als wild braaksel uit mijn ogen. Flarden van romans, toneelstukken, gesprekken, varkenslapjes, predikaties, happenings, schilderijen vallen uit mijn hoofd. Enige tijd gaat dat zo door. Dan zie ik een voetballer tijdens een hartaanval zijn laatste goal maken. De bal blijkt een bom te zijn. Een paddestoel boven het stadion. Wild applaus. Daarna een verzengende stilte. Een soldaat veegt lachend het radioactieve veld schoon. De wereld is een wonder.
Steeds meer raak ik kwijt, steeds ruimer word ik. De darmen van mijn verbeelding projecteren de mirakels van het consumentenbestaan op een doek met veel dimensies. Gedachten en emoties krijgen zendkracht. Een nieuw soort consumptie wordt zichtbaar: het donker verslindt het licht, kleuren vermengen zich in een verterende dans. De hemel vertoont als een geweldige maag haar ruimtelijke substanties. Mensen stijgen op om een miniem stukje ruimte te eten. Zij proeven nieuwsgierig aan de maan, maar blijven vechten om de grootste brokken. Smaakt het? Was de campagne goed?
Hoe leger men is, hoe meer men kan geven: Het pijnloze offer van de consument.
De zon staat hoog boven de verterende aarde. Een lieflijke warmte dringt betonnen kantoren en fabrieken binnen. De produktie is in volle gang. Walmende steden proberen het leven kunstmatig te verlengen. Het leven wordt automatisch eeuwigheid. Niets opzienbarends mag dit verstoren. Geen openbaringen in het openbare leven. Doorgaan op het ritme van eeuwig wederkerende wetten. Moord en haat rollen ruisend van de persen. Presidenten smullen ervan. Overal beelden van gewenning: het lekkere paren, moorden, wreken, kussen, slikken, stikken.
Achter dit alles de angstige oogopslag van de mens. Niet de