‘Och wat, verbeelding, allemaal verbeelding!,’ hoorde Tom de Kachelpijp duidelijk antwoorden.
‘Nou, ik ga niet meer alleen naar de keuken! Voor geen geld!’
‘Jij bent 'n heldin!’
‘Dan mot u zelven maar gaan kijken!’
‘Dat zal ik ook,’ klonk het heel manmoedig. En de Kachelpijp liet er minachtend op volgen: ‘Die vrouwen ook!’
Tom begreep, dat hij geen ogenblik meer te verliezen had. Hij opende vlug het kolenhok naast de keuken en schoot naar binnen. Toen sloot hij de deur achter zich dicht en stond - over heel zijn lichaam trillend - in het donker pal tegen de muur gedrukt.
‘Nou, waar is ie nou, je man?’
Tom hoorde het duidelijk: de Kachelpijp stond vlak voor het kolenhok.
‘Dan is ie al vort, meneer!’ antwoordde Pietje. ‘Maar ik heb z'n voeten gezien net zo goed as ik u nou met m'n eigen ogen voor me zie!’
‘Ja, dat zal wel waar wezen!’ klonk minachtend het antwoord.
De heer Van Drunen liep nijdig de tuin in en keek naar boven.
‘Wel verdraaid!..... Het raam boven is open!’
‘Ziet u nou wel?’ riep Pietje triomfantelijk.
Toen schreeuwde de heer Van Drunen:
‘Tom! Tom! Waar zit je?’
Tom beefde als een riet.
‘Tom! Tom! Waar ben je?’
Het was: nu of nooit voor Tom!
Toen nam hij het besluit; hij gooide de deur van het kolenhok open, rolde bijna de keuken binnen, holde de gang in.
‘Hier, kwajongen, hier!’ schreeuwde de Kachelpijp hem achterna.
Tom hoorde hem nauwelijks meer; hij was al bij de voordeur.
Daar stond midden op de trap mevrouw Van Drunen!
‘Wil je wel eens gauw terugkomen, Tom, dadelijk!’
Tom had de deur al opengegooid; hij was op straat! Nog even keek hij om! Toen zette hij het op een lopen! Hij rende zo hard hij rennen kon!
Tom had maar één gedachte: Naar A.F.C.!
De heer Van Drunen stond als aan de grond genageld.
‘Zo'n rekel! Zo'n aap van een jongen!’ zei hij giftig.
‘Nou, meheer, had ik het nou niet goed gezien?’ vroeg Pietje niet zonder trots.
‘Zo'n rekel!’