Voor U alleen(1922)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] En route Ik dacht vanmorgen: weet je wat! En alleen maar met mijn oogen Ben ik langs 't eerste, beste pad Er maar eens op uit getogen, Om ik weet niet welk een nieuwe schat Om ik weet niet welk een zegen - De bloemen waren, o! zoo nat Van een nacht'lijken regen. De lucht zat weer vol melodij, Een windmolen was aan 't draaien En de koeien stonden in de wei Met lange staarten te zwaaien; En mijn hoofd was blij en mijn hart was Maar de wind deed dolle toeren En vèrweg stond een boomenrij Op een dijk te koekeloeren. [pagina 47] [p. 47] En de zon, in zoo'n superbe vlaag, Was de hemel ingereden En keek uit haar vreugde naar omlaag - Naar de aarde daar beneden: Naar de bloemen en het stil gehucht Met zijn rood- en blauwe huiven; En daarboven was de blauwe lucht En daarboven de blanke duiven. Het dorpje was één stille pret, Want in alle vensternissen Waren hièr wat bloemen neergezet En dáár een pot met lisschen. En een roode haan kwam theatraal, Met zijn groot en klein geleide, Gelijk een levende zonnestraal Dwars over den keiweg schrijden. Daar stond een rozenstruik in vuur En de geur van abrikozen Woei over een lage, witte muur En mengde zich met de rozen; En dan lag de hemel en het veld Weer ver en lichtend open, Ik ben er zingend heengesneld En blij erdoor geloopen! [pagina 48] [p. 48] Totdat ik niets meer zag en vond, Totdat ik met mijn oogen Voor 't aanschijn van den avond stond Bedremmeld en bedrogen; Want als een bebloede leeuwenmuil Ging de zon, dat wiss'lend wonder, Achter een donkre duintop schuil En in de Noordzee onder. - En nu ik zoo eenzaam huiswaarts ga Lacht de nacht over alle landen Als een Moorenkop mij achterna Met blinkende, witte tanden - Maar in mijn kleeren hangt een doom Van rijpe abrikozen En mijn ziel is als een rozenboom En mijn hart heeft nu weer rozen. Vorige Volgende