De eerste oefening
‘Nee, meneer,’ zei Harry. ‘Dat zou niet mogen van mijn moeder.’
‘Ha! Niet mogen van je moeder! Heel goed!’ brulde Maestro Valdibomba, en hij schoot in een daverende lach, zodat alle krulletjes op zijn hoofd heen en weer wiebelden.
Hannes en Harry vonden het helemaal niet om te lachen en stonden er dus ernstig bij, maar toen de directeur eindelijk klaar was met zijn brul-partij zei hij:
‘Goed zo! Goed zo! Zelf nooit lachen! Waar komen jullie vandaan?’
‘Dat mogen we niet zeggen,’ zei Hannes.
‘Hè?’ vroeg de maestro, en hij spalkte zijn ogen wijd-open.
‘Mogen we niet zeggen? Wàt? Onzin. Onzin! Waar kom je vandaan en wat kan je doen?’
‘We mogen niet zeggen waar we vandaan komen,’ stamelde Hannes angstig.
‘En we kunnen niets,’ zei Harry verlegen.
‘Onzin! Onzin!’ schreeuwde Maestro Valdibomba. ‘Spreek op! Vlug!’
Hannes en Harry schuifelden met hun voeten en draaiden hun hoeden rond, en zij wisten niets te zeggen - maar Bartholomeus, die achter hen stond, stootte hen aan en bromde: ‘Zeg iets - of...’
‘Denk aan de tijgerkooi,’ waarschuwde Bartholomeus.
‘Wat tijgerkooi? Wat is er met de tijgerkooi? Spreek op!’ commandeerde Valdibomba.
‘W-w-wij m-m-moeten er in,’ stotterde Hannes.
‘Ha!’ riep de maestro, ‘Ha, ha, ha! Tijgerkooi! Lilliputters in de tijgerkooi! Zijn Hapje en Hopje ooit in de tijgerkooi geweest? Neen! Ha! Tijgerkooi! Goed! Knap! Kranig!’
‘Wat is kranig?’ vroeg Harry, die er niets van begreep.
‘Dat je op wilt treden in de tijgerkooi!’ zei Valdibomba.
‘Goed verzonnen! Met of zonder tijgers?’