapporteerd. Wij komen tot een gedeeltelijke weerlegging van de beweerde relatie tussen ervaring en oordeel (zie tabel 56).
Naar aanleiding van deze tabel merken wij het volgende op:
1. | binnen de drie laagste inkomens-vermogenscategorieën afzonderlijk zijn er geen significante verschillen in oordeel over de kosten tussen hen die wel en hen die geen contact gehad hebben |
2. | tussen deze drie categorieën gezamenlijk zijn er ook nauwelijks verschillen in oordeel; slechts de groep die een eigen bijdrage moet betalen vindt iets frequenter de kosten normaal |
3. | er blijft een groot verschil in oordeel tussen de groep vér boven de toevoegingsgrens en de andere drie groepen en dit verschil gaat zowel op voor de groep met als de groep zonder ervaring |
4. | binnen deze hoogste inkomens-vermogenscategorie blijkt wél dat de groep die ervaring heeft met rechtshulp de kosten in veel grotere mate normaal vindt dan de groep zonder ervaring (deze relatie is significant op een niveau van p ≤ .05, X2 = 6,34). |
Grafiek B en C brengen deze gegevens in beeld.
Met andere woorden: ervaring met rechtshulp maakt alléén voor de mensen met de hoogste financiële status, dat zij de kosten vaker normaal gaan vinden. Dit is een interessant gegeven. De mensen met rechtshulpervaring uit
| |
| |
de twee hoogste lagen zijn immers eigenlijk de enigen die over de werkelijke kosten kunnen spreken, omdat zij alleen betalend contact hebben gehad. En zij oordelen met hun ervaring en hun eigen inkomen/vermogen in het achterhoofd: van de ervaren cliënten ver boven de toevoegingsgrens vindt slechts 15% de kosten te hoog en vindt 67% de kosten normaal; van de groep ervaren cliënten net boven de toevoegingsgrens vindt 65% de kosten te hoog en slechts 23% de kosten normaal.
Conclusie: de psychologische kostenbarrière is bij alle groepen behalve bij de financiële toplaag aanwezig. Verhoudingsgewijs is de barrière het sterkst aanwezig bij de laagste en één na hoogste inkomens/vermogenscategorie in ons onderzoek. Bij de groepen onder de toevoegingsgrens berust deze barrière op onvoldoende geïnformeerdheid en de daaruit ontstane beeldvorming over de kosten. Ervaring corrigeert bij hen dit beeld nauwelijks. Bij de groep net boven de toevoegingsgrens blijkt de kostenbarrière niet alleen psychologisch te bestaan, maar óók feitelijk. Ervaring met rechtshulp - die deze groep zelf betaalt - leidt bij een grote meerderheid tot het oordeel dat de kosten te hoog zijn. Alléén het behoren tot de toplaag in de samenleving is de bepalende factor, die de kostenbarrière afbreekt. Die barrière wordt voor deze groep nog iets verder afgebroken, wanneer men feitelijke contacten heeft gehad. Voor de andere maatschappelijke groepen heeft ervaring met rechtshulp geen corrigerende werking op hun oordeel over de kosten.
Tenslotte hebben we in aansluiting op de financiële barrière nog een andere barrière ter sprake gebracht, nl. het vrij af kunnen nemen van het werk voor een bezoek aan een advocaat. Slechts 16% van alle respondenten vond het moeilijk om overdag een advocaat te raadplegen. De meest opvallende afwijking van dit gemiddelde wordt gevonden bij de blue-collar werknemers (34% van hen vindt het moeilijk om vrij te krijgen) en de zelfstandigen (25%). De minste moeite heeft de groep met een universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding (2%). Zij delen dit voorrecht om overdag zonder moeilijkheden een advocaat te kunnen raadplegen met scholieren, huisvrouwen en gepensioneerden (resp. 4, 5 en 3%). Deze vorm van vrijheid is ongelijk verdeeld.
| |
75. Geografische afstand
Voordat we aandacht besteden aan de sociale afstand tot advocaten, zullen we eerst trachten de geografische afstand tot de advocatuur in de drie onderzochte gemeenten in kaart te brengen. We trekken daarbij steeds de vergelijking met de geografische afstand tussen bevolking en huisartsen. Op onderstaand kaartje is binnen het woongebied van Heerlen aangegeven waar de advocatenkantoren (stippen) en waar de huisartsenpraktijken (sterren) zijn gevestigd. Het verschil in spreiding tussen beide groepen hulpverleners is opvallend.
| |
| |
| |
| |
Dit verschil wordt nog duidelijker als we ook de verdeling van de bevolking over tien wijken van de gemeenten bezien (tabel C).
TABEL C Spreiding van bevolking, huisartsen en advocaten over tien wijken van Heerlen in percentages
|
wijk |
inwoners % |
|
huisartsen % |
|
advocen % |
|
Centrum |
9.7 |
|
17 |
|
73 |
|
Bekkerveld |
5.8 |
|
4 |
|
18 |
|
Molenberg |
9.7 |
|
13 |
|
9 |
|
Welten |
5.3 |
|
4 |
|
- |
|
Heerlerbaan |
15.3 |
|
8 |
|
- |
|
HEERLEN-ZUID |
|
45.8% |
|
46% |
|
100% |
|
|
|
|
|
|
|
|
Schandelen |
7.3 |
|
8 |
|
- |
|
Meezenbroek |
12.2 |
|
17 |
|
- |
|
Beersdal |
4.3 |
|
- |
|
- |
|
Heerlerheide |
20.7 |
|
25 |
|
- |
|
Treebeek |
9.7 |
|
4 |
|
- |
|
HEERLEN-NOORD |
|
54.2% |
|
54% |
|
0% |
N = |
(74.000) |
|
(24) |
|
(34) |
|
Drie kwart van de advocatenkantoren blijkt te zijn gevestigd in de oude binnenstad, waar nog geen tiende van de bevolking woont. In het boven de spoorlijn gelegen noordelijke stadsdeel, waar meer dan de helft van de bevolking woont, en in de beide nieuwbouw-wijken in het zuiden is geen enkel advocatenkantoor. De spreiding van de huisartsen komt daarentegen goed overeen met de spreiding van de bevolking, behalve in de extreem noordelijk en zuidelijk gelegen wijken. Het kleinere aantal (24) huisartsen is derhalve veel meer gespreid gevestigd dan de (34) advocaten. Dit verschil in spreiding is vooral van belang, omdat er een duidelijke sociale barrière bestaat tussen de bevolking ten noorden en ten zuiden van de spoorlijn. Boven de spoorlijn wonen de ex-mijnwerkers. In Heerlen-Zuid wonen de beambten, de ‘witte boorden’ (Rottier 1976: 43). Ook in opleidingsniveau is er een duidelijk verschil. Alle vormen van voortgezet onderwijs worden vaker gevolgd in Heerlen-Zuid. Alleen het lagere beroepsonderwijs wordt meer gevolgd in het noordelijke stadsdeel (Sociogram 1974: 61). Voor de mensen uit Heerlen-Noord is er dus niet alleen de handicap van een lager inkomen en een lagere opleiding, maar ook een grotere geografische afstand tot de advocatuur. Deze extra handicap ontbreekt bij de eerste ingang tot de medische hulpverlening.
De advocatenkantoren in Heerlen liggen dichter bij de kantoren van de institutionele cliënten (overheid, banken en bedrijfsleven) dan bij de woonplaats van de individuele cliënten. Dit vestigingspatroon zou een indicatie kunnen zijn voor de mate waarin advocaten op die institutionele cliënten en op de in hetzelfde stadsdeel gevestigde rechterlijke instanties (kantonrechter, politierechter, kinderrechter) zijn gericht, maar ook voor de ‘bemiddelende’ rol die advocaten voor hun individuele cliënten ten aanzien van die organisaties (als tegenpartij) vervullen.
Niet alleen de balie is geconcentreerd in het centrum van de stad. Alle
| |
| |
andere ingangen in het rechtshulpsysteem: de vier notarissen, de twee deurwaarders, het kantongerecht, het gemeentehuis, de burgerraadsman, de SOS-hulpdienst, het sociaal dienstencentrum en ELMAR (het Heerlense JAC) zijn in de oude binnenstad gevestigd. De enige uitzondering vormt het spreekuur van een CPN-raadslid in Heerlen-Noord. Ook de na ons onderzoek geopende wetswinkel heeft zich in de binnenstad genesteld.
In Amsterdam zien we een overeenkomstig verschil in spreiding tussen advocaten en huisartsen (tabel D).
Van de advocaten is 96% gevestigd in het centrum of in zuid, terwijl slechts 30% van de bevolking in die wijken woont. In oost, west, noord en de Bijlmermeer, waar meer dan twee derde van de bevolking woont, houden in totaal 20 advocaten (minder dan 5%) kantoor. Ook de notarissen en deurwaarders zijn in het centrum en zuid geconcentreerd. Slechts 3 van de 70 notarissen en 3 van de 17 deurwaarders zijn buiten die twee stadsdelen gevestigd. Hoezeer de geografische spreiding van huisartsen en advocaten uiteenloopt wordt ook geïllustreerd door de volgende twee plattegronden.
Een belangrijk verschil met Heerlen is, dat er in Amsterdam een aantal andere ingangen tot rechtshulp bestaan (sociale raadslieden, advocatenspreekuren en VU-rechtshulp), die wel gedecentraliseerd werken en meestal in wijk- of buurtcentra spreekuur houden. Bij een vergelijking met het spreidingspatroon van de hulpverleners in beide steden dient men te bedenken dat Amsterdam tien keer zoveel inwoners als Heerlen heeft op een gebied dat vijf keer zo groot is.
In Valburg (± 10.000 inwoners) is geen advocatenkantoor. Wel praktiseert er in drie van de acht dorpskernen een huisarts. De dichtstbij gelegen advocatenkantoren zijn in Arnhem (15 km), Nijmegen (13 km) en Wageningen (11 km). Ook de wetswinkels en de vakbondsbureaus zijn in die steden gevestigd. In één van de acht dorpskernen is een notaris gevestigd. Een deel van onze respondenten bleek ook één van de twee notarissen uit naburige plattelandse gemeenten ingeschakeld te hebben. Deze notarissen waren naast het gemeentehuis de enige ‘officiële’ ingang in het rechtshulpsysteem.
Zowel in Heerlen als in Amsterdam zijn practisch alle advocatenkantoren
| |
| |
geconcentreerd in een betrekkelijk klein deel van de stad. Voor een groot deel van de bevolking in beide steden is de geografische afstand tot het dichtstbijzijnde advocatenkantoor aanmerkelijk groter dan tot de naastbijzijnde huisarts. Dit is in overeenstemming met het in ons onderzoek aangetroffen beeld van de advocaat als de ‘ver weg zijnde specialist’. Als wij hieronder over de juridische huisarts spreken hebben we met name óók de opheffing van de geografische afstand tot de rechtshulpverlening op het oog (zie hoofdstuk 9).
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
7.6 Bekendheid met advocaten, notarissen, rechters en wetswinkels
In paragraaf 7.4 bleek een sterk verbreide beeldvorming over de kosten van de dienstverlening van advocaten. Dit beeld beïnvloedt waarschijnlijk ook de mening die men vormt over andere aspecten van de dienstverlening van de advocaat. Naar onze mening is deze beeldvorming voor een belangrijk deel terug te voeren op de sociale afstand tussen advocaten en bevolking. Daar waar deze afstand klein is, bijvoorbeeld omdat men tot dezelfde maatschappelijke laag behoort als de advocaten, is het beeld dat men van advocaten heeft dientengevolge realistischer: men weet beter wat van een advocaat op het punt van kosten en verrichtingen verwacht kan worden en wat niet. Om deze sociale afstand of haar tegenpool, sociale nabijheid enigszins in kaart te brengen hebben we in ons onderzoek een maatstaf gebruikt, nl. het aantal namen van advocaten dat de respondenten konden noemen. Dit is een nogal grove maatstaf, omdat de bekendheid met een naam op talrijke manieren kan zijn ontstaan. Het kennen van een naam hoeft op zichzelf nog niets te zeggen over het gemak waarmee men advocaten zal benaderen. Maar de bekendheid met naam, functie en (vaak ook) kantoor-adres van één of meer advocaten vergroot ons inziens toch de kans dat de kloof met de advocaat enigermate wordt overbrugd (als dat nodig mocht zijn). Zelfs als de genoemde namen van advocaten uitsluitend uit de krant of van de T.V. bekend zijn, geeft dit feit iets weer van de aandacht die de respondent aan ‘het recht’ pleegt te geven. Zo bleek bij deze meetmethode, dat enkele bekende advocaten, regelmatig genoemd werden, zonder dat van een persoonlijke relatie sprake was. Dit fenomeen van de ‘bekende’ advocaat bleek in ons onderzoek ook op regionaal niveau te bestaan. De grote meerderheid van de genoemde namen waren echter van persoonlijk bekende advocaten, hetzij uit vroegere ervaring met rechtshulp, hetzij uit contacten die men op andere wijze had opgedaan, bijv. via
familie, woonwijk, studie of verenigingsleven. In al deze gevallen is er sprake van sociale nabijheid. Wij zijn nagegaan welke door respondenten genoemde advocaten-namen in feite namen waren van rechters, officieren van justitie of andere niet-advocaten. Deze namen zijn hier buiten beschouwing gelaten. Daarnaast werd bij wijze van controle ook gevraagd naar namen van notarissen en rechters. Als vierde element van bekendheid werd de wetswinkel genomen.
De bekendheidsgraad van de drie beroepsgroepen was als volgt (tabel 57).
TABEL 57 Bekendheid van advocaten, notarissen en rechters
|
Aantal namen dat genoemd werd in percentages |
|
|
|
|
|
|
|
|
Geen |
1 |
2 |
3 |
4 of meer |
|
N = |
Advocaten |
54% |
17% |
16% |
8% |
5% |
100% |
456 |
Notarissen |
57% |
27% |
9% |
5% |
2% |
100% |
456 |
Rechters |
83% |
14% |
1,5% |
0,5% |
1% |
100% |
456 |
Iets meer dan de helft weet ten minste één advocaat en één notaris te noemen. Rechters zijn nauwelijks bekend. Hoewel zij in de rechtspleging een be- | |
| |
slissende rol vervullen, treden zij niet op de maatschappelijke voorgrond. Dit is in overeenstemming met de gangbare opvatting over de rol van de rechterlijke macht in het nederlandse rechtssysteem. Voor de burgerij blijven zij anonieme beslissers. Dit is een interessant en ongetwijfeld cultureel bepaald verschijnsel, dat wellicht de moeite van verder (internationaal) vergelijkend onderzoek waard is. Brengt de grotere publieke bekendheid van rechters in de Verenigde Staten een ander patroon van vertrouwen in de rechtspraak met zich mee?
De regionale verschillen weerspiegelen de functie die de verschillende juridische ambten in deze plaatsen hebben. Hierbij nemen we tevens de bekendheid met de wetswinkel in de vergelijking op (zie tabel 58).
In Heerlen scoort de advocaat het hoogste percentage, in Valburg - bijna vanzelfsprekend - de notaris, in Amsterdam de wetswinkel. De bekendheid met het bestáán van wetswinkels is eigenlijk niet goed te vergelijken met de bekendheid met een naam van een advocaat. De eerste is een instelling, de laatste één persoon. Bovendien slaat het eerste op bekendheid met een (nieuw) verschijnsel, terwijl bij het tweede gevraagd werd naar bekendheid met een specifieke naam of persoon.
De grote bekendheid van advocaten in Heerlen hangt vermoedelijk samen met het karakter van een nog enigszins overzienbare provinciestad. Ook speelt hierbij een rol het verschijnsel dat één advocaat, die overigens niet in de door ons onderzochte gemeente was gevestigd, een zeer grote regionale bekendheid had. Deze advocaat werd genoemd door de helft van de respondenten in Heerlen, die bekend waren met een advocaat. Het gevolg van een dergelijk Perry Mason-effect is, dat het publieke beeld van de advocatuur voor een zeer groot deel bepaald wordt door één vertegenwoordiger van de balie. Alle advocaten worden dan aangeduid met kwalificaties, die primair ontleend zijn aan die ene advocaat.
De verschillen tussen de gemeenten blijken niet te bestaan in de bekendheid van rechters. Hier komt het verschil in publiek karakter van hun funktie en die van de advocaat en de notaris te voorschijn.
Zoals te verwachten was, weerspiegelt de gelaagde opbouw van onze samenleving zich in de grotere bekendheid bij de bovenlagen met de vertegenwoordigers van de rechtspleging. De bekendheid met één of meer advocaten, notarissen en rechters, is zelfs recht evenredig met het opleidingsniveau (zie tabel 59). Met het inkomensniveau is de samenhang zwakker.
| |
| |
Bovendien is hier het verband niet rechtlijnig: de middengroepen vertonen een lichte daling in bekendheidsgraad (zie tabel 59).
Voorts blijkt volgens verwachting bij de jongste leeftijdsgroep (16-25 jaar) de laagste bekendheid. Zij staan nog grotendeels buiten de maatschappelijke netwerken. Ook blijken mannen meer bekend te zijn met advocaten (significant op een niveau van p ≤ .05). Bij de beroepsgroepen scoren leidinggevenden en zelfstandigen de hoogste percentages. De sociale nabijheid van de advocaat is een voorrecht voor de maatschappelijke groeperingen, met de hoogste opleiding, het hoogste inkomen en het hoogste beroepsprestige. De advocaat geniet vooral bekendheid bij deze groep. De lijdelijkheid van de advocaat is hierdoor voor deze groep geen probleem: zij kennen de weg al, of ze zullen die zonder veel moeite vinden. Lijdelijkheid in werving blijkt onbedoeld het nadeligst te werken voor die groepen, die niet van huis uit bekend zijn met advocaten.
Het bestaan van een wetswinkel is meer bekend bij de beter opgeleiden en beter betaalden. De in vele opzichten betere geïnformeerdheid van deze groepen strekt zich dus ook uit tot het verschijnsel wetswinkel. Als wij dit gegeven combineren met een eerder gegeven, dat de wetswinkel vaak door respondenten met inkomens tot ƒ 2080,- per maand netto en met een middelbaar opleidingsniveau genoemd werd als eerste ingang voor rechtshulp, dan is de kans aanwezig dat deze middengroepen gebruik gaan maken van een activiteit, die vooral opgezet was om de laagste en moeilijkst bereikbare groepen te bereiken. Terwijl de sociale nabijheid van de advocaat vooral een upper-class verschijnsel blijkt te zijn, loopt de wetswinkel een kans een middle-class verschijnsel te worden. De lijdelijkheid van de advocatuur is
| |
| |
géén probleem voor de toplaag, maar wél voor de andere bevolkingsgroepen. Wetswinkels hebben door stevige en gerichte publiciteit die lijdelijkheid in werving enigszins doorbroken. Dit blijkt dan kennelijk vooral aan te slaan bij de groep, die aan een (abstract) schriftelijk of mondeling ‘zetje’ voldoende heeft om de barrière naar rechtshulp te slechten. Deze tendens naar verbetering van de toegang tot rechtshulp voor het ‘brede maatschappelijke midden’ hoeft geenszins negatief gewaardeerd te worden. Integendeel: door hun wijze van opstelling èn openstelling hebben de wetswinkels voor velen de weg naar het recht vergemakkelijkt. Maar waar de wetswinkels toch nog een zekere passiviteit en lijdelijkheid in de werving hebben behouden, worden de moeilijkst bereikbare groepen niet bereikt.
Om een advocaat te bereiken heeft men veel surplus nodig (aan financiële middelen, kennis, vaardigheid, sociale contacten). Om een wetswinkel te bereiken heeft men enig surplus nodig (aan practische energie, vaardigheid, durf, activiteit). Voor degenen, die geen surplus aan vermogens hebben en in een sterk afhankelijke positie verkeren, is zelfs de gang naar een wetswinkel een opgave. Voor hen zijn speciale methoden in toelevering van juridische diensten geboden (cf. Groenendijk 1974, Johnsen 1975b).
| |
7.7 Het beeld van rechtshulpverleners
In de discussie rond rechtshulp en in wetenschappelijke literatuur over de toegang tot het recht wordt verondersteld, dat een negatieve houding jegens rechtshulpverleners, in het bijzonder advocaten, mede een belemmerende factor is bij de toegang. Zo'n houding kan bovendien de verwerving van kennis over het systeem van rechtshulpverlening negatief beïnvloeden. Mensen vernemen graag wat overeenkomt met hun reeds gevormde oordelen (Festinger's theorie van cognitieve dissonantie). Het beeld dat rechtzoekenden hebben (gevormd) van rechtshulpverleners is een onderdeel van hun houding jegens die rechtshulpverleners. Dit beeld komt onder allerlei invloeden tot stand. Het is in ieder geval zeker, dat het niet uitsluitend tot stand komt via contacten met hulpverleners. Feitelijke ervaring kàn, zoals wij ook in de vorige paragrafen gezien hebben, corrigerend werken op het beeld, maar het merendeel der rechtzoekenden hééft nu juist geen feitelijke ervaring. Hierdoor blijft de beeldvorming via andere sociaal-psychologische processen verlopen. Een van de factoren, die het plotselinge succes van wetswinkels kan verklaren, is het positieve beeld dat burgers zich in zeer korte tijd (binnen enkele jaren) zijn gaan vormen over deze wetswinkels. Men vergelijkt de wetswinkels met het beeld dat men zich vormde van de advocatuur. Toch is het beeld van de advocatuur niet een volstrekte tegenpool van de wetswinkels. Het beeld van de advocatuur is echter véél minder eenvormig dan het beeld van de wetswinkels.
Als de opmerking van enkele van onze respondenten, dat ‘er goede en slechte advocaten zijn’, een realistische benadering van de werkelijkheid is, maakt dit begrijpelijk dat sommigen zich het beeld vormen naar de ‘goede’, anderen echter naar de ‘slechte’ advocaten. Het beeld van de advocatuur is dubbelzinnig. Eenzelfde verschijnsel, bijvoorbeeld het geholpen worden door jonge advocaten, ziet de één als een voordeel, de ander als een teken van
| |
| |
ongelijkheid in behandeling. Ons onderzoek weerlegt echter het idee, dat rechtzoekenden uitsluitend een negatief beeld hebben van de advocaat.
Abel-Smith, Zander en Brooke hebben een systematische poging gedaan de attitude jegens de advocaat en jegens het recht in het algemeen in kaart te brengen. Zij gebruikten daarvoor 35 uitspraken, waarvan de respondenten moesten zeggen of ze het er sterk mee eens of oneens waren. Enkele voorbeelden: ‘Lawyers charge fair prices’. ‘Lawyers are dishonest’. ‘Lawyers help rich and poor alike with equal energy’. ‘Lawyers have a good understanding of the problems of the ordinary man’. ‘The law favours the rich over the poor’. ‘Keep away from lawyers’. ‘Lawyers will use only honest methods to get clients out of trouble’. (1973: 253).
Na factoranalyse van de antwoorden op deze 35 uitspraken bleken vier factoren zinvol benoembaar: (1) ‘Law is equality’; (2) ‘The legal system works well’ (3) Lawyers are a ‘tricky lot’ (4) ‘Lawyers can be trusted’. Ten aanzien van de advocaat komt er derhalve één positieve en één negatieve dimensie naar voren. Vervolgens werden per respondent voor elke factor Likert-scores (een schaal lopend van ‘zeer mee eens’ tot ‘zeer mee oneens’) berekend met als resultaat: ‘The net impression of this analysis is that... positive feelings about the system were associated with greater means, education, knowledge, and higher social class. In three instances the result went the other way. A large proportion of the tests showed no significant result at all’ (1973: 256).
Wij kozen een inductieve en kwalitatieve benadering van de beeldvorming. De engelse respondenten konden antwoorden op uitspraken, die reeds van te voren waren geformuleerd. In vaste bewoordingen werd het beeld van de advocatuur geschetst. De respondent wordt een passieve ja- of nee-knikker, soms zonder dat de betekenis van de bewoordingen hem of haar helder voor ogen staat. In de praktijk van het sociaalwetenschappelijk onderzoek probeert men dit bezwaar te ondervangen door te letten op interne geldigheid van de antwoorden op de uitspraken. Is deze interne geldigheid hoog, dan duidt dit op aanwezigheid van een consistente attitude.
Nu wij een andere methode volgden, blijkt dat respondenten in hun eigen woorden een veel gevarieerder beeld laten zien, dan uit zo'n attitude-meting zou kunnen blijken. De reacties zijn zeer verschillend. Uiteraard bemoeilijkt dit een systematisch-kwantitatieve analyse. Men denkt aan zeer verschillende verschijnselen als naar een reactie op een uitspraak gevraagd wordt. En zelfs als men aan hetzelfde verschijnsel denkt, worden daaraan verschillende consequenties verbonden. Originele reacties of unieke ervaringen, die onder woorden worden gebracht, zijn ons inziens de moeite waard. Zelfs als zo'n uitspraak maar door één respondent gedaan werd. (Zo werd door één respondent gepleit voor ‘verjonging van het juridische taalgebruik, net zoals de bijbel ook in aangepast nederlands opnieuw was geschreven’).
Ideeën die bij rechtshulpverleners en wetenschappers leven, blijken soms door respondenten beter geformuleerd te kunnen worden. Daarnaast blijken veel antwoorden geformuleerd te worden in stereotype uitdrukkingen, soms spreekwoorden. Een generaliserende manier om een mening te vormen over bepaalde verschijnselen blijkt onmiskenbaar aanwezig. Die generaliseringsdrang is ons inziens een manier om in de sociale werkelijkheid een oriëntatie te vinden. Het geeft tegelijk aanleiding tot misverstanden, vooral met de- | |
| |
genen die ofwel het voorwerp zijn van die generaliseringen, ofwel hun oordelen vormen op grond van uitvoerige en veel gevarieerdere ervaringen met het verschijnsel in kwestie. Hierin ligt de bron voor discrepanties tussen leken-opvattingen over recht, rechtspraak en advocatuur en de opvattingen van deskundigen, een discrepantie die mede het gevolg is van tegengestelde belangen. In het hieronder volgende overzicht komen leken-opvattingen aan bod. Achtereenvolgens wordt het beeld van de advocaat en dat van de wetswinkel getoond. Na elk overzicht van de uitspraken van respondenten, geven wij een samenvattend en interpreterend commentaar.
| |
Uitspraken over de advocaat
De reacties van respondenten werden uitgelokt met onze vraag ‘Van advocaten wordt wel gezegd: “De advocaat is alleen maar voor de rijken”. Is die uitspraak naar uw mening juist?’
Hieronder volgt een staalkaart van de reacties.
Om veelvulige herhaling van (bijna) gelijkluidende reacties te vermijden, worden die antwoorden weggelaten die zich beperkten tot:
- | ‘je hebt toch ook een advocaat van onvermogen.’ |
- | ‘als je geld hebt, ben je beter af.’ |
- | ‘je hebt natuurlijk ook een advocaat van onvermogen, maar die zet zich niet zo in of je krijgt een assistent.’ |
- | ‘je hebt goede en slechte advocaten.’ |
- | ‘pro deo is even goed als betaald.’ |
- | ‘vroeger wel, nu niet meer.’ |
Ook worden niet alle reacties vermeld die als strekking hadden, ‘als betalend cliënt heb je vrije keus’, ‘rijken gebruiken een advocaat meer’, ‘het is wel menselijk dat je met veel geld beter geholpen wordt’ of ‘de armen hebben drempelvrees of een gebrek aan informatie’.
resp. nr.
001 | de advocaat niet, het recht wel. |
002 | bij de kosteloze procedure wordt je evengoed geholpen als particulier. |
003 | je kunt toch een verzekering voor een advocaat sluiten. |
005 | tarieven zijn hoog, maar in zijn algemeenheid is de uitspraak niet waar. |
007 | nee, ieder mens heeft recht op een advocaat. |
008 | advocaten zetten zich evengoed in voor de armen. |
010 | niet alléén voor de rijken, wel zijn ze bevoorrecht; die kunnen de beste advocaat krijgen; die stappen dan naar Mr. X (de naam van deze in de betreffende streek bekende advocaat hebben wij hieronder steeds door deze aanduiding vervangen). Maar jà, als je onvermogend bent en je stapt naar hem toe, dan krijg je een assistent. Trouwens, Mr. X is een advocaat voor vuile zaakjes en dan heb ik in principe wat op zo'n man tegen. Dan betaal ik liever nog iets meer en ga naar een faire advocaat. |
012 | De betere advocaten gaan naar de rijken, maar ieder mens heeft ergens recht op een advocaat. |
016 | nee, vroeger wel; pro deo zaken worden door de advocaten soms niet met alle inzet behandeld. |
018 | geen idee van; hij zal natuurlijk liever rijke klanten hebben, dan toegewezen zaken. |
019 | als je geld hebt, dan ben je nooit zo bang om naar een advocaat te stappen; als je arm bent, ben je niet zo goed af. Pro deo advocaten die zich volledig inzetten zijn er bijna niet. Het beste is om ze ambtenaren te maken. |
021 | niet waar; ook wij hebben recht op een advocaat. Wie veel geld heeft, kan natuurlijk de gewiekste krijgen. |
| |
| |
025 | nee, je hebt ook pro deo advocaten. |
026 | in zekere zin wel, je moet er tenslotte veel voor betalen. Nee, ook advocaten voor onvermogen helpen je wel goed. De arbeiders zijn bang voor de witte boord. De factor arbeid is nog altijd nul. |
029 | nee, tegenwoordig gaat het niet meer zo sterk op, maar geld speelt altijd een woordje mee. Pro-deo advocaat zet zich nooit voor 100% in. |
030 | mensen, die in hun recht staan, krijgen dat wel met iedere advocaat. |
032 | nee, misschien wordt hij wel alleen door de rijken gebruikt. Rijken kunnen gemakkelijker naar de advocaat stappen. |
034 | of je een advocaat 5000 gulden geeft of 500 gulden, maakt wel verschil. |
036 | op het moment dat een advocaat een zaak heeft aangenomen, doet hij voor iedereen even goed zijn best. |
037 | iedereen heeft recht op een advocaat. |
038 | nee, advocaten houden rekening met de financiële omstandigheden van een cliënt. |
039 | als je geld hebt, dan stap je gemakkelijker naar een advocaat toe. Net als een loterij: als je meer fiches hebt, dan kun je langer spelen. |
040 | ze zetten zich meer in voor de kapitaalkrachtigen (net zoals de dokter). En dat is heel logisch. Het is geen roeping meer. |
043 | nee, dat heb ik zelf ervaren. Wel heb ik de indruk dat de advocaten samenspannen om de zaak te rekken. |
045 | nee, kijk naar de advocaten die gratis meewerken in de wetswinkels. |
046 | In Nederland kun je ook advocaten voor niks krijgen, dus het is niet waar. Maar als je meer geld geeft, zal hij zich misschien meer inspannen. |
048 | Als je Mr. X véél geld geeft, dan zoekt die ergens wel een gaatje. |
051 | Als je veel betaalt, krijg je beter je recht. |
053 | Ze stellen zich wel enorm laks in, als ze worden toegewezen in strafzaken; m.b.t. civiele zaken weet ik het niet, maar ik denk dat het daar beter is. |
055 | Men zegt wel eens: geld maakt recht wat krom is. |
056 | Dat is niet waar. Armen worden ook gescheiden. Rijken krijgen alleen een grotere nota. Pro deo advocaten zetten zich even goed in: is reclame. |
068 | Zit wel wat in. Mr. X tegen pro deo advocaat is geen partij. Pro deo tegen duurbetaalde advocaat. In die woningkwestie van mijn vrouw had ik wel een advocaat willen raadplegen, maar ik dacht: dit is niks voor een advocaat. |
080 | Nee, dankzij briefje van gemeente; meestal zijn de armen niet de intellectueelsten. men durft niet naar de advocaat te gaan. Er zou op school meer over onderwezen moeten worden. Drempelvrees is niet nodig, maar wel bij veel mensen aanwezig. |
082 | Misschien wel. Ik geloof dat als hij niet betaald krijgt, hij niet zo hard zal lopen De goede niet te na gesproken. Waar wat te plukken valt, houdt hij ze aan het lijntje. |
094 | Nou, de echte advocaat misschien wel, maar de gewone advocaat niet. |
100 | Als je beter in de maatschappij opgevoed bent, heb je betere contacten; als je ze niet hebt moet je hen zoeken. Standsverschillen zijn groot. Ook met pro deo advocaat ellende meegemaakt. |
101 | Nee, rijk zijn we niet en we zijn toch ook goed terecht gekomen. Advocaat was zeer integer. |
107 | Hij moet ook voor de armen, ik dacht van wel, die hebben net zo goed een advocaat nodig. |
111 | Och, dat heb ik nog niet meegemaakt. Wie goed veert, die goed smeert. |
118 | Advocaat is voor iemand die in nood is. Hij helpt ook de anderen die geen geld hebben. Ik denk dat er onder advocaten een beroepseer is. |
119 | Ja, ja, kijk, dat is net zo als met een dokter. Patiënt die veel betaalt, daar kan de dokter 5 × op een dag komen. Bij iemand in het ziekenfonds zeggen ze, je moet maar wachten tot ie weer terugkomt. Bij de advocaat zie ik zo dat ze procentsgewijs, dat hij beter zijn mondje roert voor degene die betaalt. Het zijn ook mensen. |
120 | Als ze merken dat je royaal in de centen zit, dan pakken ze je. |
122 | Meestal wel, omdat ze zo duur zijn. Onbetaalde advocaten zijn veel slechter, anders begonnen ze ook een eigen praktijk. |
138 | Dat werd vroeger veel gezegd. Die veel geld had, die won een zaak. Practisch iedereen krijgt tegenwoordig een advocaat, maar: waar houdt die het mee? |
| |
| |
150 | Er zijn advocaten die er op uit zijn om mensen te plukken. |
154 | Nee, armen krijgen een advocaat door de rechter aangewezen, die kan ook goed zijn. Die advocaten zijn wel minder in aanzien. |
158 | Een advocaat van smerige zaken is alleen voor de rijken. |
159 | Meestal wel. Ik hou niet van een advocaat. Het is een nepboel. Ze zijn te duur voor wat ze leveren. Als je echt recht hebt, kleden ze je uit. Dat is niets voor ons soort mensen. Ik hoop er nooit contact mee te krijgen. |
160 | Voor diegene die niet weet hoe hij naar advocaat moet komen, lijkt dat wel zo; maar als je eenmaal een advocaat hebt, dan hoeft dat niet zo te zijn. |
161 | Voor mij is het recht een grote zeef met duizend kleine gaatjes; ik ken 10 van die gaatjes, waarvan ik gebruik kan maken; U (interviewer) kent er 30; maar iemand met veel geld kan het betalen om alle gaatjes die hij nodig heeft op te laten zoeken. In elke wet laten ze gaatjes zitten. |
206 | Mensen die met de waarheid nog een advocaat nodig hebben, dat is treurig. |
216 | Dat klopt. Pro deo advocaten zijn prullenbakken. |
234 | Ja, een rijke man kan kiezen. |
237 | Als je onvermogend bent, krijg je voor niks een jonge advocaat, die aan het begin van zijn carrière staat. Hij zal zich uit zijn sloffen lopen. |
238 | De advocaat doet meer en langer voor de rijken, om meer geld te beuren. |
243 | Voor de advocaten maakt 't geen verschil, wiens geld ze beuren. |
246 | De rijken zullen er meer gebruik van maken, maar hebben misschien wel meer problemen. |
256 | Een advocaat is met de kousen aan geboren. |
264 | Nee, wat is rijk. Je probeert zo laat mogelijk naar die man toe te gaan. Je probeert hem te ontlopen. |
276 | Het begrip advocaat is met geld omgeven. |
278 | Nee, vroeger wel. Als je alleen het scheiden maar neemt, dat kunnen ze toch allemaal betalen. Misschien dat daardoor vroeger ook wel minder gescheiden werd. |
280 | Ja, eigenlijk wel, de pro deo advocaat lap ik aan mijn laars. De rijken, de middenstanders, kunnen het afschrijven van de belasting. Vanaf de middenstand, wij kunnen niets afschrijven. |
284 | Flauwekul natuurlijk. Als het wel zo is, moet het veranderd worden. Ik kan me niet voorstellen, dat er een drempel is. |
303 | Er zijn 3 beroepen waarvoor ik mijn kinderen zou onterven, als ze die kozen. Advocaat, aannemer en nog een. Immorele beroepen. Een advocaat is bereid om de tegenpartij met alle middelen te nekken. |
304 | De rijken hebben vaker een advocaat nodig omdat ze meer geld hebben. |
306 | Nee, nu helpen veel jonge advocaten de underdog. |
307 | Bijna juist, als je weinig geld hebt, kom je er niet toe om een advocaat te nemen; vaak wegen de kosten niet op tegen het profijt. Als je weinig geld hebt, kun je het risico niet nemen. |
308 | Ze zeggen wel eens: pro deo advocaten zijn in dienst van de rechter en die praten dus de rechter naar de mond. Dat is echter niet waar. |
311 | Het is wat overtrokken, maar het komt wel in de buurt. Echt een netelige zaak, als het niet anders kan, dan ga je wel; maar voor iets dat je eigenlijk kan laten zitten, dan ga je niet. Een advocaat is een hele dure meneer in mijn ogen. |
316 | Ja, het recht zou gesocialiseerd moeten zijn. |
320 | Die man heeft toch een beroepseer. |
321 | Ik geloof van wel; geld stinkt niet. |
325 | Hoe duurder de advocaat, hoe beter hij is. |
328 | Nee, absoluut niet waar, misschien vroeger. Hoe zou ik dat kunnen zeggen met mijn hulp. Vroeger wisten de armen er niet van. Pro deo advocaten lijken op tandartsen met particuliere en ziekenfondspatiënten: bij de ziekenfondspatiënten trekken ze alleen maar. |
329 | Omdat je een arbeider bent, is het laatste wat je doet een advocaat in de armen nemen. Omdat het veel geld kost; je hebt wel een advocaat van onvermogen, maar daar weten de meeste mensen niets van. |
332 | Nee, dan waren die rechtswinkels er niet. |
334 | Ja, de normale advocaten wel. |
| |
| |
336 | Je hebt pro deo advocaten, je hoort wel eens, dat alleen jonge onervaren advocaten dat zouden zijn, maar ik weet niet hoe dat zit. |
339 | Ik kan me voorstellen dat mensen dat zeggen, maar als er meer voorlichting zou zijn over de pro deo advocaat, is het niet juist. |
340 | Niet op financiële gronden primair, maar er zijn wel psychologische barrières voor gewone mensen om naar de advocaat te gaan. |
342 | Als ik advocaat zelf betaal en vind dat hij er te weinig aan doet, kan ik altijd een ander nemen. Bij pro deo advocaat gaat dat niet. |
357 | Ja, in zekere zin wel. Rijkere heeft ten eerste meer financiële problemen: heeft eerder advocaat nodig. De armere heeft bijvoorbeeld als het om ƒ 300,- gaat niks aan een advocaat. Hij houdt dan niets anders over. |
359 | Advocaat is vrij onbereikbaar (slechte informatie), dan komt het wel zo over. Ook uit eigen ervaring: beetje bekakte advocaat was erg ongeïnteresseerd. |
363 | Pro deo advocaat moet beter betaald worden. |
367 | Ja, maar het zijn ook mensen, niet generaliseren. Orde van advocaten zal wel corrigeren. |
386 | Je hebt hier (A'dam) ook C.P.N.-advocaten: die zijn goed. |
396 | Nee, dat ligt niet aan de ‘advocaat’, maar aan de mens die advocaat is. |
402 | Tegenwoordig andersom. |
410 | Als je de weg weet te vinden, helpt hij je wel, als je binnen zijn specialiteit valt. |
414 | Dat hele begrip advocaat is ‘hogere kosten’. Daar kom je niet graag bij. |
421 | Nee, zelf meegemaakt. Je moet je dus bij hun tempo van werk neerleggen. |
424 | Ik vind dat ze altijd vreselijk hun best doen om wie dan ook, bijv. de ergste misdadiger, te helpen. Ik vraag me wel eens af hoe kan die dat. |
447 | Behandeling pro deo is net zoals ziekenfondspatiënten. |
449 | ‘Fiat justitia pereat mundus’. ‘Am Golde hängt nach Golde drängt doch alles’. |
455 | Ik heb eens een rechtszaak gezien en dan zie je die advocaten elkaar met van alles om de oren slaan en dan denk je nou, nou, maar in de pauze drinken ze met elkaar een borreltje. |
472 | Ik zie ze niet als eerlijk. Ze proberen je met de wet in de hand geld uit je zakken te kloppen. |
473 | Nee, vooral de jongere advocaten bouwen een ander image op door hulp aan de wetswinkel. |
483 | Nee, er zijn ook pro deo advocaten. Die zijn niet minder bekwaam, integendeel zijn jonger, aktiever, minder doodgelopen. |
| |
Interpretatie
De opsomming van zo'n veelheid van meningen kan ons in verwarring brengen. Enerzijds ontstaat de neiging uit enkele raak geformuleerde meningen - bijv. ‘omdat je een arbeider bent, is het laatste wat je doet een advocaat in de arm nemen, omdat het veel geld kost’ - generaliserend te concluderen tot een duidelijk gebleken barriêre in de toegang tot de advocaat. Anderzijds ontstaat de behoefte deze impressies van respondenten onderling toch te gaan tellen (hetgeen nog niet hetzelfde is als meten). Een uitsluitend kwalitatieve analyse maakt, bij gebrek aan een controle op de toevalligheid van meningen of impressies, snel de weg vrij voor ideologisch hineininterpreteren: de feiten worden in overeenstemming gebracht met de te voren gevormde oordelen. Er kan een ‘zie-je-wel’-effect optreden. Op basis van het hierboven weergegeven overzicht kan elke opvatting over de advocaat met een ‘zie-je-wel’ verdedigd worden. Met andere woorden: de behoefte aan een kwantitatieve benadering van de werkelijkheid dringt zich op om al te snel op ideologische gronden gebaseerde en aan belangen gekoppelde gevolgtrekkingen te vermijden.
Het is ons inziens interessant om de argumenten te analyseren. Er zijn
| |
| |
antwoorden geformuleerd, die een ontkenning inhouden van de uitspraak dat de advocaten alleen voor de rijken zijn. Vaak ging het ‘nee’ gepaard met een verwijzing naar de advocaat van onvermogen: bijv. ‘nee, ieder mens heeft recht op een advocaat’ (onze cursivering) of ‘niet waar, ook wij hebben recht op een advocaat’ (idem). Hier oriënteert de respondent zich op de norm, die bepalend wordt voor zijn kijk op de werkelijkheid. Ja-antwoorden gaven vaak als reden dat de advocaat van onvermogen zich niet zo inzet. Hier is niet de norm, maar de praktijk van die norm doorslaggevend. Het verschil in oriëntering tussen juristen, die zich primair richten naar regels en normen en sociologen, die vooral kijken naar wat er in werkelijkheid van normen en regels terecht komt, blijkt ook bij onze respondenten aanwezig te zijn.
Er is als het ware ook bij lekenopvattingen, net als in de rechtswetenschap, een normatieve (law-in-the-books) en een operatieve benadering (law-in-action) van het recht (cf. Schuyt 1973c). Ook onder de rechtzoekenden zijn er legisten en realisten. Men heeft het dus over verschillende dingen als men antwoord geeft op de vraag. De één antwoordt naar de theorie, de ander naar de praktijk.
Maar zelfs de antwoorden, die verwijzen naar de praktijk van de advocaat van onvermogen, vallen nog uiteen in positieve en negatieve oordelen. Hier speelt ervaring vermoedelijk een rol.
Eenzelfde ambivalentie treffen wij aan bij de beoordeling van stagiaires: positief én negatief. Voorts valt uit de reeks antwoorden nog op te maken dat ettelijke malen een vergelijking wordt getrokken met artsen of tandartsen. Men associeert de advocaat met deze vrije beroepen en dan valt op dat de advocaat minder snel en frequent te bereiken valt, maar qua honorering wel ongeveer in dezelfde klasse geplaatst wordt.
Oudere respondenten tenslotte trokken - eveneens op ervaring gebaseerde? - parallellen met vroeger. Met andere woorden: het oordeel over een voorgelegde uitspraak wordt vaak gevonden via het trekken van vergelijkingen, maar de vergelijkingsmaatstaf verschilt in grote mate. Toch hebben wij een ordening in deze antwoorden aangebracht. Als wij de twee hoofdrichtingen van de antwoorden aanhouden en onderscheid blijven maken in de argumenten, dan krijgen we het volgende samenvattende resultaat (zie tabel 60).
| |
| |
Een optelsom van ruw met elkaar te vergelijken meningen, brengt het verdeelde beeld van de advocaat aan het licht. De meerderheid is van mening dat er geen ongelijkheid in de werkzaamheid van de advocaat bestaat voor de verschillende inkomensklassen. Niettemin meent een derde dat er wel ongelijkheid bestaat. Bij deze ons inziens toch wel grote groep speelt de beeldvorming over de advocaat een rol bij diens toegankelijkheid, zelfs als dit beeld niet zou overeenstemmen met de werkelijkheid. Deze groep, zo blijkt uit verdere analyse, heeft bovendien een grotere kennis van de wetswinkel (zie tabel 61). Voor de groep met een negatief beeld van de advocaat is de wetswinkel een reëel alternatief geworden, althans in de beeldvorming.
TABEL 61. Kennis van wetswinkel en oordeel over advocaat in percentages
|
|
wel kennis van wetswinkel |
geen kennis van wetswinkel |
totaal |
N = |
nee: advocaat niet alleen voor de rijken + goede en slechte advocaten |
60% |
66% |
62% |
278 |
ja: advocaat alleen voor rijken |
37% |
27% |
34% |
152 |
weet niet |
3% |
7% |
4% |
20 |
|
____ |
____ |
____ |
____ |
|
100% |
100% |
100% |
450 |
X2 = 7,31 |
|
|
geen antwoord |
6 |
df = 2; p ≤ .05 |
|
|
|
____ |
|
|
|
|
456 |
Na dichotomisering van de antwoorden op de uitspraak over de advocaat blijkt er overigens géén significante samenhang te bestaan met andere gegevens zoals leeftijd, inkomen, beroep of opleiding. Binnen elke groep blijken positieve en negatieve oordelen verdeeld te zijn volgens de statistische verwachtingen. Ook eerdere ervaringen met advocaten leiden zowel tot positieve als tot negatieve oordelen. Van de groep zonder eerdere contacten geeft 35% een negatief en 60% een positief oordeel, van de groep mét contact 32% negatief en 67% positief (geen significante relatie).
| |
Uitspraken over wetswinkels
De reacties werden uitgelokt door onze vraag: ‘Men zegt: de wetswinkels vullen een leemte op in de rechtshulp. Wat vindt u ervan?’
De veelheid van reacties volgt hieronder:
005 | Ja, speciaal voor jongeren. |
010 | Jongeren zijn vaak rechtvaardiger dan ouderen. |
016 | De studenten die daaraan meewerken worden later redelijke advocaten wat de kosten betreft. |
021 | Ze zijn niet alleen opgezet voor het openbaar belang: uiteindelijk doen ze het voor niets. |
022 | Ja, voor de mensen met drempelvrees; de advocaatjes doen wat ervaring op. |
029 | Degenen die niet zo kapitaalkrachtig zijn, kunnen daar naar toe gaan, want bij een advocaat kijken ze tegen de kosten op. |
| |
| |
032 | Onpersoonlijk: te veel mensen. |
035 | Om te weten of ik gelijk heb, om de eerste poolshoogte te nemen. |
036 | Als je geen geld hebt, kun je daar wat wijzer worden gemaakt. |
038 | Voor veel mensen lijkt het me wel wat: het is kosteloos! |
041 | Voor eerste advies. |
048 | Ze zijn nog jong en willen nog leren. |
052 | De wetswinkels kunnen zeggen tot wie de mensen zich moeten wenden. |
053 | Ik heb de indruk dat die wetswinkels een drempel verlagen, dat mensen denken: daar kun je altijd wel naar toe. Naar advocaten stappen mensen niet zo gemakkelijk. |
057 | Het is met die wetswinkels wel gemakkelijker om aan de praat te gaan. Je stapt er gemakkelijker naar toe dan naar een advocaat. |
058 | In die winkel ligt niet die drempel die bij de advocaat ligt. |
059 | Weinig vertrouwen. |
060 | De gemiddelde man schroomt nog zeer om advies in te winnen vanwege de hoge financiële offers. Zou in grote behoefte voorzien. |
069 | Ja, daar ga je eerder naar toe dan naar een advocaat. |
079 | Ik denk wel dat ze erg nuttig zijn, anders zouden ze er niet komen. |
080 | Juist voor de eenvoudige man: hij zal eerder naar de wetswinkel gaan. |
090 | Voor de bijstandswet. |
091 | Wetswinkel is goedkoper. |
092 | Makkelijker om naar toe te gaan, qua afstand. |
094 | Voor jonge en arme mensen. |
095 | Idee is niet slecht; wordt politiek geïnfiltreerd. |
103 | Kan me niet voorstellen dat die studenten later als ze afstuderen de kant van de bezittende klasse zullen kiezen; zit zeker idealisme achter. |
103 | Voor de arbeidsman, die hebben kleine zaakjes. |
105 | Als ik niet veel geld zou hebben. Lijkt me wel wat voor jongeren en de jeugd. |
112 | De stap erheen is eenvoudiger en gemakkelijker. |
113 | Goedkoop gedoe; de burger is er meer op zijn gemak dan in die stijve advocatenkantoren. |
115 | Soort inlichtingenbureau. |
116 | Voor de kleine man en lager betaalden; voor kleine zaak. |
118 | Stap naar advocaat is groter dan die naar de wetswinkel. |
119 | Ze voorzien wel in een grote behoefte, maar ze kunnen die behoefte niet aan. |
123 | Voor eerste aanzet: informatie over kansen en kosten. |
125 | Die jongens willen vooruit, willen leren. |
128 | Staat nog in de kinderschoenen. |
130 | Men zal daar gemakkelijker naar toe gaan: je voelt je er meer op je gemak: die wetswinkels zouden eigenlijk niet nodig moeten zijn. |
132 | Een vriendelijk persoon in een wetswinkel laat mij uitpraten. |
135 | Vaak is het niet nodig om direct naar een advocaat toe te stappen. |
136 | Kan nuttig zijn. |
147 | Die wetswinkeliers doen er veel ervaring mee op. |
149 | Het duurt lang voor je antwoord krijgt of je krijgt het bericht: ‘onmogelijk te behandelen’. |
150 | Vooral voor informatie hoe een zaak aan te pakken. |
152 | Er zijn er genoeg opgericht en dat zal wel niet voor niets zijn. |
160 | Je kunt er informatie krijgen waarvoor je niet snel naar een advocatenbureau gaat. |
165 | Ja, vooral voor een bepaald soort mensen. De weg daarnaar toe is gemakkelijker, ook omdat het niet duur is. Die mensen in de wetswinkel zijn ‘mensen met de mensen’; de doorsnee advocaat voelt zich nogal hoog. |
200 | Te jong en zonder ervaring. |
202 | Zijn meestal gewone jongens; zijn voor de mindere man; mooie instelling voor uitleg; je stapt gemakkelijker naar wetswinkels dan naar een advocaat. |
207 | Vooral voor kleine klusjes. |
210 | Zijn nog niet deskundig: alleen voor zeer eenvoudige adviezen. |
212 | Daar ga je gemakkelijker naar toe dan naar de advocaat. |
215 | Minder drempelvrees. |
218 | Voor de gewone man is het het gemakkelijkst om naar toe te stappen, gemakke- |
| |
| |
| lijker dan naar de advocaat; vooral voor kleinigheden. |
222 | Neemt vrees voor advocaat weg (geld). |
227 | Voor raad, voor informatie. |
230 | Stap naar de wetswinkel is gemakkelijker dan naar advocaat. |
231 | Voor minder vermogenden is dat een opvulling van de leemte. |
233 | Ze kunnen je goed doorverwijzen. |
234 | Voor advies; je bent vrijer, ze kennen je daar niet. |
235 | Het zijn natuurlijk ook nog maar studenten, om daar nu zo maar alles tegen te zeggen... |
238 | Je stapt gemakkelijker naar een wetswinkel toe dan naar een advocaat. |
240 | Inlichtingen waarvoor je niet zo snel naar een advocaat gaat. |
241 | Je stapt daar makkelijker voor een advies binnen: minder drempelvrees, minder grote bedragen. |
246 | Kosten e.d. voordelig: weg wijzen; hopeloze gevallen afraden e.d. |
247 | Je gaat er eerder naar toe dan naar een advocaat; je loopt er binnen. Kosten zijn veel lager. |
249 | Je kan er zomaar naar binnen stappen. |
251 | De wetswinkeliers zijn vaak wel uit een progressievere hoek (dan wij). |
255 | Voor de gewone bevolking is dat erg goed. |
262 | Je kunt er vrij inlopen en ze zullen je verwijzen of helpen een oplossing te zoeken; niet iedereen hoeft het te weten; het is kosteloos. |
267 | Ze wijzen je de weg. |
270 | Vooral voor oudere mensen. |
272 | Wetswinkel is niet zo formeel. Je kunt er even binnenwippen. Is er alleen maar voor kleinere zaken. Voor grote zaken moet je naar een advocaat. |
273 | Voor informatie, waar je naar toe moet. |
275 | Je kunt een mondeling advies vragen voor eenvoudige dingen; om af te tasten hoe verder te gaan; ofwel volledige informatie, ofwel doorverwijzen. |
276 | Je kunt er gewoon komen, je kunt je problemen duidelijk maken. |
279 | Voor gewone mensen die niet gestudeerd hebben en niet weten waar ze recht op hebben. |
287 | Voor andere mensen wel nuttig. |
288 | Angst voor het onbekende bij sommige groepen weg; lagere drempel. Je kunt te weten komen welke weg te gaan. |
289 | Voor de plattelander, de ouderen, die wat minder onderlegd zijn dan de jeugd. |
292 | Studenten leren ervan. |
293 | Ze geven je advies, ze wijzen je de weg tussen al de instanties. |
301 | Daar kun je heel goed mee praten, ze vragen je alles. |
302 | De gewone mensen hebben minder angst om daar naar toe te gaan dan meteen naar een advocaat of rechter; daar is een veel grotere drempel. |
307 | Het is makkelijker voor de eerste stap, het helpt je de brug over. |
308 | Je stapt er eerder naar toe om een vraagje te stellen, dan naar een advocaat. |
311 | Dat is echt voor Jan met de pet, omdat het in zijn straat is; het is niet voor niets een winkel; zo moet het ook zijn, in de vorm van een winkel. Ze wijzen je de weg. |
315 | Een mooie overbrugging, goed tegen drempelvrees. |
316 | Ze staan dichter bij de gewone mensen. |
319 | Een wetswinkel is open, daar stap je zo binnen. |
320 | De mensen gaan sneller naar een wetswinkel, als er één in de buurt is, dan meteen naar een officiële instantie, dat schrikt af. |
323 | Je kan daar terecht voor een eerste, oppervlakkig advies voordat je naar een advocaat gaat om te vragen of het de moeite loont om door te drukken; je gaat daar gauwer naar toe dan naar een advocaat. |
328 | De makkelijke zaken zouden ze best kunnen doen. |
331 | Gewone mensen zien op tegen advocaten; ze zullen er eerder naar toe stappen; ze zitten niet in grote kantoren, waar de mensen huiverig voor zijn. |
333 | Zo'n wetswinkel is echt voor minderbedeelden, om te informeren. |
334 | Ze zijn makkelijker toegankelijk. |
335 | Voor woon- en huisvestingsproblemen. |
336 | Je stapt eerder naar een wetswinkel dan naar een deftig advocatenkantoor (drem- |
| |
| |
| pelvrees). |
339 | Toch wel een drempel zoals bij JAC, maar dat gaat er wel af. |
340 | Ze geven advies naar welke instantie je toe moet. |
342 | Neemt een stuk drempelvrees weg. Men praat makkelijker met vrijwilligers. |
345 | Mensen gaan makkelijker naar wetswinkel dan naar advocaat (drempelvrees). |
346 | Rechtswinkel is vooral goed als vooronderzoek, en voor kleine wissewasjes, bijv. briefje schrijven. |
349 | Voor kleinigheid. |
353 | Ze kunnen je wegwijs helpen. |
355 | De wetswinkel heft de drempelvrees op; voor advies. |
359 | Vormt overbrugging voor slecht geschoolde/geïnformeerde deel van de bevolking tot volgende stappen. |
360 | De opzet van die wetswinkel is idealistischer dan de officiële structuur. |
361 | Informatiecentrum, géén voorloper van de advocaat. |
363 | Ze wijzen je de weg. |
366 | Net als die wereldwinkels. |
367 | Niet voor ingewikkelde zaken. |
371 | De procedure is eenvoudiger, je stapt gauwer binnen. Als eerste aanleg is het een uitkomst. |
370 | Kost niet zoveel. |
375 | Voor het gewone publiek. |
378 | Drempel is minder hoog. |
381 | Je stapt er wel gemakkelijk naar toe en ongedwongen; je zit er niet meteen aan vast. |
384 | Daar zijn een hele hoop mensen mee geholpen. |
385 | Drempel is niet hoog. |
387 | Zelfde functie als pro deo advocaten, voor de mensen met minder geld. Leerlingen, net als pro deo advocaten. |
391 | Ze spreken vooral de jongeren aan; de ouderen voelen weer een drempel tegenover jongeren. |
392 | Minder drempelvrees. |
395 | Vooral in volksbuurten, voor drempelvrees weg te nemen. |
399 | Geen kostendrempel; door zijn publiekelijke opstelling dichter bij het volk; wetswinkel staat formeel ook voor een stuk onrecht waarop de advocatuur zelf geen antwoorden heeft weten te geven. |
400 | Ze behandelen de kleine problemen. |
401 | Geen drempelvrees. |
402 | Ze stoken de mensen op. In civiele zaken kunnen zij nog wel eens wat goed doen. |
408 | Voor de gewone man, minder officieel. Winkel i.p.v. kantoor. Lagere kosten + drempel. |
410 | Makkelijker bereikbaar, geen dure panden. |
412 | Opzet is goed, maar te jong, te onervaren, te politiek gezind. |
413 | Drempelverlagend, je zal er makkelijker naar toe stappen. |
414 | Drempel is zoveel lager; er zitten 'n paar jonge advocaten; zonder financiële consequenties kun je er gaan babbelen of je het wel zou doen; eerste kosteloze informatie. |
419 | Voor mensen die het niet kunnen betalen. |
421 | Bepaalde groepen mensen maken er gebruik van zoals de moderne jeugd; gewone arbeiders hebben er drempelvrees voor. |
423 | Je moet lange tijd in de rij staan; het is een te kleine organisatie. |
428 | Je stapt gemakkelijker naar een wetswinkel toe dan naar een advocaat. |
429 | Voor een boel mensen met kleine problemen die (misschien) niet groot genoeg zijn voor de advocaat. |
430 | Voor de eerste lijn. |
434 | Met die jongelui kun je gemakkelijker praten, ze zijn niet zo officieel. |
435 | Geven alleen maar advies. |
437 | Voor kleine dingen. |
438 | Eerlijk, open. |
440 | Wetswinkels zijn zoethouders, je kunt er je klachten uiten en meer niet. |
444 | Daar zou ik als eerste naar toe stappen. Het zijn richtingaanwijzers. |
| |
| |
448 | Lijken me niet altijd even capabel; geven misschien te snel advies. |
450 | Ze maken het recht voor de burger bereikbaarder. |
454 | Voor de laagst betaalden en voor rottige zaakjes. |
455 | Bestemd om je de weg te wijzen. |
456 | Ze hebben relaties in de rijkere buurten. |
458 | Voor informatie. |
459 | Voor mensen die bang zijn. |
461 | Grotere toegankelijkheid dan de advocaat. |
464 | Makkelijke weg, goede wegwijzer. |
470 | Echt ingewikkelde zaken weten ze niet. |
472 | Voor informatie; bestemd voor de onwetenden en het gaat wat ongedwongen. |
473 | Vooral geschikt voor de mensen met drempelvrees. |
477 | Ze verwijzen. |
478 | Voor eenvoudige adviesjes, briefjes schrijven. |
483 | Als een eerste station, de deur staat altijd open, i.t.t. de advocatuur. |
484 | Vooral voor koopcontracten en voor de kleine man. |
485 | Voor degenen die niet weten waar ze naar toe moeten, nét de ombudsman. |
486 | Voor de gewone mensen; ik zal niet zo gauw naar het gerechtshof stappen, maar wel naar wetswinkel. |
487 | Jongeren gaan er sneller naar toe dan naar de advocaat. |
| |
Interpretatie
Het beeld van de wetswinkel is overwegend positief met enkele kritische geluiden. De argumenten, die voor dit positieve beeld gegeven worden, variëren echter zeer sterk. Uit de opsomming kunnen de volgende kenmerken van wetswinkels, zoals die door onze respondenten geformuleerd werden, samengevat worden:
1. | wetswinkels zijn vooral voor de mindere man en dat spreekt een grote groep aan: het is iets voor ‘ons soort mensen’; hiermee wordt kennelijk een vergelijking met de advocatuur gemaakt. |
2. | wetswinkels zijn voor kleine zaken; advocaten zijn voor grote zaken. |
3. | wetswinkels hebben nauwelijks een drempel: je kan er gemakkelijk binnen lopen, je wordt informeel behandeld en men luistert beter. |
4. | wetswinkels kosten niets of nauwelijks iets: een voordeel boven de advocaat, vooral voor de minder draagkrachtigen; maar niet voor hen alleen. |
5. | wetswinkels zijn voor eerste informatie, voor een vooronderzoek van de vraag òf je verder moet gaan met een zaak en hoè je verder moet; ze fungeren als verwijs-instantie. |
6. | wetswinkels worden gedragen door een idealisme van jongeren. |
7. | wetswinkeliers moeten er zelf nog wat van leren: dit schept een do-ut-desverhouding, waardoor de cliënt zich minder afhankelijk voelt. |
Naast deze kenmerken valt verder nog op dat herhaaldelijk wordt gesproken over een specifieke groep voor wie de wetswinkel een belangrijke instantie is geworden (bijv. jongeren, ouderen of algemener: de mindere man). Maar deze speciale gerichtheid wordt door andere respondenten juist weer negatief beoordeeld. Eén van de bezwaren, die werd geuit was de jeugdigheid van de wetswinkelier. Dat trekt jongeren aan, maar werpt juist een drempel op bijvoorbeeld voor ouderen. Eén respondent vond, dat je als oudere ‘niet alles tegen zo'n student zonder ervaring kon zeggen’. De typische kenmerken van rechtshulpverleners dragen derhalve een ambivalentie in zich. Hieruit kunnen ook andere gehoorde bezwaren geïnterpreteerd worden: ‘politieke infiltratie’
| |
| |
of zoals een kernachtig bezwaar luidde (door één respondent genoemd): ‘te jong, te onervaren, te politiek gezind’.
Wat wetswinkeliers zelf als voordeel zien, kan dus voor bepaalde groepen afstotend werken. De conclusie van dit gegeven is, dat processen van zelfselectie van cliënten naar bepáálde hulpverleners toe - die we ook al bij de advocaat gezien hebben - vanzelf gaan optreden en derhalve niet uit het oog verloren dienen te worden. Het is niet alleen moeilijk om generalist te worden voor álle zaken, het is ook moeilijk een generalist te blijven voor álle groepen rechtzoekenden.
Uit het beeld van de wetswinkel komt ons inziens impliciet een aanvullend beeld van de advocaat naar voren: de advocaat als specialist, de man voor de ‘grote zaken’. In de sociale perceptie blijkt de behoefte aan en de waardering voor de wetswinkel als eerstelijnsvoorziening, die informeel, niet duur en gemakkelijk te bereiken is.
De advocaat wordt niet gezien als zo'n eerstelijnshulp: hij is te duur voor advies en informatie. Een verschil in een normatieve en een operatieve benadering van een wetswinkel is slecht zwak aanwijsbaar. Eén respondent wijst erop dat de idee van wetswinkel wel goed is (de norm), maar dat het politiek geïnfiltreerd is geraakt (de uitwerking). Er is veel minder tijd en ervaring geweest om het beeld van de wetswinkel te vormen (1/3 ‘weet niet’; uit hoofdstuk 5 bleek 6% zelf een wetswinkel bezocht te hebben, zie tabel 1). De uitspraken van respondenten geven derhalve meer een beschrijving van verwachtingen weer dan een gevestigd of door ervaring gecontroleerd beeld. Deze verwachtingen kunnen dan ook goed als uitgangspunt dienen bij hervormingen in de rechtshulpverlening.
In hoeverre het beeld van de wetswinkel overeenstemt met de werkelijkheid van het winkelbedrijf is niet het onderwerp van dit onderzoek. De sociale perceptie geeft echter de wetswinkels een groot crediet, zoals te meer blijkt uit de optelsom van alle meningen (zie tabel 62).
TABEL 62 Reacties op de uitspraak: ‘Wetswinkels vullen een leemte op in de rechtshulp’
|
|
absoluut |
% |
|
nee, er zijn al genoeg instanties |
7 |
2% |
4% |
nee, ze zijn ondeskundig |
9 |
2% |
4% |
|
|
|
|
ja, voor sommige mensen is een wetswinkel wellicht een oplossing |
83 |
18% |
62% |
ja, zeer zeker |
199 |
43% |
62% |
ja, ze zijn idealistisch |
4 |
1% |
62% |
|
|
|
|
weet geen antwoord te geven |
154 |
34% |
|
|
____ |
____ |
|
|
456 |
100% |
|
| |
Uitspraken over andere rechtshulpverleners
Op verschillende momenten tijdens het vraaggesprek zijn ook andere rechtshulpverleners ter sprake gebracht, ondermeer de notaris en de deurwaarder en de eigen organisatie (vakbond of beroepsorganisatie). De reacties op hun
| |
| |
dienstverlening waren minder talrijk. Dit kwam omdat deze reacties alleen werden geuit als er contact geweest was. Er is in het interview geen open vraag gesteld over deze rechtshulpverleners.
Bij de notaris blijkt het oordeel over de kosten sterk afhankelijk te zijn van de aard van de zaak. Transport van huizen wordt grotendeels te duur gevonden en met een zeker gevoel van machteloosheid aanvaard. Aan de respondenten, die van de diensten van een notaris gebruik gemaakt hadden, werd gevraagd of zij in een dergelijk geval weer naar een notaris zouden gaan. Eén op de vijf antwoordde: ‘Je moet wel’. Een deel van de reacties heeft betrekking op onze vraag ‘Wat vond U van de kosten?’ Hierbij werden vergelijkingen getrokken met artsen, waarbij de notaris negatiever beoordeeld werd:
033 | (t.a.v. kosten) %-regeling: veel te veel. |
040 | Die advocaten en notarissen gebruiken zulke moeilijke, onbegrijpelijke woorden. Vooral voor de oudere generatie. ‘Op aandrang van advocaat’. |
050 | %-regeling is vette hap. |
058 | Die had je persé nodig. |
069 | Bij erfenis stuurde de notaris geen bericht van uitnodiging, maar een vouwkaart. |
080 | (t.a.v. kosten) normaal, niet véél. |
082 | % wel véél, want zoveel heeft hij er niet voor hoeven te doen; voor even akte op te maken. |
083 | Notariskosten; vonden we redelijk. |
084 | Niet gedaan, want dan moet je ƒ 500, - storten. |
087 | Honorarium aardige hoop, maar hij verdeelde de erfenis goed. |
091 | (t.a.v. kosten) niet veel (ƒ 200, - voor oprichten firma). Konden er heel wat aan verdienen, zeker ƒ 1000,- per jaar. |
092 | (t.a.v. kosten) ik geloof niet dat het weinig was; tamelijk veel. |
095 | (t.a.v. kosten) zeer redelijk, die is verantwoordelijk. |
097 | (t.a.v. kosten) vind ik krankzinnig, het kost je duizenden guldens; het werk is het zelfde, vergelijk met huisarts die dag en nacht voor je klaar staat. |
103 | Het zijn altijd dure mensen; t.a.v. kosten: zeker té duur. |
105 | Ben met mijn moeder bij notaris geweest, moest zelf buiten blijven. |
120 | Ze hebben het gauw verdiend voor een ogenblikje schrijven, geldt ook voor de dokter. |
121 | Je doet er niets aan (je moet er naar toe), de wet is de wet. |
124 | Die liet zich wel voorstaan dat hij notaris was; die hoge lui. (t.a.v. de kosten) viel mee, was niet zo veel. |
125 | Hardstikke tevreden. |
138 | Het is een zakenman, alleen voor akte op te maken. |
141 | Er is niet veel advies bij van de notaris. |
159 | (t.a.v. kosten) 1% van de verkoopprijs; wel gauw verdiend, daar moest een oogje in het zeil gehouden worden; voor het werk is het wel erg veel; advocaten en notarissen verdienen te veel (wel studeren en ook nog op een rijksbeurs, d.w.z. op de portemonnaie van de arbeider; als ik er langs kon komen, ging ik in een dergelijk geval niet nog eens). |
200 | Prima advies en hulp. |
251 | Bij boedelscheiding deed hij bijna niets, bij huwelijkse voorwaarden prettig advies. |
254 | Je zit daar dan, je hoort er niets van, begrijpt er niets van. Je hoort alles daar voor het eerst en je moet maar tekenen, ze sturen je het niet tevoren thuis, zodat je het kan lezen. De notaris was alleen zo vriendelijk om me uit te leggen wat ‘comparant’ betekende (nogal sarcastisch opgemerkt). |
255 | Je weet vooruit dat het 10% kost; je hebt die man nodig. |
256 | Ze vragen allemaal evenveel. |
257 | Respondent is zelf kandidaat-notaris: bij ons (notarissen) zijn de eerste adviezen altijd gratis, door advocaten wordt meteen over voorschotten gepraat. |
| |
| |
258 | Er lag beslag op de woning die ik kopen wilde; de notaris heeft het toen voor mij in orde gemaakt; ik zou er weer naar toe gaan, want ik heb ondervonden dat zij gratis adviezen geven. |
259 | Een notaris doet alleen de beschrijving en dan ben je weer weg. |
262 | (t.a.v. kosten) heel veel, vind ik. |
264 | Bij de verdeling van de nalatenschap was het zo'n rommel bij de notaris, dat de Maatschappij voor Landbouw een jurist heeft gestuurd om de zaak uit te zoeken. |
269 | Mijn broer is notaris en regelt de hypotheken waarbij ik geld uitleen. Anders zou je niet weten hoe je je geld moet beleggen. |
274 | Vreselijk veel geld, was een paar duizend gulden; er was niets ingewikkelds aan; je bent machteloos, je moet wel. |
276 | De erfenis-kosten vielen me wel tegen, hoger dan ik dacht; maar bij grondruil was het bedrag erg laag. |
278 | Heel correct geholpen. |
281 | Weinig aan gehad, minder dan advocaten; percentages liggen vast, enorm bedrag in verhouding voor het werk wat ze doen. |
282 | Geweldig, fantastisch contract opgemaakt, en het kostte niet veel. |
283 | Nou, niet niets, tamelijk gepeperde rekening voor een buitenstaander; hoeft toch niet zo veel te kosten voor het werk dat hij verricht; van de andere kant, ze moeten een kantoor houden. |
284 | Hij heeft enige ideeën verstrekt, de kosten vielen mee; kan niet beoordelen, ik weet niet hoeveel een notaris verdient. |
289 | Geen advies, alleen beschrijving. |
306 | Het was voor hem routinestof; ik zou graag een verjonging zien van het taalgebruik van notarissen; vergelijk de vertaling van de bijbel in modern nederlands. |
309 | Het loopt nog steeds, het schiet niet erg op. |
313 | Dat moet nog blijken (waardering advies) bij huwelijkse voorwaarden. |
319 | Wat heb je eraan. |
326 | Meer bekendheid/publiciteit voor gratis advies van de notaris. |
338 | Ik veronderstel dat hij veel werk heeft gehad, maar weten doe ik het niet. |
340 | Zeer goed geholpen. |
342 | (Contact met notaris?) nee, kost alleen maar geld. |
349 | Geen klachten. |
350 | Het is allemaal buiten mij om gegaan. |
354 | Tevreden, geen klachten. |
356 | Ja eigenlijk heeft hij alleen beschreven. |
357 | Splitsing eigendom vastgelegd in algemeen reglement (is in Amsterdam nog onzeker), zit wel goed. |
358 | (Erfenis van geringe waarde) voor die paar centen flauwekul, ingewikkeld. (weer naar notaris?): ik niet, wel voor grote kapitalen/huis. |
369 | Goed verlopen. |
372 | Geen probleem. |
376 | Hij heeft zijn werk gedaan. |
377 | (Weer naar notaris?) als hij mij oproept wel. |
378 | Zijn werk gedaan, allemaal telefonisch geregeld. |
380 | Heel veel aan gehad. |
388 | Alleen akte opgemaakt. |
389 | Ik heb de papieren gebracht en het door hem laten regelen (erfeniskwestie) |
392 | Alles is schriftelijk gebeurd; alles laten regelen. |
395 | Niets aan gehad. |
396 | Ja, heeft hij goed gedaan; het kostte vrijwel niets, ƒ 10,- voor de moeite. |
424 | het moest, mijn kinderen waren nog te klein (erfeniskwestie). |
425 | Contact notaris? gelukkig niet. |
469 | Goed. |
475 | Adres via kennis gekregen; goed geholpen door de notaris. |
478 | Ja, goed. |
De deurwaarder als rechtshulpverlener is onbekend in de sociale perceptie. De werkzaamheden van de deurwaarder worden in hoge mate gezien vanuit
| |
| |
het standpunt van de tegenpartij van degene, die een deurwaarder heeft ingeschakeld: de ontruimde huurder, de ontvanger van een exploit, de debiteur bij wie beslag wordt gelegd. Het was niet ongebruikelijk, dat de respondenten hun verbazing uitten als de deurwaarder door de interviewer als hulpverlener werd gepresenteerd.
| |
Profiel deurwaarder
007 | zijn die ook voor problemen? |
307 | dat klinkt wel erg somber. |
374 | als je iets te vorderen hebt. |
036 | alleen voor incasso's, verder weet hij niks. |
311 | die komen een brief afgeven. |
064 | alleen financieel. |
331 | te gespecialiseerd. |
009 | dan is het wel heel erg, als je daar naar toe moet. |
117 | is er niet voor inlichtingen.
- | ik weet niet of die wel adviseert (3 respondenten). |
|
470 | voor kleine geschillen, geldvorderingen.
- | uitvoerder voor invorderingen (4 respondenten). |
|
448 | voor geldvorderingen. |
325 | die zet je alleen uit je huis. |
081 | daarheen ga je toch niet: hij komt als je uit je huis gezet wordt.
- | onaangename kerel: dwingt andere mensen uit hun huis (5 respondenten). |
|
| |
Conclusie
Er is over geen van de rechtshulpverleners één duidelijk vastgelegd beeld. Bij de advocaat zijn twee richtingen aanwijsbaar.
Eén beeld wordt sterk bepaald door de idee van de ‘goede en nobele’ advocaat, het andere beeld door de op geld georiënteerde advocaat.
Het eerste beeld overweegt, maar het negatieve beeld van de advocaat is kwantitatief ook niet te verwaarlozen.
Er is een grote variatie in wegen, waarlangs men tot de vorming van een beeld komt, zowel bij de advocaat als bij de wetswinkel. Eigen of andermans ervaring, horen zeggen, traditionele opvattingen en optimistische verwachtingen spelen een rol. Er is, althans in ons onderzoek, geen duidelijk aanwijsbare factor geconstateerd, die het beeld beïnvloedde: ervaring noch opleiding, noch sociale klasse bleek significant verschillende beeldvorming op te leveren. Ervaring is een factor, die zich in elke sociale laag als ambivalent voordoet: er zijn goede en slechte ervaringen, die zeer waarschijnlijk samenhangen met het bestaan van goede en slechte advocaten. Een vergelijkbaar oordeel over goede en slechte wetswinkels is in de perceptie van het publiek nog niet gevormd.
| |
7.8 Samenvatting
1. | Er kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende vormen van kennis van rechtshulpverleners en het systeem van rechtshulpverlening:
practische kennis
die bestaat uit het weten naar welke hulpverlener je in eerste instantie kan gaan.
|
| |
| |
| technische kennis
die bestaat uit bekendheid met de regels van het systeem van kosteloze rechtsbijstand.
ervaringskennis
met betrekking tot de kosten van een advocaat.
beeldvorming
waarmee de rechtzoekende zich een generaliserend oordeel vormt of gevormd heeft over de hulpverleners.
Elke vorm van kennis heeft een eigen spreiding en hangt samen met verschillende sociale kenmerken. |
2. | Practische kennis is het meest aanwezig bij de betergeschoolden en beterbetaalden, het minst bij de minstgeschoolden en bij afhankelijke groepen (huisvrouwen, bejaarden, uitkeringsgerechtigden en blue collar-werknemers). Ongeveer 20% van de respondenten was verstoken van kennis van een eerste ingang in het rechtshulpsysteem. In Amsterdam was de practische kennis groter dan in de andere gemeenten (vooral de kennis van de wetswinkel). |
3. | Elke rechtshulpverlener werd door bepaalde maatschappelijke groeperingen het meest genoemd als eerste ingang: advocaten door de hogere lagen, vakbonden door laagstgeschoolden en de middeninkomens (vooral vakbondsleden); wetswinkels door jongeren, middeninkomens en door respondenten met een schoolopleiding van MULO of MAVO; sociale raadslieden vooral in Amsterdam en door ouderen; de jurist uit eigen familie- of kennissenkring door de bovenlagen, vooral de hoogst opgeleiden. Er is bij de respondenten een patroon van specialisatie in de keuze van rechtshulpinstantie aanwijsbaar. |
4. | De technische kennis is zeer gering. Ze is slechts aanwezig bij degenen, die al eens met rechtshulp te maken hebben gehad. Anders dan de practische kennis, hangt de technische kennis niet samen met opleiding of sociale klasse; degenen, die zelf niet in aanmerking komen voor kosteloze rechtsbijstand, weten er over het algemeen minder van, dan degenen die er wel voor in aanmerking komen; hooggeschoolden hebben althans niet méér kennis van de regels van kosteloze rechtsbijstand; een kennis waarbij ze weinig belang hebben. |
5. | Er bestaat een psychologische kostenbarrière bij alle groepen behalve bij de toplaag. Deze kostenbarrière is het sterkst bij de minstdraagkrachtigen - die de kosten echter niet zelf hoeven te betalen - en de groep die net niet voor kosteloze rechtsbijstand in aanmerking komt - en die kosten wél moet betalen. Er is een vaak onrealistisch beeld van de kosten, die een advocaat vraagt voor een half uur advies. Dit beeld wordt realistischer naarmate men ervaring met rechtshulp heeft gehad. Ervaring met rechtshulp leidt echter slechts voor de toplaag tot het oordeel dat de kosten normaal zijn. Voor de groep net boven de toevoegingsgrens leidt ervaring juist tot het oordeel dat de kosten veel te hoog zijn. |
6. | De bekendheid met advocaten, notarissen en rechters als aanwijzing voor de sociale nabijheid van rechtshulpverleners is het grootst bij de bovenste treden van de maatschappelijke ladder. De advocaat staat het dichtst bij de upper-class, de wetswinkel staat dichtbij de middle-class en de toplaag van de lower-class.
In beide door ons onderzochte steden zijn practisch alle advocatenkantoren geconcentreerd in een klein deel van de stad. Voor een groot deel
|
| |
| |
| van de bevolking in die steden is de geografische afstand tot het dichtstbijzijnde advocatenkantoor aanmerkelijk groter dan tot de naastbije huisarts. |
7. | Er is bij de respondenten geen uniform beeld van de advocaat of de wetswinkel. Het beeld van de advocaat wordt gekenmerkt door een oriëntatie op de ‘goede en nobele’ advocaat, die voor iedereen zijn uiterste best doet, en op de ‘op geld gerichte’ advocaat, die meer zijn best doet naarmate hij beter betaald wordt. De eerste oriëntatie overweegt (60% van de respondenten). |
8. | Er is een grote populariteit van de wetswinkel als eerste hulpverleningsstation. De argumenten voor dit positieve beeld variëren sterk. De wetswinkel wordt vooral gezien als informatie-verschaffer met een lage financiële, psychologische en sociale drempel en als tussenstation naar de advocatuur. De advocaat wordt door een groot aantal respondenten gezien als de specialist in rechtshulp. Door de komst van wetswinkels is in de perceptie duidelijk een beeld ontstaan van zgn. eerste- en tweedelijns rechtshulpvoorzieningen, waarbij de wetswinkel in de eerste, de advocaat in de tweedelijnshulp voorziet. |
|
|