De gedichten van den Schoolmeester(1979)–De Schoolmeester– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] Bespiegelingen. [pagina 153] [p. 153] Proeve van dichterlijke waarnemingen. 't Is een onwederlegbre waarheid. T.J. Kerkhoven. Een onwederlegbre waarheid Is het, dat, by middagklaarheid, De avond zelden duister spreidt; Daar-en-tegen biedt het duister Ons zeer zelden zonneluister; Dit is zelfs een duidelijkheid. Zoo kan men, op den dag van morgen, Niet meer voor dien van gistren zorgen, En ook niet fluiten als men eet; [pagina 154] [p. 154] En, waar geen bel is, ook niet bellen; En in persoon geen brief bestellen, Als men 't adres des briefs niet weet. Zoo ziet men zelden ijzer drijven, Of in koud water gloeiend blijven, En evenmin een veldkonijn Een hokkeling naar binnen slikken; Of 't beestjen (zal 't niet daadlijk stikken) Moet grooter dan een koebeest zijn. Zoo kan men haast voor zeker zeggen, Dat, wie zelf eieren kan leggen, Geen haan of kippen heeft van doen; Tenzij zijn kiesche dischgenooten Zijn huisbak onbeleefd verstooten En 't ei verkiezen van het hoen. Zoo ziet men eer een zwerm van muggen, Dan kemels met gebulte ruggen In zwermen vliegen om de kaars: Zoo worden, aan den rand der slooten, [pagina 155] [p. 155] De reigers, met hun lange pooten, Zeer zelden opgeslokt door baars. Zoo is de zevende verdieping Vrij van verzakking en van zwieping, Als men maar één verdieping heeft: Zoo zal een eerlijk man zijn kiezen Nooit op zijn derde jaar verliezen, Als hy maar dertien weken leeft. Zoo zou ik byna durven zweren, Dat kinders in de lange kleêren Meest korter zijn dan hun japon: Zoo slaat men aan een rieten hengel Veeleer een worm aan dan een Engel; Gesteld, dat m' Englen krijgen kon. [pagina 156] [p. 156] Zoo schenkt men zelden worst uit kruiken, Of witten wijn uit palingfuiken, Of rooden uit een leêge flesch: Zoo snuift men zelden uit zijn schoenen, En snijdt geen messen met kapoenen, Maar meest kapoenen met een mes. Zoo ziet men aan de onzichtbre transen Geen morgen-avond-weêrschijn glansen, Geen regenachtig ijsgareel: Zoo zal de toon der boschkoralen Geen brieschend strijdros achterhalen By 't schel geluid van Philomeel. Laat vrij de hel dan zinloos woeden, De hemel in de pekelvloeden Zich storten van der Alpen kruin; Ons lacht de gouden zonneregen In 't druivenat der perzik tegen En voert, langs ongenaakbre wegen, [pagina 157] [p. 157] Ons naar 't gewest van smart en zegen. Naar 't ontoegankelijk ‘Woestduin.’ Vorige Volgende