Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 2
(1949)–K. Schilder– Auteursrecht onbekendMeeleven.Ga naar voetnoot1)Het zijn wijze menschen, die ook van hun vijanden willen leeren. Zulk een vijand is voor ons Multatuli. En ik dacht aan hem toen ik in Delft het van onze kerk uitgaande evangelisatie-werk met belangstelling voor het eerst gadesloeg. Multatuli schrijft in zijn Ideeën ergens o.m. het volgende over een straatprediking, die een evangelist in een volksbuurt hield op een voor 5 cent gehuurden stoel, ergens in Den Haag: En hij preekte! Er was iets lieflijks in zijn stem. Z'n voordracht muntte uit door eenvoudigheid. Waarlijk, 't lag niet aan | |
[pagina 83]
| |
hem, dat z'n woorden geen indruk maakten. Ik herinner me niet, ooit een predikatie te hebben gehoord, die beter beantwoordde aan den zin dien sommigen gewoon zijn aan 't woord ‘evangelisch’ te hechten. De man bracht inderdaad 'n blijde boodschap......aan ieder die gelooft. Voor mij, die niet geloof, was 't 'n treurig staal van welmeenende krankzinnigheid. Ik had medelijden met hem en verfoeide de duizenden en duizenden van z'n geestverwanten, die hem daar zoo alleen lieten staan op z'n gehuurd stoeltjen in den kring van een paar dozijn morveuse jongens. Ik voelde iets als neiging me daarbij te voegen........... En na een sterk gekleurde teekening van de groote moeite, die deze alleenstaande straatprediker deed, om zich verstaanbaar te maken onder het gejoel van dronken lotelingen, disputeerende buurvrouwen en baldadige kwajongens, besluit Multatuli: Vromen te 's Gravenhage......gij die mij verdoemen zult over wat ge - verkeerd lezend! - profanatie noemt......ik verdoern U! Niet ik bega de zonde ‘tegen den Heiligen Geest’, ik die vervuld was van deernis met den mishandelden apostel, ik die 't betreurde, niet 'n oogenblik te kunnen gelooven als hij, om daarvoor 't recht te koopen mij aan z'n zij te stellen, en de helft te dragen van z'n smaad. Gij zijt lafhartige huichelaars, die wel God, Christus, en zaligheid met 'm deelen wilt, maar hem onbeschermd overlaat aan vuil straatgrauw, zoodra hij doet wat gijzelf zoudt doen als er oprechtheid was in uw geloof, zoodra hij aan de ‘hoeken der straten’ de blijde boodschap komt verkondigen der verlossing........of hoe dat ding dan heeten moge. Wat Multatuli in zijn dagen tot de ‘vromen van 's-Gravenhage’ beweerde, is gelukkig niet van toepassing op Delft. Hier wordt niemand op z'n eentje weggestuurd om te preeken, hier behoeft niemand, die preeken wil, voor 5 cent een stoel te huren, hier is het publiek over 't algemeen meer welwillend òf radicaler in zijn onverschilligheid, dan de menschen, die Multatuli begluurde. Neen, ik denk er niet aan te zeggen, dat dit geschrijf ook maar in de verte op ons van toepassing is. Maar toch: wijs is, wie van zijn vijanden leert. Deze schampere christenhater voelt toch met meer dan gewone scherpte, dat evangelisatie niet moet worden overgelaten aan de liefhebberij van een paar welmeenende broeders, die daarvoor tijd en lust en gaven hebben, doch dat ze een zaak is van het christendom, van de kerk, van al de geloovigen samen. Zoodra wij van onze evangelisatie een comité-zaakje maken en een sube-commissie-praat-uurtje er net goed genoeg voor vinden, en niet meer doen, zijn we weg. Ik beweer niet, dat wij sub-commissies en comité kunnen missen. Maar achter hun werk moet uw gebed, uw belangstelling, uw meeleven staan. Anders heeft Multatuli gelijk in zijn vonnis over ons. Neen, we behoeven 't niet alleen te zoeken, gelijk hij meent, in een soort eerewacht of lijfwacht rondom den stoel of de ‘kist’ van den man, die op straat te preeken staat. Er kan óók belang- | |
[pagina 84]
| |
stelling zijn, die wat ànders offert dan 'n uurtje van den tijd, om er bij te staan; - al is dan ook een volksoploopje, dat voor 50 pCt. of meer door onze eigen menschen gevormd wordt, van waarde door zijn suggestieve kracht. Maar in elk geval: de evangelisatie, ook hier, is niet iets van een comité, doch van U. Dat gevoel mag niet verslappen. Ieder heeft hier mee te doen op zijn manier. Evangelisatie en zending......we doen aan die beide nog al veel. Over 't algemeen brengen we voor de zending grooter offers dan voor de evangelisatie. En ik denk weer even aan Multatuli: Ik zal u zeggen waarom gij wegblijft van de straatoefening. Daar wordt niet gemoord. Men lacht er slechts. Op 'n afstand......ver, zeer vèr, in vreemde landen, laat gij door anderen verkondigen wat ge beweert van ziel en zaligheid te weten. Dit is dramatisch en veilig. Gij pronkt met de lijsten der tot de gemeente ‘toegebrachte leden’. De onuitsprekelijkheid der namen der Nieuw-Zeelanders, Hottentotten en Moluksche bergbewoners, zet de zaak gewicht bij. En bij mislukking zooals herhaaldelijk in Japan, op Sumatra, op Borneo, ja overal voorkomt, blijft gij buiten gevaar. Hij voegt er nog meer moois aan toe, dat ik hier niet wil herhalen. O, ik weet het wel, de man snapt er niet veel van; hij kent òns tenminste niet, hij kent onze zending niet. Maar......is er geen gevaar voor een zielehouding, als hier geteekend wordt in de onderscheiden manier van belangstelling voor zending èn evangelisatie, langs psychologischen weg te beredeneeren? Ik geloof het wel. De messteek en de klewanghouw in het lichaam van een zendeling en de brand in zijn pastorie doen vaak meer dan de rustige dagelijksche arbeid. Dat is te begrijpen, want de romantiek zit ons allemaal in 't bloed en de sensatie-zucht is er ook bij andere menschen dan die van de bioscoop, en de zending zal wijs doen, als ze daarmee rekent. Maar het is niet te verontschuldigen. Als de arbeid op zichzelf, de arbeid, ontdaan van alle schokkende bizonderheden en concrete voorstelling voor ons de hoofdzaak was, dan moest de proef op de som er zijn in een geweldig meeleven met de evangelisatie. Want die doet nu eens vlakbij, onder uw oogen, wat de zending zoo heel ver weg doet. Maar een zendeling komt zoo maar eens om de zooveel jaar in 't land, en onze straatpredikers gaan onder ons op en neer. Dat maakt ook verschil. Doch, hoe het zij - uw meeleven hebben we noodig! Elken dag weer. Laat Multatuli ons dat eens 'n keertje zeggen. Als we 't de moeite waard vinden naar hem te luisteren, komt er ook wel weer eens geld. En er moet meer komen, want men wil nu ook beginnen onder studenten. Dat is nog niet eerder gedaan. Maar dat kost erg veel geld. En op raad van Multatuli en volgens het goed recht van wie meeleven wil, wilde ik u dat maar even vertellen. En voorts - den weg weet gij. | |
[pagina 85]
| |
Multatuli vond, dat iemand, die in Christus' naam anderen uitzond om door menscheneters opgegeten te worden, Christus niet waardig was. Nu kunnen we niet allen gaan. En ook niet allen preeken. Maar als hij beweert, dat zending en evangelisatie nooit anders wezen moet, dan ons aller persoonlijke zaak, dan zouden we hem haast 'n hand geven, om hem voor z'n flinke gereformeerde opmerking stevig te bedanken. |
|