| |
| |
| |
Sic transit.
Want zonder eer kan ik wel leven,
Maar zonder kop leeft held Achilles niet.
Het Bidders-oproer.
Treurspel.
(De generaal spreekt.)
Waarde schutters! voetvolk! ruitery! veelgeachte armee!
Dit is hier eigenlijk een veldtocht te land, en geenszins ter zee.
Wy zijn hier als Maurits voor Nieuwpoort of als de Ruiter voor Londen,
Toen hy zijn weg, zonder Engelsch compas, naar Chattam had gevonden
En verscheidene schepen in de Medway door hem werden verbrand,
Waaraan de Albionezen nog altijd hebben het land.
| |
| |
Gy moet u daarom over 't zwemmen geenszins bekommeren,
Noch met een kurken toestel voor 't vluchten u beslommeren;
Zoo er geen kans meer over is voor de Republiek,
Schuurt dan, op mijn voorbeeld, maar onmiddelijk uw piek.
Want laatje vooral niet wijs maken, dat je iets zoudt hebben aan lauwerbladen:
Die mogen tot ornament van een schotel dienen; - maar, zoo min als met pietercelie of saladen,
Kan men er zijn eigen of hongerige stamhouders meê verzaden.
En al gebruik je ze met een kanonskogel, ze doen je geen goed in je maag;
Daar is b.v. de slag van Waterloo, en die van Praag,
Zijn natuurgenoot: wel ik zou, om al de lauwerbladen van de waereld, niet graag
By ongeluk of met opzet in een van beiden hebben willen sneuvelen,
Want dan zou ik er natuurlijk thans niet over kunnen keuvelen:
Ik word liever in een bataille by 't nageslacht
Door een natuurlijken dood om 't leven gebracht,
Dan wel met mijn voorzaten te sneven
Als men nog jong genoeg is om zijn gouden bruiloft te beleven.
Naardien ik onderstel, dat gy allen met my
Op dit punt van 't zelfde gevoelen zijt, zoo ben ik nu zoo vrij,
Om u in dit critique moment mijn directie te geven,
Hoe gy 't stellen moet, om, na verslagen te zijn, het nog te overleven.
Ik onderstel b.v. drie van jelui, of zes,
| |
| |
Zijn sterk door den vyand bezet: wel dan huurje terstond een kales,
En eer zijn paarden de uwe met list om kunnen koopen,
Kan je immers gemakkelijk in je rijtuig je vyand ontloopen?
Of, ik wil eens stellen, je staat te schilderen en houdt de wacht,
En daar komt een vyandelijke scherpschutter aan, met een bril (want het is nacht);
Je denkt dus: ‘ik moet uit den weg gaan of ik word omgebracht;’
Heel goed; dan hebje maar subiet, en zonder te dralen,
Het noodige schrijfgereedschap voor den dag te halen
En je schrijft een briefjen van dezen inhoud in je schilderhok:
‘Menheer de kaptein! neem me niet kwalijk zoo ik van nacht vertrok;
't Is om dat ik met den telegraaph de bedroevende tijding heb vernomen,
Dat mijn peetoom de kinkhoest heeft en ik onmiddelijk t' huis moet komen.
Ik hoop, dat de temporele absentie van een getrouw trawant
Geen detriment zal doen aan ons wiegjen (ik meen, het vaderland);
Doch zoo de vyand mijn schilderhuis soms in mijn absentie zou willen slechten,
| |
| |
Heb ik er mijn geweer in achter gelaten om Zijn Ed. te bevechten.
Ik verblijf, waarde kaptein van de kavallerie,
Uw bestendige dienaar en ami,
Ahazuerus, korporaal by de genie.’ -
Doch nu wil ik eens veronderstellen,
Dat een bataillon quarré en échelon u komt kwellen,
En dat ik, om zoo te spreken, tot u zeg:
Pas de charge! val aan, tot de vyand in 't voetpad leg:
Wel dan roepje maar dood eenvoudig onder 't chargeeren:
‘Veel beminde vyand en andere militaire heeren!
Wy moesten overeenkomen, beiden maar liever om te keeren
Het is wel eens zoo gemakkelijk voorwaarts te gaan,
Als wy beiden eerst rugwaarts in de plaats van neuswaarts staan.’
Wat my betreft, de vyand en ik wy hebben al dikwijls mekaêr bevochten
En militaire laurierdrop in malkanders hairen gevlochten;
- Ofschoon om de waarheid te zeggen, de reden dat ik nog leef
Hierin alleen bestaat, dat ik nooit, als Leonidas of Gustaaf Adolf, op het slagveld bleef.
Hoe ouwer ik word, hoe meer ik er van hou, den vrede te bewaren.
En daarom keer ik, wat my betreft, naar mijn huisgoden en dito-altaren.
| |
| |
En zoo er dan nog anderen blijven, die op 't vechten zijn verzot,
Ik wil niemand in zijn plezier stooren en gun hun dus gaarne dat genot;
Maar 'k laat aan een ander het commando, net als Nappie in Egypte,
Terwyl hy zelf naar huis voer en in een notedop van een schip te
Toulon arriveerde. Zoo luisterlijk een exempel volg ook ik;
Ofschoon ik geen plan heb naar Toulon te gaan op dit oogenblik.
Ik wensch u allen dus by dezen vaarwel.
Het leven is maar kort en een kogel byzonder snel.
Waagt u alzoo, mijn kinderen! niet te veel aan 't oorlogsspel,
Vader en moeder met uw spruiten! weeuwenaar en vrijgezel!
Doch de trekschuit zal juist van wal steken: ik hoor reeds de bel.
Nogmaals gegroet! past op je tellen, Adieu!
Vive la guerre; mais la paix vaut mieux.
|
|