[Dankwoord]
Bij het beeindigen van mijn universitaire studie is het mij een vreugde, hen te danken wie ik dank verschuldigd ben.
Allereerst dus U, Hooggeleerde De Vooys, mijn zeer geachte Promotor. Ik kwam onder Uw leiding, nadat ik reeds een biezondere levensstaat had aanvaard: maar de liefde tot de nederlandse literatuur en vooral het middelnederlandse proza heb ik van U bekomen. Uw zakelijke en objectieve beschouwingen daarover vormden de grondslag, waarop mijn proefschrift ging gebouwd worden. En dat ik onder Uw leiding een zó speciaal onderwerp onbevangen mocht behandelen, is mij een reden te méér, U te hoogachten en te danken.
Hooggeleerde Van Hamel, U weet, dat ik met groot genoegen Uw colleges volgde. De oud-noorse literatuur heb ik lief gekregen; op een geheel nieuw terrein hebt U mij wegwijs gemaakt; de grootse schoonheid van Edda en Sagen schonken mij nieuw letterkundig genot.
Aan U, Hooggeleerde Guarnieri, ben ik dank verschuldigd, omdat U mij in Uw privatissima dieper hebt binnengeleid in de italiaanse literatuur en heel biezonder in Dante's Goddelijke Komedie. En ik zeg het Dante na: Tu duca, tu signoro e tu maestro.
Ook U, Hooggeleerde Royen, Kernkamp en Oppermann, hebt bijgedragen tot mijn vorming in de taalkunde of de geschiedenis: daarom is het mij een genoegen, U hier te noemen.
Vele confraters gaven mij aanwijzingen. In het biezonder dank ik Pater Lucidius Verschueren hièr, en Pater Matthaeus Verjans in België.
Het zou niet juist zijn, wanneer ik hier óók niet U dankte, Pater Provinciaal, die mij de gelegenheid gaf op ruime wijze mijn universitaire studie te maken. Het gekozen onderwerp moge een bewijs te meer zijn, dat ik, boven de Letterkunde, het Priesterschap en de Orde bleef liefhebben.
En ten slotte: het is aangenaam er op te kunnen wijzen, met hoeveel welwillendheid de nederlandse en belgische bibliotheken hun schatten voor mij beschikbaar stelden. Dank de vriendelijke hulp van bibliothecarissen en personeel, heb ik de meeste van de besproken werken zelf in handen gehad.