Profeten en evangelisten
(1994)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdEen bloemlezing uit de ‘Schriftoverdenkingen’
[pagina 131]
| |
Wie maakt er een eind aan?Ga naar voetnoot43Wie is er onder u, die de deuren toesluit? De eigenwillige godsdienst is niet in enige waarde, zegt de Schrift. Zij is daarvan zó overtuigd, dat zelfs reeds onder het Oude Testament vrijwilligers worden opgeroepen om, staande in het ambt aller gelovigen, daaraan een eind te maken. Het ambt aller gelovigen is met het geloof zelf gegeven. Wie de ‘republiek der kerk’ wordt ingelijfd, wordt daar als gezalfde werker ontvangen. Zo helder evenwel als onder het Nieuwe Testament deze gedachte is ontwikkeld, zo moeilijk brak dit inzicht zich baan onder het Oude. Geen wonder: daar was de kerk nog geplaatst onder den clerus; daar heerste nog de hiërarchie: daar waren de priesters de tempelwacht, en werd de toegang tot God aan banden gelegd. Des te opmerkelijker mag het daarom heten, dat Maleachi, als de priesters bij den voortduur hun ambt verwaarlozen, de gelovigen opwekt, het hunne tegenover dat der priesters in actie te laten komen. Maleachi heeft den tempel gekend, die na den terugkeer van zijn volk uit de ballingschap was hersteld. Een tempel, minder aanzienlijk dan die van Salomo, maar toch door sterke beloften getekend en door krachtige gebeden gedragen. Maar hoe was al dadelijk na de Reformatie onder Jozua en Zerubbabel het leven ingezonken. En hoe weinig had de priesterschap gebeefd | |
[pagina 132]
| |
voor inhoud én voorwaardelijkheid der aan Jozua bij monde van Zacharia gedane goddelijke toezegging, dat, indien de priesterschap trouw bleef in haar tempeldienst beneden, en ook alleen in dat geval, God de Heere haar zou doen op- en neergaan onder de engelen hierboven. (Zach. 3:7). Ach, het verval was sinds Zacharia schromelijk geworden. De priesters minachten 's Heeren naam (vs. 6): zijn altaar verontreinigen zij; met het offer springen zij slordig om; het hart is er niet in; en het offer zelf wordt niet eens gebracht naar de wettelijke voorschriften (vs. 7, 8). En nu daar achter die prachtige tempeldeuren alles mis is, grondig mis, nu vraagt de profeet: wie is er toch onder u, die de deuren toesluit? Onze Statenvertaling geeft den Hebreeuwsen tekst heel anders weer, maar we zullen kommentatoren als Marti Nowack moeten volgen in hun betere vertaling. Wie is er onder u? Dat wil zeggen: was er maar één onder u! Wat voor één? Die die tempeldeuren in het slot wierp, den toegang tot het offerhuis alzo stopzette, den dagelijksen eredienst onderbrak, en openlijk - zich vrijmaakte van al dat geknoei áchter die tempeldeuren. Wie is er onder u, zegt de profeet. Hij spreekt de priesters, het hele officiële priesterschap aan. Uit de priesters-, uit de levietenwereld, uit de tempeldienaren zelf wil Maleachi er een zien komen, die het stop-sein in werking stelt, en met een krasse daad neen zegt tot de knoeiers, daar achter die vergulde tempeldeuren, Een neen, dat ieders aandacht trekt. En dat onherroepelijk is. Maar als Maleachi naar dezen kring uitziet, dan wil hij toch den priester of leviet, die tot de publieke akte van vrijmaking zich opgeroepen weet, zien optreden in het ambt aller gelovigen. Tempeldeuren ambtshalve sluiten in dézen zin kan alleen de hogepriester. Staat er een priester of een leviet op, die zegt: ik maak me vrij, en ik stop dezen knoeihandel, dan kan men van zo iemand zeggen: hij zet ‘de kerk’ op tegen haar ‘synode’, hij ver- | |
[pagina 133]
| |
zet zich tegen de bevoegde macht; en dezen keer althans zou men daarin gelijk hebben; want priesters staan ook inderdaad onder den hogepriester, en de levieten onder de priesters. En de individu staat onder de wettige vergadering. Ja zeker. En toch wordt zelfs onder deze oudtestamentische gezagsverhoudingen door een profeet onder Geestesleiding gevraagd: wie wil Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen, wie durft de alarmklok hier luiden? Wie durft den opstand prediken? Wie durft het huis te sluiten, dat God zelf onder bepaalde voorwaarden geopend heeft? Wie durft openlijk erkennen, en belijden, dat een tempel, die decisief de tempelwet verkracht heeft, op slot moet en het ambt der gelovigen alsdan op te treden heeft, zich wettig alsdan voortbewegend van het Oude naar het Nieuwe Testament? Want wie openlijk weigert, zich te conformeren aan roepende tempelzonden, die verricht den waren tempelbouw; die werkt ook mede aan de vervulling van den tempel. Die leidt den tempelcultus over van het Oude naar het Nieuwe Testament, waarin (vs. 11) onder de volken 's Heeren naam zal groot zijn en een rein offer Hem gebracht gaat worden. Dat is te zeggen: die brengt den groten dag des Heeren naderbij. Den dag van Bethlehem in Maleachi's dagen. Den dag van de parousie in de periode van daarna. Maleachi riep; maar niemand hoorde. De tempel bleef in functie en in zondige functie. Het verkrachten van de wet werd erger en erger. Maar toen er niemand was, die Maleachi's oproep gehoor dorst te geven, toen kwam de Mensenzoon, de Zoon van den Heere des tempels, het huis zijns Vaders, den tempel, schoonvegen; en zijn laatste adem droeg zijn onmiddellijk verhoorde krachtige gebed, dat God dit tempelhuis zou gaan verlaten, door zijn gordijnen openlijk te scheuren. En deze Christus wil nu van de zijnen het offer van de dankbaarheid. Zij zullen den tempel, die bedrog pleegt tegen de wet, die | |
[pagina 134]
| |
de ordeningen van den tempel, de kerkenordening vertrapt, en die daarin blijft volharden, openlijk weerspreken. Zij zullen beslist en publiek neen tot hem zeggen. Zij zullen hem woest en ledig laten. Zij zullen zich vrijmaken, en het zich conformeren weigeren. En zó zullen zij den waren tempeldienst behouden tot op den dag van Christus' wederkomst. |
|