Het werd Kees te machtig, om nog langer zijn mond te houden; hij moest even 'n teken van leven geven.
‘Goeie avond!’ riep hij door de reet van de deur.
Teunisse stond op.
‘Zo, ben oe wakker?’ zei hij en hij gooide de deur van de bedstee open.
Het plotseling binnenstromende licht wekte nu ook Eddy.
‘Hè, wat is er? Is 't al tijd?’ geeuwde hij.
Toen zag hij Kees naast zich in bed.
Het werd Eddy al wat klaarder, maar helemaal helder was 't hem toch niet.
Hoe laat was 't? Hoe lang had-ie geslapen?
‘Nou, je hebt 'em geraakt!’ hoorde hij iemand zeggen.
Nu zat ook Eddy recht op in de bedstee; hij was klaar wakker.
‘Luste de jongens ook 'n bord karnemelkse pap?’ vroeg vrouw Teunisse.
‘Graag, mevrouw!’ riep Kees, die altijd en op elk ogenblik van de dag eten kon.
Eddy voelde ook veel voor 'n bordje pap.
‘Kom oe er dan maar uit!’ zei Teunisse.
Ja, dat was gemakkelijk gezegd, maar hoe moest dat nou? Moest Kees nou in z'n onderlijfje en in die wollen broek daar aan tafel gaan zitten?
Wacht, eerst de baaien rok maar weer aan! Dan was ie tenminste 'n beetje gekleed! Nu het schotse jak! Ziezo, hij was klaar. Nou zag hij d'er prachtig uit en Kees liet zich uit de bedstee zakken.
De twee boerenmeiskes vielen bijna met haar neus op haar bord, toen zij Kees in zijn wonderlijke kledij zagen verschijnen. Daarna verrees Eddy.
Tja, Eddy wou wel opstaan, maar ze hadden hem geen rok gegeven zoals Kees.
Maar Teunisse wist raad; hij had nog wel 'n fijne broek voor de jongen en hij haalde uit een kast een lange, wijde pilo broek te voorschijn.
‘Stap oe daar maar in? Die zal wel niet te klein zijn!’ lachte Teunisse.