Verzamelde werken 1917-1919
(2004)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
72. Het komtGa naar voetnoot1.Onze lezers zullen zich herinneren, dat indertijd in ons blad reeds melding gemaakt is van een strooming in de Christelijk Gereformeerde kerk, die de Synode van gezegde kerk wilde dringen, om ‘pogingen aan te wenden tot vereeniging met allen, die de Gereformeerde belijdenis liefhebben’. Tevens zal 't sommigen nog wel bekend zijn, hoe door mij in dat verband reeds betwijfeld werd of de gereformeerde kerken wel genade zouden vinden in de oogen van de christelijkgereformeerde groep, als 't er op aankwam, te bepalen, in welke richting zich de vrijage van de Christelijk-Gereformeerden zou uitstrekken.Ga naar voetnoot2. Gebleken is, althans voorloopig, dat mijn twijfel grond heeft gehad. Wij kunnen 't ons voor gezegd houden, dat wij in de eerste jaren niet gerekend worden onder degenen ‘die de gereformeerde belijdenis belijden en beleven’. Gelukkig weten we, wie het zegt. We hebben dezer dagen het volgende bericht in de courant kunnen lezen:
In de voortgezette vergadering van de Synode der Christ.-Gereformeerde Kerk is de volgende gewijzigde instructie van de particuliere synode van het Zuiden aangenomen: ‘De synode spreekt uit: a. dat het de roeping der Christelijk Gereformeerde Kerk, als wettige openbaring van het lichaam van Christus, is, naar allen, die de Gereformeerde belijdenis belijden en beleven, zich uit te strekken; benoeme: b. deputaten, wier beginsel van handelen is neergelegd in de uitspraak der synode van 1910, waar staat, dat alle Gereformeerden uit alle kerken, naar eisch der Heilige Schrift en der Formulieren van Eenigheid geroepen zijn tot de Christelijke Gereformeerde Kerk zich te voegen, en geeft: c. met behoud van dat beginsel deputaten mandaat om aan de “Gereformeerde gemeenten” te vragen, hoe zij denken over een mogelijk samenleven met de Christelijke Gereformeerde Kerk’.Ga naar voetnoota.
Men ziet het: binnenkort komt de ambassadeur van het Chr. Gereformeerde hof officieel huwelijksaanzoeken richten tot de vertegenwoordigers der ‘Gereformeerde gemeenten’. Dat zijn wij niet. Wij zijn maar ‘de Gereformeerde kerken in Nederland’. Bedoeld zijn met dezen naam enkele over 't heele land verspreide, | |
[pagina 322]
| |
grootendeels zonder onderlingen samenhang levende, uit zeer onderscheiden woelingen ontstane, onderling sterk uiteenloopende en malkanderen evengoed als heel de wereld en 't overige christendom soms (niet altijd) zeer wantrouwende groepjes en groepen. O.a. de van Dijkianen in Zeeland. En meer anderen. Vermoedelijk zal de Vrij-gereformeerde gemeente in Vlaardingen ook in de gunst vallen. Ik wensch de benoemde commissie sterkte toe. Want ze heeft een verschrikkelijk moeilijk werk. Allereerst: waar is de grens? Daar zijn zooveel van die groepjes, die zich den naam van ‘gereformeerde gemeente’ gegeven hebben en die, de een wat meer, de ander wat minder, officieel doen. Men heeft gereformeerde gemeenten, vrij-gereformeerde, oud-gereformeerde, dordtsch-gereformeerde, alleen weinig gereformeerd-gereformeerde gemeenten. En over die alle, de officieele en de officieuze, wil nu de chr. geref. kerk haar vleugelen uitspreiden. Ik ben bang, dat er een stuk of wat vergeten worden. En dat zal kwaad bloed zetten. Want deze vriendschappelijkheid wordt natuurlijk als vijandschap opgevat (zooals iedere noodiging tot vrijage in haar begin door een zichzelf bewust meisje). En tegenover den gemeenschappelijken vijand zullen de anders nog al eens keffende broeders zich nu wel solidair gaan verklaren! Maar dan: wat een reuzenwerk! Al die menschen te vergaderen onder de ééne leus van 1834, opgevat volgens chr. geref. fijnproeverij! Dat zal niet meevalen. Want 't wonderlijke is, dat de chr. geref. kerk, die zelf leeft van de middelpuntvliedende kracht, en daarin precies overeenkomt met al die andere centrifugale groepen, nu ineens zichzelf tot centrum verheft en van de anderen beoefening van de wet der middelpuntzoekende kracht eischen komt. Waar dan nog bijomt, de openlijke aankondiging dat de nieuwe vrienden niet worden toegelaten, tenzij ze zich met de uitspraak van 1910 vereenigen: de christelijk gereformeerden über alles! Of neen: de chr. gereformeerden alleen! 't Zal dus een soort evangelisatie worden. Men zal den nieuwen vrienden zeggen, dat men ze bekeeren komt tot 1834 (exegese 1910). En dat is al heel bezwaarlijk. Want altemaal zeggen ze, ieder voor zich, dat ze het opperfijnste kenmerk hebben van wezenlijkste zuiverheid. En dat de anderen grootelijks dwalen. Wie laat zich nu ook door onzuiveren zuiveren, of door ketters vermanen? 't Gaat mis. Heelemaal mis. Als deze profetie beschaamd wordt, zal ik ze openlijk terugnemen. Ik waag dat er op. 't Zou ook al te leuk zijn, als hier in Vlaardingen b.v. de menschen, die van ons weggeloopen zijn om een of andere ruzie om den persoon van een dominee - wat een reden! - nu ineens weer samenkomen zouden met degenen, die dat altijd sterk afgekeurd hebben, maar later toch ook maar eens gedeserteerd zijn, zoogenaamd om de vereeniging van '92. Hoewel - onmogelijk is niets. En als ze consequent waren, de Pieterkarelaars, dan zou 't best mogelijk zijn. Want niet eens de helft van hen is om '92 heengegaan. Dat was maar zoo een leuze. En dus zou 't - als 't maar niet zoo raar stond - heelemaal in de lijn liggen, nu maar weer eens met anderen saam te gaan, al denken die ook heel anders. Als er maar een leus is! En daarvoor waakt de synode wel. Kijk maar in de courant. Alleen één ding is mij niet duidelijk. Wij, gereformeerde kerken, worden niet aangekeken. Officieel constateerde men, dat onze kerken niet behooren bij hen, die de gereformeerde belijdenis belijden en beleven. Maar hoe kan men dan toch zoo makkelijk menschen van ons overnemen? Zijn die wel zuiver genoeg? Ik ken er onder, die van de uitspraak van 1910 nog niet veel begrip hebben. Dat men toch wake! Onze menschen zijn zoo gauw niet ontketterd. |
|