strijd is. Ook waar alleen tot het sociale leven het onderzoek zich beperkte, heeft toch de zaak der christelijke toekomstverwachting nog altijd recht op belangstelling.
De aanleiding tot de hier aangediende uitgave ligt in het herhaald verzoek van lezers.
Was hier een werkje van min of meer wetenschappelijk gehalte bedoeld, dan zou natuurlijk op de exegetische kwesties, die de bestudeering van de Openbaring van Johannes meebrengt, moeten ingegaan zijn; wat hier vrijwel geheel ontbreekt. Ook bij de nadere bewerking is alle verhandeling over uitlegkundige vraagstukken met opzet vermeden; die zou het karakter van het boekje schaden.
Daarom moge volstaan worden met de mededeeling, dat ten opzichte van de exegese dit geschriftje zich aansluit bij de opvatting, die ten aanzien van het laatste Bijbelboek in den laatsten tijd onder de Gereformeerden meer en meer ingang vond. Om bij de populaire werken te blijven, zij herinnerd, dat dit standpunt in den breede is toegelicht of gemakkelijk is te herkennen in de werken van Dr. S. Greydanus, De Openb. des Heeren aan Johannes, Dr. J.C. de Moor, De Hemel geopend, en Dr. V. Hepp, De Antichrist.
Zoo bedoelt de schrijver voor een bepaald onderdeel der profetie, die over de laatste dingen handelt, de aandacht te vragen. Uitgaande van de Gereformeerde opvatting, heeft hij het wereldbeeld der toekomst op een bepaald punt willen indenken in gehoorzaamheid aan het Woord, dat gegeven is, óók om te spreken tot òns geslacht, van de dingen, ‘die haast geschieden moeten’.
K. SCHILDER.