Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
61. Schilder aan J. Hoek d.d. 5 juni 1944Ga naar voetnoot1.5 juni 1944
Den weleerwaarden zeergeleerden heer Dr J. Hoek Ieplaan 56 's Gravenhage
Weleerwaarde zeergeleerde heer,
Ter voldoening aan een door dr. E.D. Kraan namens de generale synode van de Gereformeerde Kerken mij in een mij nagezonden brief van 1 juni jl. kenbaar gemaakt verzoek, bericht ik u, dat het mij om redenen, die ik hier niet aanduiden kan, maar die sedert 19 mei 1944 voor anderen zoowel als voor mijzelf dwingend zijn, niet mogelijk is een ontmoeting, gelijk in dezen brief van 1 juni gewenscht wordt, te arrangeeren. Reeds enkele malen tevoren was ik genoodzaakt, in gelijken zin te antwoorden op een tot mij gekomen convocatie of uitnoodiging. Daarop is aldus gereageerd: een commissie zond mij een door ds. W.L. Milo en dr. A.D.R. Polman onderteekenden brief van 23 febr. 1943, waarin stond, dat ik ‘meende’ bovenbedoelde uitnoodiging niet te kunnen aanvaarden; vervolgens zond het moderamen der aan de uwe voorafgaande vergadering mij d.d. 30 april 1943 een mede door ds. W.L. Milo, dr. J. Hoek, dr. E.D. Kraan onderteekenden brief, waarin ‘namens de generale synode’ verklaard werd, dat het door hen en deze ten zeerste betreurd werd, dat ik ‘geoordeeld’ had, mij ‘aan de mondelinge samenspreking te moeten en te mogen onttrékken’; alsmede, dat ik mij op de door mij kenbaar gemaakte verhindering ‘beriep’; ik, die ‘zeide’, niet in de gelegenheid te zijn tot samenspreking; en waarin, ondanks mijn mededeeling, dat de redenen, die ik had, dwingend waren, ook voor anderen, de vraag gesteld werd, of het niet plicht van ‘christelijke manlijkheid’ geweest ware, trots de gevaren, die ik duchtte, op de uitnoodiging voor den dag te komen; en tenslotte, ondanks mijn verzekering, dat ik gemelde redenen niet aanduiden kon, heeft de huidige synode officieel mij door haar moderamen laten verzoeken, te schrijven ‘welke toch’ die redenen waren, opdat dit erover oordeelen en rapporteeren kon. Zulke ervaringen maken het niet aanlokkelijk, een antwoord als het hierboven gegevene in te zenden bij nagenoeg dezelfde personen als in de zooeven bedoelde correspondentie betrokken waren. Het feit, dat het moderamen der huidige synode na dit alles óók nog heeft onderteekend de publieke mededeeling: ‘de synode heeft geen oogenblik in twijfel getrokken, dat hij’ (d.i. | |
[pagina 246]
| |
ondergeteekende) ‘wettig verhinderd werd op haar dringende uitnoodigingen in te gaan’ (bedoeld zal zijn: op de ééne uitnoodiging van 26 nov. 1942), maakt het geven van zulk antwoord zelfs het tegendeel van aanlokkelijk. Toch geef ik het, het voor uw verantwoording latende, wat uw ambtelijke en particuliere reactie op dit uwerzijds gevraagde antwoord zal zijn.
Met verschuldigde achting, w.g. |
|