Kleine liederen van dood en leven(1938)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] [Wie is hij die haar zó bezit] Wie is hij die haar zó bezit Dat ze als een brood wordt in zijn handen, Gelijk een harp die hij omspande En stralend als een jong gebit? Waar is hij die haar drinkt als wijn En in haar glorie ligt verdronken? Zijn lied heeft niet tot mij geklonken, Ik hoor zijn stem niet op het plein... Maar 's avonds soms als de geruchten Als kaarsen uitgaan rond een baar, Hoor ik hem langs de sterren vluchten Met alle winden in zijn haar. Vorige Volgende