| |
[1726]
Het vorleden jaar 1725 van niwjar tot niwjar hebbe geholpen neegenen vifftig
vrouwens. Hebbe dar van ontfangen 157 gul[den], uitgegeven 160.
Het jaar 1726 is weer angevangen op niwe jaar. Ach Heere, gefft | |
| |
dat
heet een yaar mag weesen van seegen vor mij nae de syle. En dat ick doch in
Christus mogte gevonden worden. En als ick dan ock van des Heeren vorsin[i]gheit
wederom mogt geropen worden om mijn evenmens in haare nooden bij te stan, so
bydde ick, o Allemagtige Godt, weest dan nit verre van mij. En verhort mij als
in mijn vorgande jaaren darin ick dussent maalen Uwe grotte livede en
wonderwerrcken an mij ende Uwe elendige schepselen bewesen hebt int haare
uyterste nooden. Alls dar schen gen hulp vor handen te weesen was Uwe hulpe nae
bij. Geft mij dan nu ock wederom Uwen Godelicken seegen en laat mij doch noyt
sulcke antr[e]ffen dar ick ongeluckig mede mogt worden. Heere, gefft mij
wissheit, chracht en sterrekte. Dit bydt U arrme dinstmaagt. U allen dry enig
Godt, sij loff, pris, ehre en danckbarheit. Amen.
| |
(2182a)
den 28[=1] Yanuwary mijnheer Van Heert to Eversbergen,
capitein van sijn Hoogheit de prins van Vrislant, sijn vrouw
Johana Mollenschoet. Hastig maandages morgens een grotte jonge
docht[er] geh[aalt]. |
19-10 |
| |
(2182b)
den 1 januwary ben ick op Rensmageest gehalt bij de Edele Heer
Capitein Robert van Heert sijn vrouw Johanna Mollenschott. En
hebbe har Edelen den 28 januwary maandags morgens hastig een
brave veette dochter gehalt. |
19-10 |
| |
(2183a)
1726 den 4 januwary Ritzert sijn wij[f] Ackke, nae dat ick dar
2 daagen swar arbeit me hadde. Qwam met het angesigt na boven.
Sat vast 2 ur; de geborrte om sijn hals geslotten. Most het doen
het doodt war met een haack haalen. Op Rensmageest. Een
komelcker. De vrouw vris en gesont. |
5- |
| |
(2183b)
den 4 januwary op de Geest sijnde bij Ritzert koemelcker sijn
Acke gehalt. En hadde 2 daagen swar arrbeit. Qwam met het
angesigt nae boven. Sat vast met sijn halls geschloeten in de
geborte. Most het met een haack halen. De vrouw, de Heere sij
gedanckt, vris en gesont. Een soon. O, Heere, bewart mij vor
dirgelick sware vorvallen. |
|
| |
(2184)
den 5 feberwary ben ick met de sleede dinges[dag] nae Ternart
vertrocken en ben wonsdag den 6 dit[o] bij Piter Cutsir ['s
vrouw] Johanna gehalt. Een sware reys. Kouwt arbeit. Hade het
qwat met haar. Durde van morgens tot avens, doch alles wel vor
moder en kint. Een doch[ter]. |
3-3 |
| |
(2185)
1726 den 14 mart donderdags bij mijn dochter Schrader tot
Ternart geropen. Vont het kint noch seer hoog legende. Qwam met
sijn angesigt nae boven. Grott waater. Keerde het om, halde het
bij de vooeten. En mackte ick van een goede een qwade |
|
| |
| |
geborte. Het ginck seer hastig. En mende dat het doodt war,
mar beqwam met veel moyte. Een schone brave soon. |
0-0 |
| |
(2186)
1726 den 25 marrt mandags av[ond]s Frerick Bock coopman
grottschiper sijn wif Antie Fopes. Een soon gehalt. Ginck swar
to. |
5- |
| |
(2187)
1726 den 7 april bij Lambert wyldrayer op de Breestraat sijn
wijff Gritie verlost, seer geluckig, van een soon. Hastic[h].
Was 2 etmal gesont en well. Kreg het nachtes int lif met een
sware korrs. Storf met de sevende dag. O Heere, doedt mij doch
sulcke nit weer ontmoetten. |
2-2 |
| |
(2191)
1726 den 25 april donderdag Sunt Markus bij Jan Henderickx
schomacker sijn wif Liwkie. Har gemacklick van een dochter
verlost. Mar de naegeborte sat ser vast. |
3-3 |
| |
(2192)
1726 sondag den 28 april bij Johanes Hollkes sin vrouw Katelin
Lindeman. Van een doode verotte dochter verlost, nae datse
vertin dagen te voren sware pin in haar been gekregen hadde met
grotte termins vlagen. Durde dy pin well een dag a dry, doch
betterde weer. Ick hadde veel met har te doen. Most haar stoven
met een kruyt batt. Was gen ontschlutinge, most dy alles sellver
macken. Doch ginck don, Godt lof, alles well. |
4-0 |
| |
(2193)
den 4 mey saterdag avent bij de backer en hopman Cornelis
Doytsis sijn wijff Altie Wendelaar een dochter gehalt. Een
harrde verlos[ing]. |
3- |
| |
(2194)
1726 den 8 mey bij [...], sinde een botzgesel sijn wijf
Trintie. Een dochter. Seer swar. Was een scheeve baarmoder. Lag
de ontsluting stif sonder openinge. In de schlincker sijde was
een harrde baarmoeder. Most dy met gewelt op sijn platz brengen
en ontschluting macken. Doch noch alles wel vor moder en kint. |
2- |
| |
(2195)
1726 den 18 mey saaterdags morgen ten 2 uren is mijn dochter
Higt geluckig van een son verlost. De Heere sij gedanckt en
gepreesen. |
0- |
| |
(2196)
1726 den 19 mey sondags smorgens ten 5 uren bij Gaale Teyrcks
sijn wijf Baacke Pirs [gehaald], nae datse elef wecken getrouwt
waren. Een soon. |
3-3 |
| |
(2198)
1726 den 23 donderdags bij Derrck Hanye, sijnde een sersier,
sijn wij[f] Antie Born. Een dochter. Was den uterus seer
gevorseert. |
-.- |
| |
(2200)
1726 den 7 juny frijdag nachtes tussen 11 en 12 uren domene
Brugman, predikant tot Hantum, sijn wijf Pitternelle Wirsma.
Haar een soon gehalt. Sat achter het ysben met een scheve
baarmoeder. Hadde dar vel m[oe]yte me, doch ginck alles seer
geluckig. |
7- |
| |
| |
| |
(2201)
1726 den 20 [juni] donderdag geropen op Sa[c]ramensdag bij
Schurt Gerhardes Schirina kockebacker sijn wijf Bauwkie Sibrans.
Durde 2 dagen. Te voren met een sterrcke vloet. Onder de reys
noch 2 dagen met slupent waater. Weynig arrbeit, mar het lest
swar arbeit. Weynig rumte. Lang [en] swar. Haar het kint 3 mal
de streng om sijn hals; de nageborte ser wonderlick vast. Een
dochter. Alles wel. Lof, ehre[...]. Doch den negenden dag
gestorven. En was sij 3 dagen well, mar korssen en lop. |
3- |
| |
(2204)
1726 den 1 augustus Reitzke Jans Stenwick wollkam[mer] sijn
wijf Titzke. Lag het met den arrmen om het hooft vant kint. Most
dy erst ontwaaren los macken. Ginck don de verlosinge anstons.
Een soon. |
3- |
| |
(2205)
1726 den 3 augustus butten de Alsemport Reyner de smit sijn
wijff Antie. Haar 2 soo[n]en gehalt. Het erste qwam well, het
twede konde het dicke waater vlys schir nit brecken, so dick.
Kreg en sogt de voeten, kerde met grotte moyte, de hackies na
boven. Kreg het met groete moyte noch levendig. Ser grotte sware
kinders. Met een groet vloet. De naegebort vast. Mar alles noch
wel vor de moeder. |
3-11 |
| |
(2208)
1726 den 25 augustus ben gehalt bij Clas Vrysie, sijnde een
schip timerman sijn wijf Catie. Tallmende lange. Sijnde bruyt en
brudigom. Een dochter. |
3-3 |
| |
(2210)
1726 den 3 septe[mber] Zitzke Gosse Boltie doch[ter]. Een
soon. Qwam met sijn rugie vor de geborte. Keerde het. Qwam
dubelt. Hastig. |
2- |
| |
(2212)
1726 den 14 saterdag nachtes ten 2 uren de baecker Tomas
Jackops sijn wijf Bettzke. Het waater al een dag weg gewest. Een
harrde baarmoeder. Satt achter het ysben. Noch ales geluckyg. |
3-3 |
| |
(2213)
1726 den 16 september bij de hopman en brouwer Minne Pirs sijn
wij[f] Rickx. Een dochter. En war de naegeborte vreeselick vast
een angegroyt; hebbe het noyt so beleft. Hadde het hast over
geg[even]. Mar de Heere sij gedanckt, alles noch well vor moeder
en kint. Met stucken en broecken of gehalt. O Heere, west
gedanckt. |
4-3 |
| |
(2221)
1726 den 11 ocktober bij Jan Ypes varensgesel sijn wijf
Trintie Henderickx Stockie. Een soon. Seer sware reys. |
2-10 |
| |
(2225)
1726 den 17 ocktober tot Ternar[d] bij de brouwer Nuttert sijn
wijf Imke. Har van een vrucht van 7 maanden verlost, twelck har
achte mael van dirgelicke is gewest. |
7-1 |
| |
(2228)
den 3 november 1726 sondagavent bij Pitter Jackops sijn wijf
Bauwkie een schiper en kopman. Een dochter. Het tallemde. Het
arbeyt all na boven. |
4- |
| |
| |
| |
(2231)
1726 den 22 november bij Sibe schutemacker sijn wif Jelltie
Berent Besattens dochter. Een soon. Free [teekens]. |
2- |
| |
(2232)
172[6] den 29 november tot Aalsem bij Liwe Simons wijf Antie.
Het kint was dar al. Een grotte soon. De naegeborte was noch bij
har. Holp har hastig darvan. [In margine: Het hoft van kint [en]
de bovenbentis heel bol en los]. |
2-10 |
| |
(2234)
1726 den 13 desember bij Reytze Jallckes meyster schoemacker
sijn wijf Beytz. Een dochter. Sij kreg met de derde dag
schricklicke pin int lif onder in de lisge. Hebbe har gesmert,
gestoft en hauer. |
2-10 |
| |
(2236)
1726 den 26 desember donderdag den tweden kersdag bij Eylart
pelmolenar sijn wijff Antie. Een soon. Butten de Aalsemport, nae
dat twe etmal te voren het waater al weg war. |
5-12 |
| |
(2237)
1726 den 28 desem[ber] bij Lolkes schutemacker sijn wiff
Jelltie Doytsis. Een dochter. Qwam met sijn angesigt nae boven.
Een sware geborte. |
3- |
| |
(2238)
den selven 28 nachtes bij Ede mollenar sijn wiff Antie. Een
dochter. Sat de naegebort vast gegroyt. |
2-10 |
Het jaar 1726 hebbe gehat 57 vrouwen. Dar me verdint 148 gul[dens], 8
st[ui]vers. Resteren noch 9 ontbetalt.
|
|