| |
| |
(2090)
1724 den 27 januwar gehalt bij Jackop Isackx meyster
kockebacker sijn wif Ypke. Har 2 soonen gehalt. Het erste qwam
well, het leste qwam met handen een voetten nae de geborte. Lag
in een ronde kloet. Most het ontwarren. Lag seer wonderlick,
doch dor des Heeren bijstant geholpen. Alles well. De Heere sij
gedanckt. |
3-3 |
| |
(2093)
1724 den 6 feberwary sondags Nachtmalsdag bij Johannes Auwkes
vant Tigellwerck butten de Hansport sijn wijf Trintie. Een jonge
dochter gehalt. Was vertin dagen met arrbeit een sware pin
beladen. Ginck int eyn[de] seer hasstig vort. |
3- |
| |
(2097)
den 25 feberwary bij de borgemeyster Synia sijn vrouw Trintie
gehalt. En hastig en dochter gehalt, nae dat het waater all vir
dagen hadd weg gewes[t]. |
6- |
| |
(2100)
1724 den 16 april Pasmorgen Wybe Jans hovenir sijn wijf
Gritie. Een soon gehalt. Ginck swar to. Gen of weynig
ontsluting. Op Rensmageest, terwil ick bij mijn Heert ben
gewest. |
1-8 |
| |
(2103)
Den 30 mey 1724 gehalt bij Willem Douwes borger lutenant en
brouwer sin wif Trintie Pirs. En haar een soon gehalt. Seer
swar. |
3-3 |
| |
(2106)
1724 den 23 juny bij Jan Hartens Antie docht[er], sinde een
varensgesell sin wif Trintie Moy. Een grotte, sware soon gehalt. |
1-14 |
| |
(2108)
1724 den 8 augustus gehalt bij Aadel Jans wollkamer sijn wijf
Trintie Chlas royle but, snachtes tussen een en 2 uren. Een
dochter. Seer bestrengt. |
2- |
| |
| |
| |
(2109)
den 12 ben bij de smit butten de Hansportte gehalt gennamt
[...] Enn hallde een wint ey. |
-.- |
| |
(2111)
den 16 augustus ben ick vor de twede mal te Ternar[d] gehalt
bij Nuttert brouwer sijn wyff Imkie. Har verlost van een dodt
verot kint van 6 maanden. Ginck nu noch redelick. En was dit
haar 7 of sevende maal. |
6-5 |
| |
(2114)
1724 wonsdag morgens den 20 september gehalt butten de
Hansport bij Tiesse slachter sijn wijff Ynske. Bevont dat het
waater gebrocken war. Sonder arbeit. En durde sonder arbeit tot
savons ten acht uren. En verloste haar van een soon. Mar de
naegebort satt rondom het geheele ligam over so vast gegroyt. En
most har dy met schricklicke muyte ofplucken, well met vif en
twintig of mer stuckken. Nam haar vor dodt an. Hade har hast
overgegeven doch dor des Heeren hulp en bijstant all[es] tot
grotte verwondering ten bessten gekomen. En was vort
wellvarende. En is sij vor desen ock so gewest dats[e] dor een
dockter van Leuwarden is verlost. De Heere beware mij verder vor
sullcke ontmottin[gen]. Sij levft vrys en gesont. |
3-3 |
| |
(2115)
1724 den 19 ocktober hebbe mijn dochter Anna Magd[alena] en
mijn swager de predikant tot Ternart van een dochter helpen
verlosen. En nae mij Catharrin[a] Gertruyt genomt. De Heere geve
datse har doop wel beleven mag. |
0- |
| |
(2116)
1724 den 13 november ben ick bij Alle Sicke gortmacker sijn
wif Hijcke [gehaald], nae dat Pittie Moy dar seer me gemartelt
hade en geseit [had] dat het een goede rechtverdig saack war. En
was don ick qwam het eenne benntie geboren. Socht het ander seer
beswarlick. Het war al doodt doen ick qwam. Is de moder
behouwd[en] en dor mij geredt. |
3-5 |
| |
(2119)
1724 den 8 desember ben ick tot Ternart gehalt bij Gerit
Creemer sijn wijf Hilltie. En hadde vertin dagen seer sterrck
gevloyt. En lag in gedurige doodelicke flauwten. Hebbe het van
conseinsie wegen nit konnen laaten en hien gereyst. Hebbe har
motten ontslutinge macken. En har verlost noch van een levendige
vrucht, nae datter all 3 dagen een ander vroetvrouw war bij
gewest. En was de moeder met het kynt des ander dags noch
wellvarende tot grotte blitschap van haar en haar man en ons
alle. De Heere komt allen de ehre van mij. |
5- |
| |
(2120)
1724 den 2 Kerrsdag morgens bij de borgemeyster Penin sijn
vrouw gehalt en haar spoedig van een soon verlost. Van een
kleyne soon Jan gena[amd]. |
5- |
|
|