De gedichten van den Schoolmeester
(1902)–De Schoolmeester– Auteursrecht onbekend
[pagina 299]
| |
[pagina 300]
| |
Ander.Dees vlijtige weesjongen doet boodschappen en draagt vrachtjens op zijn schouders,
Om een stukjen broods te verdienen voor zijn behoeftige ouders.
| |
Op bevangen zieketrooster, die van Leyden naar Den Haag moest.Daar ik een nat zeil heb zoo ben ik bang,
Dat de weg eer te breed zal zijn dan te lang.
| |
Op bochel.‘Ieder heeft zijn gebreken,’
Zeî een bochel, toen hy zijn eigen van achteren had bekeken.
| |
[pagina 301]
| |
Op dronkaart.Een dronkaart, van wien men niet leest,
Dat hy zijn neus tegen zijn achterhoofd heeft willen breken
Of zijn pijp aan een emmer water ontsteken,
Is in veler opinie nooit recht dronken geweest.
| |
Op dood paard.V. Waarom wil een dood paard niet meer loopen?
A. Omdat men anders zoo veel doode paarden voor levendige zou verkoopen.
| |
[pagina 302]
| |
Op natte hondeneus.Waarom is een hond
Toch zoo gezond? -
Die er niet op gevat is,
Zegt: ‘omdat zijn neus zoo nat is.’
Doch iemand, die logica leert,
Zegt terstond: ‘'t is juist omgekeerd.’
| |
Op blindeman.V. Wat is de reden, dat een Blindeman niet ziet?
A. Iemand die zien kan is de, ware Blindeman niet.
| |
[pagina 303]
| |
Op vergevingsgezindheid.Ik wil, zei Jan, nu ik verhuis uit dit leven,
Heel garen aan Piet alles vergeven
Wat hy jegens my heeft misdreven.
Maar zoo hy te met exteroogen op mocht doen,
Dan wensch ik hem alle daag een wandeling in een naauwen schoen.
|
|