Verzamelde werken 1942-1944
(1998)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
4. Schilder aan de Generale Synode van Utrecht 1940-1943 d.d. 26 mei 1942Ga naar voetnoot1.26 mei 1942
Aan de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, vergaderd te Utrecht d.d. 26 mei 1942
Weleerwaarde en eerwaarde broeders,
Hoewel ook ik uitgenoodigd werd, de zittingen uwer synode van heden en volgende dagen als praeadviseur bij te wonen, zal ik toch mij van medewerking aan de afwerking van uw aangekondigd program moeten onthouden; ik zal dus uw vergadering niet bijwonen, tenzij het in uw laatste zittingen genomen besluit betreffende de afhandeling, zoo mogelijk, van de z.g. ‘meeningsverschillen’ buiten werking mocht zijn gesteld door uGa naar voetnoot2.. De reden, waarom ik me van elke medewerking in de tenuitvoerlegging van dit besluit moet onthouden, heb ik reeds duidelijk aangegeven; behalve naar wat ik mondeling te uwer kennis bracht, toen ik officieel meedeelde, en verzocht aan te teekenen, dat ik me aan uw besluit niet kon conformeeren, kan ik ook naar een schriftelijke verklaring, aan uw moderamen in volle vergadering na voorlezing overhandigd, verwijzenGa naar voetnoot3.. Duidelijkheidshalve wil ik evenwel mijn bezwaren tegen uw beslissing schriftelijk nog vastleggen, en op een enkel punt nog toelichten. Ik wijs er op, dat uw synode nalaat, te bewijzen, dat zij met haar eigen Hoogeschool even sterk rekent als met de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit. Toen zij haar besluit, bovenbedoeld, nam, wist zij, dat prof. dr. K. Dijk | |
[pagina 38]
| |
gevangen werd gehouden, dat prof. dr. J. Ridderbos, zij het ook langs een nietofficieel genoemden weg, immers door een volgens dr. W.A. van Es ‘persoonlijken’ brief aan dezen, had kenbaar gemaakt niet langer dan enkele dagen in uw midden te kunnen zijn, gelijk hij ook reeds geruimen tijd buiten Kampen verblijf houdt. Van mijzelf wist ze - en het zou eerst aan den hoogleeraar dr. H.H. Kuyper beschoren blijven, láter in dezen publiek mijn oprechtheid in twijfel te trekkenGa naar voetnoot4. - dat ik vanwege de Duitschers me heb te onthouden van élke publicatie, tenzij ik uw Hoogeschool van haar derden hoogleeraar en mijn gezin van zijn vader wil berooven door deportatie naar een concentratiekamp. Uw synode wist derhalve, dat van de gewone Kamper hoogleeraren meer dan 50% verhinderd zou zijn, langs den gewonen en geordenden weg mee te werken in zaken van leer en confessie, die met name door praeadviseurs der Vrije Universiteit in eerster instantie als buitengewoon belangrijk zijn aangediend, nog wel in openbare aanklachtenGa naar voetnoot5.. Zij wist tevens, dat van de Theol. Fac. der V.U. niemand van dergelijke moeilijkheden eenigen hinder ondervond; één hunner trouwens redigeert een blad, dat zich herhaaldelijk op het standpunt der bezettende macht plaatste, en derhalve van een schrijfverbod allicht geen hinder ondervinden zalGa naar voetnoot6.. De zaak staat, laat men prof. BavinckGa naar voetnoot7. die op twee plaatsen | |
[pagina 39]
| |
doceert, buiten beschouwing, thans zóó, dat van Kampen twee, van Amsterdam acht hoogleeraren in staat zijn, in volle vrijheid mee te werken. Die verhouding is nóg onevenrediger dan in andere opzichten, b.v. in aanwijzing van moderamenleden en in benoemingen zich pleegt af te teekenen. Onbillijk wordt ze bepaald, waar het zaken van leer betreft, en waar de beschuldigende partij in 1936 juist aan de Theol. Fac. der V.U. met name te vinden was.Ga naar voetnoot8. Voorts wijs ik er op, en dit bij herhaling, dat mijn respect voor de kerken, en tenslotte ook voor mijzelf, die in een tweetal der onderdeelen van het rapport der vijf van de zeven deputaten van de Amsterdamsche synode ben gerangschikt onder degenen, die onschriftuurlijke leeringen verkondigenGa naar voetnoot9., en (dit voeg ik er aan toe), die wat zij onschriftuurlijk noemen, van plan ben, te blijven leeren, mij verhindert met de desbetreffende zaken in een heel of half duister met u weg te schuilen. Ook het respect voor anderen, die mede betrokken zijn geworden in openbare beschuldigingenGa naar voetnoot10., verbiedt mij zulks. Indien hetzij door mijzelf, hetzij door anderen, onschriftuurlijke, van de confessie afvoerende of ermee strijdende leeringen worden verbreid, dient openlijk en onder overlegging van volledig bewijsmateriaal hiertegen te worden opgetreden. Ik verlang geen positie aan uw eigen Hoogeschool, die door heimelijke oppositie wordt ondermijnd; ik verlang evenmin verdragen te worden, als men door niet-openbare behandeling het belang der kerken uit het oog verliest. En ik verzoek u, er nota van te willen nemen: a) dat ik, voor wat mijzelf betreft, het rapport betreffende de kerk door de | |
[pagina 40]
| |
vijf bedoelde deputaten uitgebracht, in hooge mate ondeskundig acht, en in zijn conclusies verwerp; b) dat ik het daarnaast van diezelfde zijde uitgebrachte rapport inzake ‘algemeene genade’, alweer zoover het zich tegen mij keert, behalve ondeskundig ook in zijn tendentieuze wending van woorden onwaardig acht; c) dat ik wat de vijf bij mij bestrijden, leer en blijf leeren; en d) ik het recht voor mijzelf, die behalve in dezen mede-aangeklaagde, althans beschuldigde, ook deputaat van Amsterdam en commissielid van Sneek benGa naar voetnoot11., verlang, mij over een en ander uit te spreken in volkomen gelijkheid van recht met alle andere deputaten en commissieleden. Ik kan geen genoegen nemen met niet openbare behandeling; ook niet met semi-openbare, b.v. door openstelling van de synodale vergaderingen voor toevallige bezoekers. Ik let op het feit, dat de vijf deputaten hun rapport hebben doen drukken, ook hun laatste, te laat ingediende rapport, dat zij lieten drukken toen zij reeds wisten, dat prof. VollenhovenGa naar voetnoot12. en ik, mede-deputaten ons rapport voorzichtigheidshalve hadden laten stencilen; alsmede op het feit, dat langs een duisteren weg van hun gedrukte rapport kennis is gegeven aan dr. H. Beets, die den Amerikaanschen kerken reeds van deszelfs inhoud kennis gaf; alsmede op het andere feit, dat | |
[pagina 41]
| |
rondom deze rapporten publicaties staan, ook in de kerkelijke pers, waarin ook mijn naam is genoemd. Tegen dit laatste heb ik uiteraard geen enkel bezwaar; maar ik heb het des te meer tegen een handelwijze als thans op aanbeveling voornamelijk van de beschuldigende broeders is aanvaard, en die hierop neerkomt, dat de zaken worden afgehandeld, terwijl ik vanwege Duitsche bepalingen niets kan publiceerenGa naar voetnoot13.. Ik vraag afhandeling in het volle licht, d.w.z. onder overlegging van álle rapporten aan de kerken, onder vooropstelling van den eisch, dat de ‘leerbeslissing’ wordt gepubliceerd tegelijk met de rapporten en onder erkenning van de onbroederlijkheid van elken maatregel, welke bij de afhandeling der zaak van de zes in geding gebrachte punten (welke van elkaar niet gescheiden mogen worden) den eenen deputaat tegenover den anderen, het eene commissielid tegenover het ander, den beschuldigde tegenover de beschuldigers in een ongelijke positie ten aanzien van de publicatiemogelijkheden zou laten staan. Er worde niet geklaagd, dat ik hier tezeer mijn persoonlijke verlangens naar voren breng. Ik meen het recht te hebben, zulke verlangens te doen gelden. Prof. AaldersGa naar voetnoot14. sprak in 1936: zij, die nieuwe gevoelens in de kerken in-dragen, moesten er juist prijs op stellen, als men ze wilde toetsen. Ik mag thans in 1942 zeggen: zij, die beschuldigingen hebben geuit, moesten er prijs op stellen, deze ter toetsing in het openbaar te helpen geven. Zulks te meer, waar enkelen hunner trachten, theologische meeningen, die destijds met klem van redenen zijn aangevochten in de dagen vóór en ná de vereeniging van 1892, als alleengereformeerd aan te dienenGa naar voetnoot15.. Wat toen als niet-gangbare meening door onderscheidenen bestreden werd, pogen zij thans als uitgangspunt voor bestrijding van deels met de vroegere opponenten parallel loopende meeningen en als ‘de’ gangbare meening voor te stellen. Voorzoover zij, met miskenning van de geschiedenis der vereeniging van 1892, het dogmatisch onderwijs te Kampen daarmede hebben aangevochten, onder een meer suggestieve dan geargumenteerde sanctieverleening aan theologische opinies, die destijds terecht bestreden zijn, heeft de dogmaticus van uw eigen Hoogeschool, én als deputaat, én als commissielid, én als rechtstreeks beschuldigde, recht van eischen. Het recht ook van zich niet te conformeeren, en daarin door uw synode en haar moderamen minstens evenzeer ontzien te worden, als de hoogleeraren der V.U. ontzien zijn, | |
[pagina 42]
| |
toen zij zich niet conformeerden aan de besluiten van 1936 inzake N.S.B. en C.D.U. Het is noch voor ondergeteekende, noch voor de kerken een ramp als er beschuldigingen worden geuit; maar het is wél een ramp, een bedroeven van den H. Geest, en een verloochening van het karakter der kerk, indien men beschuldigingen openlijk uit, en ze niet óf openlijk waarmaakt onder erkenning van elks recht op volledig mee-spreken, óf openlijk herroept, of als ijdel afwijst. Men moet ernstige zaken niet ongemerkt van de tafel nemen. Curatoren der Theologische Hoogeschool hebben bij stemming beslist, dat hun notulen geen mededeeling zouden doen van het feit, dat ik hun bericht had, door vijf deputaten van Amsterdam, onder wie één sinds overledenGa naar voetnoot16., en één nog in leven zijnd curatorGa naar voetnoot17., te zijn beschuldigd van afwijking van Schrift en Belijdenis. Ik hoop, dat soortgelijke retoucheering van het beeld der kerkelijke geschiedenis geen herhaling vindt bij uw synode. Er is een recht van beschuldigden, om acte te nemen en te doen nemen van wat hun wordt verweten. Er is een plicht van beschuldigers, om hun woord waar te maken of terug te helpen nemen. En dat alles voor hetzelfde forum, dat men voor de beschuldiging gekozen heeft. Weliswaar niet deze, maar toch de volgende synode, zal, indien prof. dr. K. Dijk lang geïnterneerd blijft, de vraag te overwegen krijgen, of zij de zaak van het Kamper promotierecht, die volgens de Acta van Sneek, alsdan aan de orde móet komen, zal afhandelen naar de genomen beslissing, dan wel billijkheidshalve, zal wachten, tot ook Prof. Dijk ten volle in deze mede hém rakende materie zal kunnen meespreken. Wie over enkele maanden zou pleiten vóór het wachten op een door de bezettende macht in zijn vrijen armslag gehinderden broeder, moge in deze dagen ervoor bewaard worden, daartegen te pleiten in het geval der meeningsgeschillen. Laat me nog één persoonlijke aangelegenheid noemen, die hetgeen mij in heel uw beslissing grieft als onrecht, in betreurenswaardigheid schijnt te overtreffen. Uw praeadviseur dr. H.H. Kuyper heeft, en het is niet de eerste maal, zich tot publieke beleediging laten verleiden, toen hij in ‘De Heraut’ van ‘schier stelselmatige obstructie’ sprakGa naar voetnoot18., daarbij onder andere blijkbaar op mij doelende, en toen hij tevens duidelijk uit liet komen, mijn verzekering van een absoluut duitsch schrijfverbod niet te gelooven; bij herhaling werd dit als ‘zoogenaamd’ schrijfverbod aan de kaak gesteld. Daarmee is het element der eerlijkheid in woord en geschrift in geding gebracht. Ik breng deze zaak niet op uw tafel; want reeds eenige weken geleden bracht ik ze voor de kerk van ScheveningenGa naar voetnoot19., die prof. Kuyper verzocht heeft, mij te schrijven, hetgeen hij tot op dezen dag heeft nagelaten; hetgeen den schijn van obstructie, helaas, niet vermijdt. Zoolang deze zaak de mindere vergadering bezig houdt, behoort ze niet bij u. Wel noem ik ze, omdat ik weet, dat het door prof. Kuyper verspreide venijn ook door anderen wordt ingedruppeld in het bewustzijn der kerken. Ik acht het beneden mij, hierover verder één woord te wisselen met den redacteur | |
[pagina 43]
| |
van ‘De Heraut’, nadat deze op mijn tot hem gerichten brief alle antwoord schuldig gebleven is in particuliere correspondentie, en in de pers de eerst begane fout nog verergerd heeft. Uw vergadering wil ik er echter op wijzen, dat er grenzen zijn in het aantasten van iemands ambtelijken eer. Als tijdens dezelfde synode, die van de zijde van dr. W.A. van Es copie, en dan wel nietgeteekende, zag toezenden aan dr. H.W. van der Vaart SmitGa naar voetnoot20., en die van prof. Kuyper de verzekering vernam, dat deputaten voor de correspondentie met de hooge overheid niet wisten, waarom ik gevangen werd genomen, hetgeen, zooals uit bijgevoegde bijlage blijkt, prof. Kuyper zeer goed wist, nu ook nog door prof. Kuyper het mij opgelegde schrijfverbod openlijk als een mijnerzijds slechts als voorwendsel gebruikte fictie wordt aangediend, dan is de broederlijkheid in de (dank zij den Duitschers) thans wel zeer éénzijdig gevoerde polemiek wel heel en al zoek, ondanks de door deze zelfde synode daartegen gekeerde openbare vermaningen, en wordt, gelijk trouwens ook tegenover andere leden uwer vergadering het geval dreigt te worden, de vriendschappelijke omgang schier onmogelijk gemaakt. Ik merk dit op, opdat, indien uw vergadering door buiten-werking-stelling van haar bekende besluit mij alsnog den weg tot medewerking zou openstellen, men verstaan moge, dat ik, zoolang Prof. Kuyper niet zijn dubbele aantijging algeheel heeft teruggenomen, hem de hand niet zal reiken. Tenslotte; onder dit alles heb ik bedacht, en bedenk ik, dat het één dag na | |
[pagina 44]
| |
Pinksteren is. Moge de Heilige Geest onze kerken voor verdere verloochening van den ernst der kerkelijke handelingen bewaren. ‘Uw ja zij ja, en uw neen neen, en wat boven deze is, dat is uit den booze’Ga naar voetnoot21.. Wie ‘tegen’ zijn ja of neen ingaat, die zondigt incidenteel, die doet zonden (meervoud). Maar wie er boven uit-gaat, d.w.z. de kerkelijke of niet-kerkelijke aandachtssfeer verdeelt in wél, én niet onder hoogdruk staande verantwoordelijkheidsregionen, die zondigt altijd, die doet ‘zonde’ (enkelvoud). Het komt mij voor, dat een synode, die publiek broeders laat beschuldigen, en die besluit, de daarbij betrokken zaken af te handelen nádat het voorstel-Scheele om met behandeling te wachten, tot er voor publicatiemogelijkheden gelijkgerechtigheid verkregen is, door haar verworpen is, de door Christus' woord hier aangewezen gevarenzône naderbij gekomen is. Dat zij zich van die houding alsnog naar aanleiding van vele kerkelijke verzoeken rekenschap geve, en zich ervan terug late leiden, is mijn oprechte wensch; mocht deze zijn vervuld, dan zal ik gaarne me weer bij haar voegen. Inmiddels verblijf ik, met heilbede,
Uw broeder |
|