[1698]
1698 den 1 januwary.
Dit schriefboeck hebbe ick begonen nae daed ick twe jaer tot Dockum gewont
haedde. De Heer, hop ick, sall mij in dit niwe angevangene jar sijn vaderlicken
seegen in sijn gunst enn gudertir[enheid] laetten genyten, mij in alle verlegen
sacken an mijn rechterhant stan. Dar hope, verlange enn by[d] ick U, o Goedt,
Vaeder, Soon enn Heylige Geest, dy tokomt alle lof, priss, ehre enn
danckbarh[eid], tot in der ewigheit. Amen. Amen.
Catarina Gertruyt Schrad[ers].
Weduw Van Ernest Willem Cramer, gewesen cerusin.
Het erste jar dat ick in Dockum ben komen hebbe hyr mede verdint hondert seven en
negentigh [gulden]. Van meysteren en kopen 20 gul[den].
Het twede jar, van 97, twe hondert enn vir gulldens. Van meysteren 68 gulden. Van
kopen 22 gul[den] 7 stuf[ers]. Noch 27 gulden van mijn yarlicks inkomsten. Som
somarum dit 97 jar ontvangen 300-21.
Dit vorleden jar 1698 hebbe gehat hondert 23 wiffen. Dar van 300 en tin gul[den]
10 st[uivers]. Resteren noch 23 wiffen, dar nit van ontfangen heb.
Van meysteren ontfangen hondert 3 gul[den] 16 st[uivers].
Van kopen 22 gul[den]. Dat is tesamen 400-36 sestin.
Som 300-10-10. Noch 16 gul[den] rente.
Meys[teren] 100-3-16. Kopen 22. Rente 16-0-6. Soma somar[um] 400-52 gul[den] 12
st[uivers].
Nae dato ontfangen 3 gul[den]. Nach van medesinen 5 gul[den].
Medes[inen] noch vant auwde jar - 10 gul[den]. Noch medes[inen] vant auwde jar -
4.
An schorsten gelt een hofftgelt alle hallve jar 5 gul[den], 5 stu[ivers].