Profeten en evangelisten
(1994)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdEen bloemlezing uit de ‘Schriftoverdenkingen’
[pagina 231]
| |
Het Woord, garant voor zichzelfGa naar voetnoot72En hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, den profeet. Het overspelig geslacht vraagt een teken. Nu zal God de overspelige natie op die zotte vraag een antwoord geven naar haar zotheid. Zij krijgt het teken van...Jona, den profeet. God durft alles aan, zelfs den schijn van onbetrouwbaarheid, omdat de majesteit van het Woord Gods bij Hem is; dat Woord zal altijd blijken te zijn garant voor en in zichzelf. Het is voor iedereen genoeg. Het teken van Jona...Jona schijnt de onbetrouwbaarheid zelf. Hij moet aan de heidenen verkondigen de majesteit van Israëls God; maar de heidenen kunnen niet tot rust komen, voordat zij Jona overboord werpen. God houdt zijn stormgeblaas in, als Jona maar in zee tuimelt. Zo schijnt God zelf in de hittige vervolging van den persoon des profeten het Woord van den profeet met hem overboord te werpen. Als zijn mond gesloten is in de golven, dan pas ligt het scheepje stil. Zo neemt God aan Jona allen uitwendigen schijn van betrouwbaarheid af, opdat straks Nineve zou zeggen: wij geloven u niet om uws zelfs wille, maar om het Woord; want dat Woord is garant in en voor zichzelf. Ja, Jona is een struikelblok voor iedereen, die het Woord alleen geloven wil, als het komt met uiterlijk gelaat, voor ieder, die voor het Woord bewijzen zoekt buiten dat Woord om. De Joden heb- | |
[pagina 232]
| |
ben dat wel begrepen. Joodse boeken hebben Jona vergeleken met een ontrouwen knecht van een priester. Een priester mocht geen kerkhof betreden, want die graven maakten hem onrein; en als nu zijn knecht hem ontlopen wilde, dan kon hij het gevoegelijkst naar het kerkhof toe, want daar kon zijn heer hem toch niet vandaan halen. Zo wilde ook Jona zijn Zender ontlopen, daarheen, waar God niet komen kon. Ze hebben Jona geen plaatsje gegund onder de 9 heiligen, die naar hun fantasie levend ten hemel opgenomen werden; integendeel, hebben ze uit Jona's begrafenis in de zee ‘bewezen’, dat er een toegang moest wezen uit de diepte der zee regelrecht naar de hel. Op gelijke wijze hebben ze ook beredeneerd, dat er een toegang uit de woestijn naar de hel moest bestaan; want Korach, Dathan en Abiram waren uit de woestijn ‘ter helle’ gevaren. Die vergelijking was voor Jona niet vleiend. Want op die manier blijft vóór en na van Jona's uiterlijken glans niets over; al zijn papieren heeft hij verloren. Maar juist zo wordt Jona tot teken, een teken van de kracht van het Woord. De schippers hebben gezien, dat het Woord zijn eigen boodschappers achterna vliegt, en de Ninevieten hebben het moeten wagen met het Woord alleen, zonder dat die het bracht ook maar een snipper van zijn eigen credentiebrief kon overleggen als zichtbaar garantieteken. En zo zal het ook met den Christus zijn. Hij vaart ter helle; het scheepje van u en mij kan niet varen, als Gods-golven niet over Hem heengaan. Zo legt Jezus alle uiterlijke bewijs af. Hij voert de ergernis en de dwaasheid ten toppunt. Want zijn Woord heeft zijn eigen garantie; men beproeve Hem daarin en zijn trouw zal blijken. |
|