Aan de kinderen in het Oude Weeshuis der Doopsgezinden, te Haarlem, ter gelegenheid van deszelfs tweehonderjarig bestaan, gevierd op den eersten mei 1834(1834)–G. Voorhelm Schneevoogt– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 1] [p. 1] Aan de kinderen in het Oude Weeshuis der Doopsgezinden, te Haarlem, Ter gelegenheid van deszelfs tweehonderdjarig bestaan, Gevierd op den Eersten Mei 1834, bij de afgifte van eene plaat met de namen der stichters. Der Weezen Vader stortte min Voor ouderlooze Kindren Den Vaadren, vóór twee Eeuwen, in, En deed die liefde en vromen zin Bij 't Nakroost niet vermindren. Die Weezen spijst, die spijst den Heer, Kunt Ge op den muur nog lezen; Die wenk van Jezus liefde - leer Schonk hier, Twee Eeuwen, Oudren weêr Aan hulpelooze Weezen. Denkt dan, als gij dees Plaat aanschouwt, Hoe, voor Tweehonderd Jaren, Dit Huis ook werd voor U gebouwd; - Denkt, hoe veel Weezen 't onderhoud Naar lijf en ziel mogt baren! Is 't Godshuis heden opgetooid, - En laat Ge uw vreugde blijken, - Vergeet, hoe U het lot verstrooit, De namen van de Stichters nooit Die daarop needrig prijken. Maar, na dit vrolijk Jubelfeest, Blijv' 't bij geen ijdle klanken! Toont God, dat Hem uw hart, uw geest Gehoorzaamt, Hem steeds Christlijk vreest, - Wilt zoo Zijn goedheid danken; Zoo danken voor uw heilrijk lot: Want, hebt Gij vroeg verloren, Wat Kindren 't liefst is; ruim genot, Naar ligchaam en naar ziel, heeft God U in dit Huis beschoren. Uit naam der REGENTEN en REGENTESSEN van het Oude Weeshuis der Doopsgezinden voorn. Vorige