Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
63. Schilder aan de commissie uit de classis Rotterdam d.d. 11 juni 1944Ga naar voetnoot1.11 juni 1944
Aan de ‘commissie uit het midden der classis Rotterdam’, benoemd op 10 mei 1944
Weleerwaarde en eerwaarde broeders,
In uw wegens bepaalde moeilijkheden eerst thans te beantwoorden brief van 7 juni verzoekt u mij, mondeling en schriftelijk mijn meening bekend te maken over een brief, door u dd. 31 mei 1944 aan de ‘generale synode’ gezonden. Blijkbaar tracht u hierdoor uitvoering te geven aan de opdracht uwer classis, om ook ‘door deze samenspreking een weg te vinden waarin, met eerbiediging van het recht en de eer van kerkelijke vergaderingen en personen, de waarheid Gods en de samenbinding der kerken zoowel in dogmatisch als in kerkrechtelijk opzicht, voor de toekomst blijvend worden gediend’. Het verheugt mij, dat uw classis dezen arbeid, waarin ik zelf reeds lang bezig geweest ben, thans ook voor haar deel aan wil vatten. Vooral de door mij onderstreepte woorden ‘met eerbiediging van het recht en de eer van kerkelijke vergaderingen en personen’ hadden mijn volle belangstelling. Ik hield mij ervan overtuigd, dat deze woorden niet naar formeele ethiek heenwezen, doch op materieele ethiek terugwezen. Juist daarom kunnen we met elkander gauw klaar komen; want als gereformeerde christenen zijn we over de hoofdstukken der materieele ethiek natuurlijk één van zin. Nu zal ik ditmaal niet spreken over ‘het recht en de eer van den kerkelijken persoon’, genaamd K. Schilder. Ik beperk me tot het recht en de eer van de kerkelijke vergadering, genaamd ‘generale synode van Utrecht, 1943’, vergaderd 1944. Het strijdt niet met het recht en de eer der synode, en van die uwer classis, haar te bestrijden op dezen grond, dat bepaalde besluiten van haar onwettig, onrechtvaardig, of bepaalde toelichtingen en rapporten, door haar gepubliceerd, in strijd met de waarheid zijn. In dezen zin bestrijd ik haar besluiten, toelichtingen, rapporten nadrukkelijk, gelijk u voorlopig weet. Het strijdt echter wél met haar recht en eer: haar te negeeren, of: te handelen, als meende zij niet, wat zij zegt; of: te onderstellen, dat zij anders denkt en bidt, dan zij zegt te danken en bidden. En het zou strijden met uw eer, en recht, en met die van uw classicale vergadering, desgelijks te handelen tegenover u en uw classis. | |
[pagina 249]
| |
Welnu: blijkbaar wilt u ook mij betrekken in zeker overleg tot verleening van blijvenden dienst aan ‘de waarheid Gods en de samenbinding der kerken’. Hoe evenwel de ‘generale synode’ en haar hooggeleerde rapporteur dr. Nauta over dit inschakelen van mij in dit overleg op dit oogenblik denken, kunt u lezen in haar Toelichting, bl. 47: ‘Het zal aan prof. Schilder staan den weg tot het samen bouwen en het gemeenschappelijk overleggen weer vrij te maken, en wel door te luisteren naar het vermaan, dat in den naam des Heeren tot hem uitgaat om zich van zijn dwaalweg te bekeeren’. Met andere woorden: niet de bereidheid tot overleg in zichzelf is hier aangenaam geacht, doch alleen zulke bereidheid, welke den weg ertoe heeft vrij gemaakt door aanwending van een bepaald middel. Dit middel slaat u over; en u handelt, als ware de weg reeds vrij, terwijl de synode hem niet vrij gemaakt ziet; ook niet den weg tot overleg ‘in kleiner verband’, zooals ik (Toel., b; 30) onder bepaalde omstandigheden mogelijk achtte.
Vervolgens: u wilt mij betrekken in een zeker overleg aangaande wat ik eventueel zou willen doen in de toekomst. Maar al hebben uw kerken daarvoor een bidstond gehouden, de synode bidt (Toel. bl. 48), dat de Heere mij geve wat ik behoef in den meer bepaalden weg van belijdenis van afdwaling in hetgeen ik heb gedaan, en van nadere verklaring omtrent reeds door haar in het verleden voorgelegde vragen. Dit gebed omtrent mijn gehoopte andere beschouwing van mijn verleden, verbonden aan wat we hierboven uit haar mond vernamen, bewijst, dat volgens haar innige overtuiging geen overleg aangaande toekomstige, doch schuldbelijdenis aangaande verleden handelingen op het program moet staan, in haar, in uw, en in mijn gebeden.
Het is het recht van deze kerkelijke vergadering, dat we niet ons aanstellen, alsof we dat niet weten. Vooral niet in deze week. Indien toch uw classicale kerken de roepstem dezer synode hebben opgevolgd, dan hebben zij vandaag den Heere ‘gesmeekt’, dat Hij de ‘tuchtoefening’ over prof. Schilder ‘met zijn goddelijken zegen moge bekronen’. U hebt in dat geval dit ook van den kansel aldus voorgelezen. Uw kerken weten dus, hoe deze synode uw gebeden van enkele weken verstaat, en praeciseert voor wat haar betreft: uw gebeden waren immers, dat de Heere de ‘bemiddelingspoging’ en het ‘overleg’, o.a. met prof. Schilder met zijn goddelijken zegen mocht bekronen. De synodale gebeden willen uw classicale binden.
Het is het recht van deze kerkelijke vergadering, dat we niet ons aanstellen. Vooral niet in deze week. Uw classis heeft zich tot doel gesteld, o.a. ‘in dogmatisch’ opzicht de waarheid Gods en de kerkelijke eenheid te dienen. Hoe de synode uw weg ten dezen afgebakend ziet, is u deze week duidelijk geworden. Ge moogt die poging tot blijvende ‘dienstbetooning’ aan den dogmatischen vrede begeleiden met een schorsing over een ouderling, en dit terwijl ge nog niet eens toe hebt kunnen komen aan een uitspraak over een emeritus-dienaar des Woords. De synode heeft immers in dezelfde zitting, waarin ze u deputaten met ruim mandaat toezond, aangaande de ruimheid van dit mandaat nadere explicatie gegeven; | |
[pagina 250]
| |
welke niet bemoedigend is voor het tempo waarmee uw classis uitspraken doet. Een der ouderlingen van één uwer classicale kerkenGa naar voetnoot2. is publiek door haar getekend als in strijd met de belijdenis, art. 33-35. Hij heeft nog pas den door u uitgeschreven bidstond voor toenadering geleid; maar volgens het synodale kerkrecht zal hij dit niet meer mogen doen; integendeel: hij zal te schorsen zijn wegens valsche leer. Omdat hij verklaard heeft, een formule niet te kunnen aanvaarden, waaraan gij nog (als ik er althans iets van begrijp, naar het oordeel der liefde) een breede studie wilt gewijd zien. Maar de synode heeft al uitgemaakt, dat wie deze formule niet aanvaardt, strijdt met art. 33-35 der confessie. Zij zal dus wel tegen u toornen, dat gij het gewaagd hebt, mij te betrekken in uw overleg. Mij, die dus blijkbaar volgens haar logica afwijkt van art. 33-35 der confessie, evenals uw ouderling, bovenbedoeld.
Het is het recht van deze vergadering, dat we niet ons aanstellen, alsof we dat niet weten. Vooral niet in deze week. Uw classis heeft zich tot doel gesteld, o.m. ‘in kerkrechtelijk opzicht’ de waarheid Gods en de kerkelijke eenheid te dienen. Hoe de synode uw weg ten dezen afgebakend ziet, is u deze week duidelijk geworden. Indien toch uw classicale kerken de roepstem van deze synode hebben opgevolgd, dan hebben zij vandaag van den kansel een formule voorgelezen, waarin als de ‘alleen’ te volgen ‘kerkelijken weg’ wordt aangegeven: zich met gravamina te wenden tot de volgende synode. En alleen tot die synode. Uw kerken weten dus, hoe deze synode uw gebeden van enkele weken geleden verstaat, en praeciseert voor wat haar deel betreft. Zij weten ook, hoe zij denkt over uw studieplannen inzake kerkrechtelijke moeilijkheden. Die studie zal uitnemend mogen heeten; maar voorloopig is de tucht te oefenen over een hoogleeraar, die de kerken betrok in een gang naar een ‘volgende synode’; als die tucht over eenige weken overgaat tot afzetting, dan moogt gij bezwaar inbrengen bij de volgende synode - ge hebt het immers zelf in het onderstelde geval van den kansel voorgelezen vandaag - d.w.z. tegen 1946 (misschien); en dan moet gij als kerken bij die gravamina worden uitgeschakeld; ge hebt het zelf vandaag nog van den kansel gelezen. Wat er ten aanzien van uw studieplannen nog te bestudeeren valt, moogt gij uitmaken; het resultaat van uw naarstige overpeinzingen zal ik gaarne vernemen. Maar in elk geval: Het is het recht van deze kerkelijke vergadering, dat we niet ons aanstellen, alsof we een en ander niet weten. Ja, scherper gezegd: het is het recht van deze kerkelijke vergadering, dat we niet ons aanstellen, alsof we niet weten, dat zij, ondanks benoeming van deputaten met ruim mandaat, uw heele toenaderingspoging bij voorbaat heeft afgewezen. Zij heeft u doen weten wat zij dogmatisch denkt aangaande dien ouderling (en allen die zijn nuchtere verklaring-van-gevoelen met instemming lazen), zij heeft u doen weten, wat zij van het kerkrechtelijk verband tusschen synode en plaatselijke kerk denkt, zij heeft u vandaag ingeschakeld in den voorlezingsdienst ten bate van haar elke toenadering afsnijdend standpunt; en | |
[pagina 251]
| |
zij kan het ‘ruim mandaat’ van hun u toegewezen deputaten toch nimmer zoo ‘ruim’ maken, dat zij zich ook maar konden ontveinzen: het is het recht van onze kerkelijke vergadering, dat we niet in ons gesprek met de Rotterdamsche commissie ons aanstellen, alsof we niet weten, welke dogmatische en kerkrechtelijke beslissingen zij nog een paar dagen geleden heeft genomen.
En tenslotte: uw vergadering, en die van uw classis, heeft er recht op, dat ik me niet aanstel, alsof ik deze dingen niet weet. Ik weet, dat men bij u dien ouderling moet schorsen, nog vóórdat u aan een uitspraak over mijn schorsing toegekomen zijt. Ik weet, dat u gevraagd zijt, den kerkrechtelijken regel der synode - de uitsluiting der plaatselijke kerken bij gravamina - heden van den kansel te propageeren; en dat u gevraagd zijt, te bidden over den góddelijken zégen over de tucht-oefening over ondergeteekende. Afwachtende, wat uw gebeden zullen zijn over de schorsing van dien ouderling bericht ik u, dat ik me niet ga aanstellen, alsof ik niet heel goed weet, dat uw classis staat voor de vraag, of zij deze schorsingspraxis, deze schorsingsgronden, deze dogmatische en kerkrechtelijke wijsheid metterdaad zal approbeeren, ja dan neen. Afgedacht zelf van het ‘geval-Schilder (K.)’
Tenslotte: ik blijf, nu de synode de in mijn vroegere brieven bedoelde kerken nog niet antwoordde, verplicht haar gebeden te ontzien, alsmede die van Kampen, welken raad niet staat achter uw brieven, al zwijgt zij daarover. Uit respect voor kerkelijke vergaderingen en haar recht stel ik me vandaag niet aan, alsof ik niet weet, dat uw classicale plan al van andere zijde getorpedeerd is. Hoogachtend w.g. |
|