| |
| |
(2992)
1741 de 5 january op wonsdag avent en overvyl een sware vloet.
Was reedelijck wel. De vloet stillde en slip des nachtes wel. In
de ha[ar] morgenstont kreg sij pin in haar lif, hetwelcke begon
arrbeit te worden. En wird ick na de midags gehalt en verloste
haa[r] korrt dar an van een frucht van 7 maande. En was doodt.
En sij hade het in 3 daagen nit voelen leven. En de moeder was
well. Dit was har virde misscram, mar een doodt voldragen kint.
Mar des anderen daags krigt de moeder een koors en wort heel
dwijlig van hoft met gerop en geraas tot neegen daagen sonder
slaap. Wat de Heere verder geven will, moet de tit leeren. Dit
iss de vrouw van de seckretaris Sevensma sijn vrouw Pittie
Bochetsius. En de 10 daag gestorven sonder kennise. |
5- |
| |
(2993)
1741 den [...] januwar bij de sersyer [...] sijn vrouw Ietzke
gehalt en haar een dochter vorspodig gehait. Was alles well. |
2- |
| |
(2994)
1741 den 26 feberwary sondags nachtes gehalt op de Treckweg op
Keeg Auwke Uyes Uye Binnes soon sijn wij[f] Trintie. Hade 2
ettmal in arrbeit gesetten met Trintie de vroetvrouw van Raat,
dy het overgaff. Het kintie sat achter het ysbeen. Holp har in
korrten titt tot vrogde van alle. De vrouw met schricklicke
pinnen beladen, mar don alles wel. Een soon. Mar kintie teer. |
4- |
| |
(2995)
1741 den 16 marrt donderdags morgens ten vir ur bij Isack
Rumsadelaar sin wif [...] Bos. En har hast[ig] geluckig van een
jonge doch[ter] verlost. Quam 6 weeken te vrog. Doch alles well
vor moeder en kint. |
4-8 |
| |
(2996)
1741 den 20 marrt mandag bij Jan Derckx serrsier sijn wijf
Ytzke haar een soon gehalt. De vrouw hadde 5 jaar onderhannden
van 7 meysters gewest. Een lamme arrem, en durde nog en is dor
een fall gekomen op de schouwder. En was erst de schouwder nit
wel |
|
| |
| |
gesett. Is nog nit genesen. Anders is het well vor moeder en
kint. |
2- |
| |
(2997)
1741 op witten donderdag den 30 marrt ben bij neef Fockma
vrotzman sijn vrouw Wittzke Higt [geweest]. Haar verlost van een
brave soon. Alles wel vor moeder en kint. |
3- |
| |
(2998)
1741 den 1 april Paasavent bij Douwe Sibrans meyster timerman
sijn vrouw Rimke gehalt. Tallemd[e] heel lang. Een grotte sware
dochter. Alles well. |
3- |
| |
(2999)
1741 den 7 april bij Hanne een sleeper sij[n] wijf Ecke sijnde
Jellte Struffs soon. Een soon. Mar het was dar all don ick qwam. |
1-10 |
| |
(3000)
1741 april den 11 dingesdag bij Yde timerman sijn wiff
Sittzke. Een verloste van een doodt kint dat al ant rotten war. |
-.- |
| |
(3002)
1741 den 8 n[i]wen [stijl] mey sondagen nacht gehalt bij Ype
Classen backer, sijn wijf Acke. Haar van 2 kinder verlost van 7
manden. Dog hebben mar 8 uren geleeft. Beyde gelick gestorven. |
4- |
| |
(3003)
1741 den 30 mey niwe stijl ben ick bij Eylart Schourrdems
pachter sijn vrouw dingesdaag gehalt. En haar dor den seegen des
Heeren een dochter, dyck en vett, gehalt. |
5- |
| |
(3005)
1741 den 17 jully ben ick bij Wijbert Berrtels verver int ouwt
Raathus gehalt bij sijn vrouw Aaltie gehalt. Tallemde van ellef
uren tot ander dags morgens ten 3 uren. Het arrbeit nae boven.
Het kint qwam met sijn angesigt nae boven. Ginck nog wel, mar de
naegeborte satt seer vast. Hade dar veel me te doen. Sloet de
gebortte mij seer vast om de hannt. Doch de Heere sij gedanckt,
nog alles well. Een dochter. |
4-10 |
| |
(3006)
1741 den 18 jully ben ick tot Vouwdigom gehalt bij de boer
Jackop Eegeles sijn wijf Antie en haar een seer grotte sware
dochter gehalt, nae datse te voren vor neegen daagen een sware
vlooet gehat hade. Ginck weer over. Doen weer vor de verlosing,
doch ginck weer over. En alles wel. |
6- |
| |
(3007)
1741 den 27 jully donderdags smorgens ben gehalt bij Volkert
Jans sijn wijf Ynske Hubert Jans dochter. Lange pinelick gegan.
Met het vorschot geqwelt en daadelick geholpen. Een dochter.
Alles wel vor moeder en kint. |
2- |
| |
(3009)
1741 den 2 september saaterdag smorgens. Tallemde lange. Vor 3
daagen het slupende waater. Doch alles well vor moeder en kint.
Jan Boeck pompmacker sijn wif Hilltie. |
5- |
| |
(3010)
1741 den 7 september Fran[e]ker backer sijn vrouw Antie. Een
doode verotte soon gehalt, nae datse vertin daagen van te vooren
een vervarlick overval gehat hade, of het termijnen waren met de
moerqwall. Dar dor is de vrucht gestorven. Het was van seven |
|
| |
| |
maanden een frucht. En ginck de reys nog reedelick en de vrouw
well. |
3-0 |
| |
(3011)
1741 den 2 ocktober bij de wolkam[m]er Jan Verhoeck of de
bijnaam Jan Broeck sijn wijf Dudtie een dochter. Mar het kynt
qwam hastig. Vyl dar heen nae dat het haar daags te voren het
waatter sonder pijn of wee gebrocken war. Mar de naegeborrt satt
seer vast. Als ick oyt mijn leven nit ondervonden hadde. En
mosste dy well met meer als 50 stuckies ofhalen, doch ick hade
dar schricklick veel me te doen. Doch de vrouw is seer well
varende. |
2-10 |
| |
(3012)
1741 den 6 ocktober frijdags morgens bij Douwe stockersknecht
sijn wif Titzke. Haar van een seer swar verwonderenswaardige
vette dickke soon verlost. O Heere, U sij lof en danck. |
2- |
| |
(3014)
1741 den 11 november saaterdagen morgen gehalt bij Jan Willems
menist en wolkam[m] en coopman sijn wif Anne Jackops, nae dat
het waatter al gebrocken was. En kleyn teer wiffken. Durde 5 a 6
ur. Een soon. |
2-16 |
| |
(3015)
1741 den 16 november wonsdags avens bevont dat het waater
midags al gebrocken waar. Ahbram Bewallde sijn wiff Lollckie.
Tallemde lange. En donderdages smorgens verloste se van een
jonge soon. Satt het kynt achter het ysbeen. Hade sey en ick het
swar. Een soon. |
3- |
| |
(3016)
1741 den 2 desember Sunt Eeloy frijdags smorge[ns] de backer
Wittsenborg sijn vrouw Lutzke, nae dat ick dar des nachtes te
voren de geheele nacht [was geweest]. Mar dar was een vloet
vorof en was nitz te doen. De twede morgens qwam dar arrbeit. En
was een doodt veroot meysie. Een sware reys; satt met de
schouders vast. Hade sey en ick heet seer swar. Dog een gesonde
craam. Haa[r] 17 ki[nd]. |
|
| |
(3017)
1741 den 6 desember Sunter Klaas wonsdag gehalt bij Willem
serrsyer sijn vrouw Gryttie. Bevont dat het kint qwalyck gekert
lag met sijn schouwder vor de geboorte. Most het schicken. Kreg
de voeties met schricklicke moyte. Most nog dubelt geboren
worrden. En was hast nit te helpen. En menden nit anders of het
kint most doodt. En hade de vrouw en ick het seer swar, doch de
Heer gedacht an ons en hollp ons uyt dy grotte noot, soo dat
moeder en kin[d] onbeschadigt fris [bleven]. Een een gesond[e]
cram. Een dochter. De Heere sijn naame sij geloft en gedanckt
vor dese grotte genade. |
4-16 |
|
|