Profeten en evangelisten
(1994)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdEen bloemlezing uit de ‘Schriftoverdenkingen’
[pagina 237]
| |
Het lichtere - bij onsGa naar voetnoot75Wat is lichter, te zeggen: ‘Uw zonden zijn u vergeven’, of, te zeggen: ‘Sta op en wandel?’ Wij kennen het verhaal van Christus en den verlamde, die tot Hem gebracht werd, opdat Hij hem genezen zou. De Heiland begon niet dadelijk met zijn zieke lichaam; neen; Hij sprak eerst zijn ziel wonderlijk aan: uw zonden zijn u vergeven. En toen was het pauze. In de pauze zitten de mensen niet lang stil. Hier ook niet. Men meesmuilt: nu ja, dat kan Hij makkelijk zeggen; dat kunnen we toch niet controleren. Iemand absolutie geven, dat is niet zo moeilijk. Het is voor den één een gebaar van goedkope ziekentroosters en voor betaalde priesters is het een soort dagwerk. Ge kunt er routine in krijgen. Neen, als die wonderdoener nu wat wil wezen, dan moet hij den man eens lichamelijk erboven op helpen; het is heel wat moeilijker, lamme benen te laten huppelen. Toen heeft Jezus hen onder het mes genomen. O, als het goed met hen stond, als ze niet zo brutaal omgingen met God en met den hemel, dan zouden ze het veel zwaarder vinden, zondenvergiffenis te verkondigen dan een zieke beterschap te beloven. Zonden vergeven is: een dode te zeggen dat hij leeft. Ziekte genezen is: wat nog niet dood is, in het leven behouden. Zonden vergeven - dat is: den eeuwigen dood afstellen. Een lamme genezen, dat is: den tijdelijken dood uitstellen. Zonden vergeven, | |
[pagina 238]
| |
dat is: over de eeuwigheid beschikken. Zieken genezen is: in den tijd iets rechtzetten. Zonden vergeven, dat is: een inzicht hebben in de diepten van Gods hart. Maar een genezing, nu ja, die kan een tovenaar ook volbrengen, of een man, die enkel wondergeloof heeft. Zonden vergeven - dat raakt de bizondere genade. Zieken genezen is gebruik maken van de algemene genade. Wie de dingen recht ziet, die vindt het veel moeilijker, absolutie van zonden te geven, dan een genezing te boeken. Maar Jezus kent het hart. Hij weet, dat de Schriftgeleerden heel gemakkelijk zonden kwijtschelden; zij zeiden zelf, dat een schriftgeleerde meer was dan een vader; laatstgenoemde gaf slechts het tijdelijk, maar eerstgenoemde het eeuwige leven. En nu komt Jezus hun zeggen, dat zij alles ondersteboven keren. Ze gaan in Gods stoel zitten en spreken dood en leven in zijn naam; maar die stoel brandt niet onder hen. Doch als de mensen hun op de handen kijken, om te controleren, of hun woord uitkomt, dan zweten ze. De hemelpoort openen en dichtdoen, dat gaat best: de doden kunnen toch niet rapporteren, hoe vaak zij zich vergist hebben. Maar de levenden rapporteren wèl. En daarom durven ze eerder tot een dode ziel, dan tot een ziek lijf zeggen: het is wel... Maar zijn wij beter? Och, ook wij zeggen gemakkelijker het onbewijsbare, dan dat wij ons plaatsen onder de critiek van Gods alwetendheid. Wij durven over God decreteren, terwijl wij van wat onder mensenoordeel valt, onze woorden wikken en wegen. Een wissel op de eeuwigheid trekken met onze lichte woorden vinden wij gemakkelijker, dan een wissel in den tijd betalen met onze zware daden; en dat is ons oordeel. |
|