Het fluitketeltje en andere versjes(1992)–Annie M.G. Schmidt– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Rosalind en de vogel Bisbisbis Kind, zei de moe van Rosalind, als jij het thuis niet prettig vindt, als jij blijft zaniken en blijft morren, als jij blijft luieren en blijft knorren, als jij blijft mokken en kniezen en zeuren, dan zal er nog wel eens iets met je gebeuren! Wat zal er gebeuren? vroeg Rosalind. Dat zal ik je zeggen, zei moeder: Kind, dan komt de vogel Bisbisbis waar iedereen zo bang voor is. Maar ik ben niet bang, zei Rosalind (ze was een heel ondeugend kind), ze bleef maar zaniken, bleef maar morren, [pagina 65] [p. 65] ze bleef maar luieren, bleef maar knorren, ze bleef maar mokken en kniezen en klagen totdat, op een van de najaarsdagen... daar kwam de vogel, o, kijk toch 's even! Daar kwam de vogel door 't luchtruim zweven, dat was de vogel Bisbisbis, waar iedereen zo bang voor is. Hij pakte de vlechtjes van Rosalind, en vloog er vandoor zo snel als de wind, en Rosalind ging aan het gillen en schreeuwen en brulde als zevenentwintig leeuwen, daar vloog de vogel al boven de huizen. De mensen beneden hoorden het suizen, ze keken naar boven en riepen: O, jee, dat beest neemt zowaar een meisje mee, dat is de vogel Bisbisbis, waar iedereen zo bang voor is. De vogel vloog voort op de noordenwind. Waar bracht hij het meisje Rosalind? Hij bracht haar verschrikkelijk ver hiervandaan naar een eilandje ver in de oceaan, daar wonen wel duizend kinderen die altijd en altijd maar hinderen die mokken en zeuren en klagen en morren en luieren, kniezen en drenzen en knorren en daar, bij die stoute broertjes en zussen, daar zit nu het meisje Rosalind tussen. Ze blijft bij de vogel Bisbisbis totdat ze weer lief en aardig is. Vorige Volgende