Om woord en kerk. Preeken, lezingen, studiën en kerkbode-artikelen. Deel 2
(1949)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend‘Vaders en Broeders.’Ga naar voetnoot1)Nu de Generale Synode weer samenkomt, duikt hier en daar in 't een of andere officieel op haar tafel neergelegd stuk de vroeger zeer druk gebezigde, maar tegenwoordig almeer verdwijnende aanspraak: ‘Vaders en Broeders’ op. Eerwaarde Vaders en Broeders! Me dunkt, dat we met dat ‘vaderen’ maar eens moesten ophouden. Allereerst omdat vermoedelijk niemand weet, wie bedoeld zijn met den naam ‘vaders’. Zijn dat de professoren? Vermoedelijk niet, want 't zou wel onbeleefd zijn, als de ‘broeders’ mochten beslissen, en de ‘vaders’ alleen maar mochten adviseeren. Zijn dat de oude, eerbiedwaardige, grijsharige Synodeleden? De vaderlijk-uitziende, volbaardige partij der senioren? Maar dan vraagt men zich af, wanneer de leeftijdsgrens bereikt werd, die van het broederschap naar het vaderschap promoveert en niet zonder bezorgdheid slaat men achter dezen officieelen glimp van dubbele-eer-waardig-achten den niet te verhelen zucht gade, om bij afvaardiging en benoeming vele vaders te passeeren en menschen van een leeftijd, die aan geen geestelijk ‘vaderschap’ zelfs laat denken, te laten voorsnijden bij de opdissching en verorbering van de Synodale gerechten. Maar voorts: is die onderscheiding van vaders en broeders wel schriftuurlijk? Ik wil wel verklappen, dat ik zooeven mijn Trommius, den hooggeloofde, vader Trommius, heb opgeslagen, | |
[pagina 49]
| |
maar hoe ik zocht, ik heb bij hem geen voorbeeld kunnen vinden van een bijbelplaats, waarin het begrip ‘vader’ voorkomt in den synodalen zin. Niemand zal hier durven wijzen op den zichzelf wederrechtelijk tot priester promoveerenden en zich al even wederrechtelijk doenden promoveeren leviet, die bij Micha, den Efraïmiet, thuiskwam en zich ook, als de eigengemaakte weleerwaarde heer, den mooien term ‘vader‘ liet aanleunen (Richt. 17:10). Met zulk een ‘exemplaar’ kunnen de alleen maar te raden vaders der synode moeilijk in zee gaan. En de vadersprekers, als ze dan met alle geweld van hem leeren willen, zouden tenminste nog dit van hem kunnen overnemen, dat 't zelfs bij Micha niet zoo vaderlijk-eerwaardig toeging; want hetzelfde jonge, ambtelooze mannetje, dat als ‘vader’ zijn deftige entree bij Micha maakte, was hem toch straks ook weer als een van zijn ‘zonen’. Hierarchie was daar in Micha's caricatuur-tabernakeltje niet bekend, ook niet in terminologie. Of wil men soms wijzen op Elisa, die tot Ella zei: ‘Mijn vader, mijn vader’, of op den koning van Israël, die Elisa aansprak met den naam ‘vader’? (2 Kon. 2:12, 6:21). Of erop wijzen, dat Elisa zelf vóór zijn dood door Joas begroet werd met hetzelfde woord, waarmee Elisa Elia had vaarwel gezegd bij diens hemelvaart: ‘mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren’ (2 Kron. 13:14). Maar, zelfs al zou de naam ‘vader’ voor profeten als Elia en Elisa algemeen gebruikelijk zijn geweest, dan is toch nog een verhouding als tusschen Elia en zijn discipel en opvolger Elisa, of ook als die tusschen Elisa, den profeet en Joas, den koning, gezien naar het licht der oudtestamentische rangorde der profeten, iets, dat men - gelukkig - tevergeefs zoekt in onze kerkelijke samenleving, ingericht naar nieuwtestamentisch voorschrift. Neen, onze Synode kent geen Elia's, die Elisa's doceeren en opkweeken en geen onderdanige koningen, die met den vadernaam op de lippen bij profeten op audiëntie gaan. En evenmin leven we in de dagen, waarin Paulus met zijn medezendelingen zich als vaders konden beschouwen van de door hen ‘gestichte’ gemeente. Wie onverhoopt den ‘vadernaam’ wil verdedigen met 1 Cor. 4:15, die ga dan daarmee naar Soemba en Java en importeere hem daar; maar de ‘vaders’ op de Generale Synode - stel, dat er zijn, die dezen vocatief op zichzelf betrekken - zullen toch niet kunnen zeggen, dat zij die hooggeleerde en weleerwaarde en presbyterale zielen hebben gewonnen naar den trant der zendelingen voor 't christendom. Neen, de bijbel verklaart me ook al niet dat wonderlijke ‘vaders en broeders’. En wie hier een bijbeltekst noemen wil - ik doe 't niet - die vinde 't dan op zijn standpunt ook maar billijk, dat ik hem verwijs naar Matth. 23:9: gij zult niemand uw vader noemen op aarde; in verband met het gebod, om niemand rabbi te noemen (vs 7, 8) is dit beroep op den bijbel toch minstens even gemotiveerd, als dat van de vader-groeters. | |
[pagina 50]
| |
Onbeteekenende kwestie? Goed. Maar op de Synode moet alles beteekenis hebben. En dit hierarchische smetje mogen we om der synodale waardigheid wille, wel probeeren af te wasschen. |
|